Hoe moet het nu verder?

Door Wouter Hillaert, op Wed Jul 20 2016 18:22:25 GMT+0000

De hele subsidieslag is voor het kunstenveld vooral een alarmbel: moeten we niet zelf wat actiever gaan nadenken over hoe we het kunstenbeleid anders en beter zouden willen zien? De sector laat dat veel te makkelijk over aan het beleid zelf. Hier alvast vijf snelle voorstellen voor mogelijke next steps, van bijna evident tot eerder wild. Wanneer er niets meer te verliezen is, rest er alleen – behalve protest – extra verbeelding. Vul gerust aan.

72_hillaert_balans.jpg

1) Geef de pool de poen

We mogen niet vergeten dat de diepere grond onder deze subsidiebeslissing niet zozeer de politiek is, maar de nieuwe beoordelingsprocedure waarop de regering zich voor 90% baseerde. Het is al vaker gegaan over de resterende kinderziekten ervan, nu is de tijd gekomen voor nieuwe oplossingen. De meest vanzelfsprekende zijn ook het makkelijkste te organiseren: een betere screening van de pool van beoordelaars en hun zelfverklaarde expertise, een langer invulformulier (en een aparte commissie?) voor structuren met een subsidiebedrag boven het miljoen, enkele vaste inhoudelijke vergaderingen waarop de voorzitters hun visie op elkaar kunnen afstemmen, een heropwaardering van de overkoepelende Adviescommissie tot een interpreterend in plaats van een louter procedureel apparaat, …

Maar het kan verder gaan. Maak van commissies terug een vaste kern van acht mensen en vul die per casus aan met losse experts die passen bij het specifieke dna van het voorliggende dossier. Voorzie voor organisaties een mondeling gesprek naast hun papieren dossier, waarop ze rechtstreeks kunnen antwoorden op de meest prangende vragen van hun commissie. Laat de structurele ronde het láátste wapenfeit zijn van de geïnstalleerde commissies, in plaats van het eerste. Zorg voor minstens een trio van zakelijke beoordelaars, in plaats van één ambtenaar. Deze hele operatie zou dan voor alle organisaties en wisselende commissies kunnen doorgaan op de ‘Grote Subsidiedag’. Zullen we alvast maandag 1 februari 2021 blokkeren?

Welke aanpassingen er ook uit de bus komen, ze moeten een antwoord bieden op vier cruciale uitdagingen.

Ik stel meteen nog een datum voor: op vrijdag 21 juni 2019, precies halfweg de vijfjaarlijkse subsidieperiode, houden we allemaal samen de ‘Grote Evaluatiedag’. Commissies geven elke erkende organisatie dan – live – een vrijblijvende tussentijdse beoordeling, op basis van polls in het hele veld: hoe staat iedereen ervoor, waar mist er dynamiek, waar vallen de gaten? Intussen houdt de hele sector buiten in de zon een uitgelaten barbecue, en geldt slechts één devies: gij zult uw collega’s oprechte feedback geven, en zelfs tips om nog beter te doen. Een beetje meer gedeelde verantwoordelijkheid voor elkaars parcours en voor het veld als geheel, een beetje meer collectieve beoordeling zonder directe desastreuze gevolgen: het zou de kunsten in Vlaanderen veel deugd doen. Onderlinge coaching boven strenge beoordeling.

Voor de finale beoordelingsronde in 2021 kan het nóg verder gaan. Voorzie over commissies heen een tweede ‘landschapsronde’, waarin de aparte beoordelingen voor pakweg de kinderkunsten, de tijdschriften of de kunstencentra nog even naast elkaar gelegd worden. De inzet daarvan zou een korte landschapsbeoordeling kunnen zijn, met aanbevelingen voor de minister. Geef commissies ook voor 80% een basisbedrag dat ze zelf kunnen besteden, plus de volle verantwoordelijkheid daarover, terwijl je als minister 20% achterhoudt waarmee je nog een en ander kan corrigeren of aanvullen. Enfin, welke aanpassingen er ook uit de bus komen, ze moeten een antwoord bieden op vier cruciale uitdagingen: meer eigenaarschap bij de commissies, meer evaluatie van het landschap, meer fijnmazige expertise per dossier, en minder nadruk op de papieren welsprekendheid.

72_hillaert_meeting 2.jpg

2) Naar functiegerichte commissies

Want niet het nieuwe functiegerichte decreet is het probleem, wel dat de beoordeling en de middelenverdeling er niet op aansluit. Om te beginnen zou de voorafgaande Visienota van de minister nog veel duidelijker (ook financiële) uitspraken moeten doen over het landschap, in plaats van een reeks aandachtspunten mee te geven voor élke organisatie. Welke discipline verdient een inhaalbeweging, en voor hoeveel procent? Wat is de ministeriële visie op de relatieve middelenverhouding tussen de verschillende functies in Vlaanderen? Hoe zwaar weegt de regionale verdeling van het geld? Welk aardig potje wacht er voor organisaties die zwaar inzetten op pakweg diversiteit? De minister zou nog veel meer architect mogen spelen, op basis van input uit het veld: hoe bouwen we het gedroomde kunstenlandschap, volgens welke verhoudingen en met welk gebruik van de beschikbare ruimte? Keuzes zijn vooral een inhoudelijk kwestie vóór de feiten, niet enkel een financiële oefening achteraf.

Bundel alles wat zich in Vlaanderen bijvoorbeeld focust op ‘ontwikkeling’ in één vaste commissie, en je krijgt veel meer inzage in de opbouw van het kunstenlandschap.

In diezelfde geest van landschapszorg moeten we durven nadenken over functiegerichte commissies. Het hele vernieuwde decreet is opgebouwd rond de functies ‘ontwikkeling’, ‘productie’, ‘presentatie’, ‘participatie’ en ‘reflectie’, maar het commissiewerk structureert zich nog steeds op basis van disciplines: er is de commissie beeldende kunst, de commissie dans, de commissies theater 1 en 2, … Is dat niet conceptueel inconsequent? Natuurlijk gelden binnen de muziek heel andere noden en gebruiken dan in de beeldende kunst, maar die raken dan ook nooit beleidsmatig in gesprek. Zo kan het nu gebeuren dat een participatie-initiatief voor podiumkunsten met heel andere maatstaven beoordeeld wordt dan een participatie-initiatief in muziek of beeldende kunst, terwijl hun beider inzet op participatie voor hun identiteit toch veel crucialer is dan de discipline waarin ze die toepassen? Bij pop en rock vallen presenterende organisaties nu uit de boot, terwijl ze in de podiumkunsten veelal extra middelen krijgen. Zou het niet veel zinvoller zijn ze samen te behandelen, onder de functie ‘presentatie’?

Bundel alles wat zich in Vlaanderen bijvoorbeeld focust op ‘ontwikkeling’ in één vaste commissie – vanzelfsprekend (aan)gevuld met disciplinaire experts – en je krijgt veel meer inzage in de opbouw van het kunstenlandschap voor de verschillende noden. Hoe verhouden verschillende disciplines zich tot elkaar binnen één functie, hoe sluiten verschillende functies op elkaar aan? Dat zou de beoordeling meer in harmonie maken met het decreet zelf, en eindelijk eens wat meer dialoog opleveren tussen beeldende kunst en theater, tussen muziek en architectuur. Dát is schottenloos denken. Te grote functiecommissies (zoals ‘productie’) zal je natuurlijk moeten blijven opdelen, maar altijd blijft het gesprek over disciplines heen lopen. Dat is niet hoe we vandaag gewoon zijn te denken, maar we hebben wel vijf jaar om eraan te wennen.

72_hillaert_hongkong.jpg

3) Samen voor de projectenpot

Wie herinnert zich nog één zomer geleden? Toen waren het de projectmiddelen die ten prooi vielen aan te weinig geld: slechts 40% van alle positief geadviseerde kunstenaars en organisaties kreeg toen een (vaak nog ingekrompen) subsidie toegekend. Maar liefst 80 organisaties en individuele kunstenaars bleven ondanks hun positief rapport in de kou staan. Er was even wat ophef in de media, plus een opgemerkte actie tijdens Theater Aan Zee, maar heel breed werd het protest van al die losse artiesten niet opgepikt door het meer georganiseerde deel van het kunstenveld. Het was geen slechte wil, maar veeleer voorzichtigheid in aanloop naar de eigen Grote Ronde. Geen bewuste negatie, maar ook niet dezelfde urgentie. Dat is nu wel even anders. Een jaar later zitten kunstenaars, kleine én grote organisaties in precies hetzelfde bad. De stop ervan is uitgetrokken, en het vruchtwater zakt nu voor iedereen.

Wat je met die gedeelde ontstentenis zoal kan doen? Nooit lagen de kaarten beter voor een gezamenlijke lobbycampagne van de hele sector: niet tegen elkaar op voor de kruimels, maar samen voor een groter brood. Inzet van zo’n campagne zou minstens een verdubbeling van de projectenpot moeten zijn: dat kleine korfje waar nu per jaar niet alleen een 800-tal kunstenaars en kleinere organisaties aanspraak op maken, maar straks misschien ook nog eens ruim 50 geschrapte structurele werkingen.

Waar wacht de sector op om eensgezind te pleiten voor minstens een verdubbeling van de projectmiddelen?

Wat er in die korf te rapen valt? Momenteel slechts een kleine 6 miljoen, goed voor één kans op vijf om voor je project ook daadwerkelijk steun te krijgen. Gatz beloofde eind vorig jaar nog een stijging tot 7,9 miljoen vanaf 2017, maar dat zal intussen niet meer worden dan 7 miljoen – anderhalf miljoen lager dan de symbolische grens van 10% van de werkingsmiddelen. Waar wacht de sector op om eensgezind te pleiten voor minstens het dubbele? Wat in 2014 kon met ‘Ik kies voor kunst’, kan nu uitgroeien tot een collectieve blijk van solidariteit met de minst bedeelden. Samen bereikt de kunstensector met gemak één kwart van de Vlamingen, als iedereen zijn publiek aanspreekt met één en dezelfde boodschap: als Vlaanderen groot wil zijn in cultuur, moet het zich niet klein tonen in zijn factuur.

72_hillaert_barbecue.jpg

4) Alle gebuisden naar Limburg?

Welk kortetermijnperspectief rest er anders voor de organisaties die zonder middelen achterblijven? In de commissie cultuur verwezen zowel Jean-Jacques De Gucht als de minister zelf naar de grote instellingen. De Gucht tegen Bart Caron: ‘U vergeet dat de grote Vlaamse kunstinstellingen meer financiële slagkracht krijgen: niet alleen om uit te blinken binnen hun discipline, maar ook om de andere organisaties in de bredere sector te ondersteunen.’ Gatz zelf bevestigde dat de betrokken beheersovereenkomsten dit najaar afgesloten worden. ‘Met maatwerk zullen er ten aanzien van deze grotere instellingen een aantal zaken worden gestipuleerd die ze nog meer dan vandaag kunnen doen voor de rest van het werkveld.’ Dat klinkt alvast veelbelovend: de grote instellingen gaan de gaten helpen dichtrijden. Misschien moeten alle getroffen organisaties dan maar samen één grote lijst openen voor wat ze aan ondersteuning zouden kunnen gebruiken van deSingel, de AB, de twee grote orkesten, het Kunsthuis, de Vooruit en het Concertgebouw? Neem de beleidsmakers op hun woord.

Wie over vijf jaar van buiten de grote driehoek komt, zal bij de politiek makkelijker aandacht en steun vinden.

Nog meer heil zouden getroffen organisaties kunnen gaan zoeken in het regionalistische denken van onze politici. Vaak wordt dat stilletjes verfoeid, maar wie weet ligt daar juist de oplossing? Werd je organisatie geschrapt? Vestig jezelf buiten de grootstedelijke driehoek, probeer daar vijf jaar voet aan de grond te krijgen met een goed verhaal, en het zal je slaagkansen bij de volgende ronde aanzienlijk verhogen. Want in ons Vlaamse parlement vol burgemeesters weegt de regionale verdeling van de middelen een stuk zwaarder dan artistieke overwegingen. Er is veel meer poeha over ‘de kunsten in mijn stad of regio’ dan over de kwaliteit ervan. Zeker in Limburg wacht een win-win, als je ziet hoe sterk de onderfinanciering en de kaalslag aldaar de politieke geesten beroert. Ook Limburg zelf schreeuwt om extra artistieke power, zo lijkt het. Natuurlijk liggen daar vandaag niet meteen grote middelen voor het rapen – zeker nu de provincies worden geschrapt – maar de regionale correcties in de gevaarlijke categorie ‘voldoende’ zeggen genoeg: wie over vijf jaar van buiten de grote driehoek komt, zal bij de politiek makkelijker aandacht en steun vinden, als het om de knikkers gaat.

Klinkt zo’n verhuis naar het oosten dan echt zo gek? Precies vijftig jaar geleden, in de zomer van 1966, werd het de redding van het NKT, het Nederlandse KamerToneel uit Antwerpen. Dat was een goed draaiende toneelgroep, maar wel een met diepe schulden. Uit een fusie met Speelgroep Limburg, georkestreerd door de Limburgse en de nationale politiek, werd het GLT geboren: het Groot-Limburgs Toneel, dat tot zijn einde in 1975 het vierde grootste toneelgezelschap in Vlaanderen was. Een beetje strategisch denken is geen schande.

72_hillaert_meeting 2.jpgoude-grieken.jpg

5) Meerdere dossiers voor dezelfde structuren

Om echt dynamiek te krijgen in het kunstenlandschap, en de stugge betonnering van de machtsverhoudingen te doorbreken, moeten we wellicht veel creatiever gaan denken over het fenomeen subsidieverdeling. Nu gebeurt dat als schoonheidswedstrijd, waarom kan het niet ook als bij aanbestedingen? We maken gewoon een aparte categorie voor die organisaties met een publiek gebouw – groot of klein – en daarbinnen kan iedereen met een goed plan dan meedingen voor de invulling ervan voor de komende vijf of tien jaar. Want wie weet hebben de Antwerpse collectieven wel een veel beter plan voor deSingel of de Bourla dan wie die structuur nu ‘bezit’? Misschien hebben enkele jonge musici wel veel frissere ideeën voor de Bijloke dan de Bijloke zelf? Dan zouden commissies dus meerdere plannen voor dezelfde structuur voorgeschoteld kunnen krijgen, en worden de discussies gegarandeerd een stuk interessanter. En wie het meest overtuigende plan voorlegt, krijgt de sleutel. Een beetje meer ideeënstrijd en wat meer verbeelding zou ons kunstenveld echt geen kwaad doen.

Dien bij de volgende ronde één dossier in met de hele sector.

Gaat dit idee te ver? Laat ons dan maar beginnen met een groot cultureel parlement: welk landschap willen we zelf? Brussels theatermaker Christophe Meierhans heeft voor zo’n gezamenlijk publiek debat ooit een dubbel utopisch voorstel gedaan: 1) gooi alle verkregen subsidies in één pot, en ga dan discussiëren over hoe je dat geld weer wil herverdelen, 2) dien bij de volgende ronde één dossier in met de hele sector, en verdeel de verkregen middelen volgens je eigen regels, niet langer volgens de regels van het beleid. ‘In plaats van de bestaande beoordelingscommissies te vervangen, komt het erop aan om van het culturele veld een echt laboratorium te maken voor politieke, sociale en economische alternatieven. Niet enkel figuurlijk, zoals in kunstwerken (daar natuurlijk ook), maar ook in de praktijk, door als veld al doende zelf het voorbeeld te geven van hoeveel alternatieven er zijn.’

Wouter Hillaert is freelance cultuurjournalist en kernredacteur van rekto:verso.