Hoe authentiek zijn uitvoeringen op "authentieke instrumenten"?

Door Tim De Mey, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Je moet het eens zelf proberen. Leg eens iemand die weliswaar minimaal vertrouwd is met muziekgeschiedenis, die het verschil kan maken tussen pakweg een Mozart en een Prokofiev, maar die Bachs Die Kunst der Fuge nog niet kent, een uitvoering ervan door een viool- of saxofoonkwartet voor. Je kan ervan op aan dat jouw proefpersoon niet alleen aangenaam verrast zal zijn, maar dat hij of zij ook het werk in kwestie veel recenter zal achten dan het eigenlijk is. Dat heeft enerzijds te maken met de bezetting: de klankkleur van een saxofoonkwartet is niet bepaald iets wat men met barokmuziek associeert. Maar het heeft anderzijds ook te maken met de tijdloosheid van een werk van een dergelijk formaat.

Nu is het concept tijdloosheid allesbehalve onproblematisch. Onder die noemer werd immers al heel wat doorgedreven subjectivisme en zelfs regelrecht cultuurpaternalisme gemaskeerd. In deze context volstaat het echter tijdloosheid te contrasteren met wat ik als de verheerlijking van de tijdsgebondenheid van composities beschouw en waarmee ik dus verwijs naar de (al te) wijdverbreide praktijk van uitvoeringen op "authentieke instrumenten".

Op zichzelf genomen is er niets aan de hand met de belangstelling die sommige mensen hebben voor dergelijke uitvoeringen. Er valt zelfs een lans voor te breken: als we tot op zekere hoogte kunnen reconstrueren hoe het Stabat Mater in Pergolesi's eigen tijd klonk, dan bevredigt een uitvoering ervan op authentieke instrumenten een volstrekt legitieme nieuwsgierigheid. Het probleem dat ik met dit modeverschijnsel heb — sommigen verkiezen de term rage — is echter van tweeërlei aard. Ten eerste is er een zekere vorm van snobisme ontstaan, waarbij alles wat niet op authentieke instrumenten wordt uitgevoerd, op voorhand wordt afgewezen. En ten tweede heeft de rage zo een greep op de markt dat je in sommige gevallen echt wel geluk moet hebben om nog een "gewone" uitvoering aan te treffen. Denk bijvoorbeeld aan de symfonieën van Beethoven: Gardiner, Hogwood, Norrington, … alle grote dirigenten grijpen tegenwoordig terug naar authentieke instrumenten en een dito bezetting. (Let wel, ik steek hier geen pleidooi af voor het vergane "Molto Bombastico" van een Furtwängler, Klemperer of Von Karajan.)

Rages hebben zelden rationele gronden. Ze zijn wel te verklaren voor wie ze van buitenaf bestudeert, maar ze zijn moeilijk of zelfs helemaal niet te beargumenteren door wie ze van binnenuit beleeft. Het meest fundamentele argument pro is gebaseerd op respect voor de intentie van de componist. Aangevoerd wordt dat uitvoerende musici, net zoals ze recht doen aan wat in de partituur qua melodie en ritme voorgeschreven is, ook qua instrumentatie, de aanwijzingen van de componist behoren te respecteren. Eigenlijk is dat een drogreden: de onderliggende idee is dat het, tenminste in handen van professionele musici, misschien af en toe wel eens leuk, mooi of creatief zou zijn om te experimenteren met een modernere of zelfs geheel alternatieve instrumentatie, maar dat we systematisch aan die verleiding moeten weerstaan, omdat de minste toegeving op het gebied van de instrumentatie de deur wagenwijd open zou zetten voor allerhande volstrekt verwerpelijke modificaties, bijvoorbeeld qua melodie en ritme, aan de oorspronkelijke compositie. Wie met andere woorden aan de bezetting (en dus de instrumenten morrelt), doet onrecht aan aspecten als ritme en melodie.

En toch betreft het hier een drogreden: het een brengt niet noodzakelijk het ander mee. Sta mij toe meteen door te stoten naar de kern van de zaak. Ik ben het in grote lijnen eens met de opvatting dat de intenties van de auteur gerespecteerd moeten worden. Maar laat het heikele punt in dit debat nu precies dat auteurschap zijn. Als we even abstractie maken van theorieën waarin de inbreng van "de lezer" zo hoog wordt ingeschat dat hij of zij als "coauteur" wordt bestempeld, dan moeten we toegeven dat de componist tenminste de auteur van de compositie is: Beethoven is de auteur van de vijfde (en van de negende). Maar wie is de auteur van een uitvoering? Men kan toch bezwaarlijk volhouden dat de componist de enige auteur van een uitvoering is. We hebben de vergezochte theorieën waaraan ik zopas — ietwat plagerig — refereerde helemaal niet nodig om aan uitvoerende musici het statuut van "coauteur" toe te kennen. En wat met dirigenten en instrumentenbouwers? Zijn zij geen "coauteurs"?

Toegegeven, we hebben het in de eerste plaats over de Mattheuspassie van Bach. Dat is de compositie. Maar als we het over uitvoeringen hebben dan zeggen we toch bijvoorbeeld dat Gustav Leonards uitvoering beter is dan die van Philippe Herreweghe (of omgekeerd, zo u wil)? En dan is het natuurlijk de vraag hoe we, esthetisch gesproken, een onderscheid (kunnen) maken tussen verschillende uitvoeringen van dezelfde compositie. Vinden wij Gustav Leonards uitvoering van de Mattheuspassie beter, louter omdat die meer recht doet aan de intenties van Bach dan de uitvoering van Herreweghe? Ik heb de indruk dat dergelijke overwegingen een belangrijke rol spelen in onze esthetische oordelen met betrekking tot uitvoeringen, maar ze zijn zeker niet zaligmakend. Binnen welbepaalde krijtlijnen die hoofdzakelijk door de partituur getrokken worden, blijft er ruimte voor een aantal aspecten die betrekking hebben op de uitvoering en die we dan, gemakshalve, allemaal onder de noemer "interpretatie" brengen.

En moeten we ook instrumentenbouwers niet als coauteurs van uitvoeringen beschouwen? Voorstanders van uitvoeringen op authentieke instrumenten vinden dat we, ook qua instrumentatie, het vakmanschap van de componist moeten respecteren. Maar hoe doen we recht aan het vakmanschap van instrumentenbouwers? Het is natuurlijk zo dat bepaalde "verbeteringen" aan "authentieke instrumenten" het product zijn van zuiver technische of economische overwegingen. Maar daar staat tegenover dat er ook instrumentenbouwers zijn geweest  die er hun levenswerk van hebben gemaakt, de klankkleur van een bepaald instrument uit te puren en in sommige gevallen kunnen we niet anders dan erkennen dat het over "verbeteringen" in de eigenlijke zin van het woord gaat.

De vraag naar de auteurs van uitvoeringen laat ons ook toe een vergelijking te maken met opvoeringen van klassieke theaterstukken. Stel je voor dat theaterliefhebbers nu plots massaal zouden eisen dat Shakespeare systematisch opgevoerd wordt door een zuiver mannelijke cast, op grond van het feit dat dat de opvoeringspraktijk is waarmee Shakespeare zelf vertrouwd was. Zouden wij een dergelijk streven naar een wel zeer specifieke vorm van "authenticiteit" niet snel afdoen als een folkloristisch curiosum? Is het geen "verbetering" dat vrouwenrollen inmiddels ook daadwerkelijk door vrouwen gespeeld mogen worden? En doen we automatisch afbreuk aan Shakespeare wanneer we daarmee wat experimenteren, wanneer we bijvoorbeeld Hamlet door een vrouw laten spelen of Othello door een Chinees?

Voorstanders van uitvoeringen op authentieke instrumenten kunnen natuurlijk tegenwerpen dat de zeden in het theater helemaal anders zijn: in het theater wordt bijna systematisch geschrapt in de tekst, bepaalde theatermakers specialiseren er zich in klassieke stukken te "actualiseren", etc. Kortom, in het theater is er sowieso geen respect voor partituur noch auteur. Maar mijn punt is, ten eerste, dat stukken van het formaat van Hamlet dat allemaal overleven en, ten tweede, dat we niet noodzakelijk een tekstgetrouwe opvoering van Hamlet verkiezen boven een doorgedreven interpretatie. Onze esthetische oordelen met betrekking tot op- en uitvoeringen zijn met andere woorden op veel meer gebaseerd dan enkel de mate waarin recht gedaan wordt aan de intenties en het vakmanschap van de schrijver en componist.

Naar aanleiding van de vergelijking met theater, wijs ik ook graag op bepaalde excessen bij het streven naar "authenticiteit". Wachten op Godot brengen kan enkel als je je volledig aan de voorschriften van Beckett houdt. Met het totaal-serialisme van pakweg een Boulez krijg je in de "klassieke" muziek iets analoogs. In de tekst, in de partituur, sluit de schrijver of componist op voorhand elke mogelijkheid tot "interpretatie" uit. Als "statement" kan dat natuurlijk tellen en, ik neem aan dat de genoemden nog decennialang populair zullen zijn, maar of je er "tijdloosheid" mee koopt, zou ik durven betwijfelen.

Het voorbeeld van Die Kunst der Fuge werpt nog een andere vraag op. Bach heeft niet aangeduid op welk instrument of welke instrumenten het uitgevoerd moest worden. Wellicht is dat, naast de vermelde "tijdloosheid" van het werk, nog een andere reden waarom er in dit verband nogal wat geëxperimenteerd wordt met modernere instrumenten. Maar de mensen die zweren bij uitvoeringen op authentieke instrumenten vinden dergelijke experimenten ontoelaatbaar: we weten dat Bach geen saxofoonkwartet voor ogen kon hebben toen hij Die Kunst der Fuge schreef, dus mogen we het ook niet door een saxofoonkwartet laten uitvoeren.

Sta mij even toe in herinnering te brengen dat de Mattheuspassie van Bach, wat toch door de meeste mensen als een absoluut hoogtepunt in de muziekgeschiedenis wordt beschouwd, door Mendelssohn aan de vergetelheid onttrokken is. Nu had Mendelssohns uitvoering qua instrumentatie nauwelijks iets gemeen met wat Bach had voorgeschreven. Moeten we gruwelen bij het idee van een uitvoering van de Mattheuspassie door een romantisch orkest? Dat we weten dat het werk op die manier boven water is gekomen, vormt natuurlijk geen argument. Het punt is veeleer dat zelfs in handen van een romantisch orkest een werk van een dergelijk formaat niet inboet aan "esthetische zeggingskracht".

Mijn vraag aan de voorstanders van uitvoeringen op authentieke instrumenten is of we eigenlijk nog toelaten dat composities "de test van de tijd" doorstaan? Wat omvat die test anders dan dat onder wisselende opvoeringspraktijken (en daarbij denk ik natuurlijk in de eerste plaats aan de instrumentatie) een werk niet inboet aan "esthetische zeggingskracht". En dat is precies de reden waarom ik zo hoog oploop met bijvoorbeeld een uitvoering van Die Kunst der Fuge door een saxofoonkwartet. De instrumentatie is eigentijds en de klankkleur is bijgevolg allesbehalve wat de componist intendeerde, maar daarmee krijgen we Bach niet stuk. Integendeel.

Hierboven suggereerde ik dat de nieuwsgierigheid die een uitvoering op authentieke instrumenten kan bevredigen, volstrekt legitiem is. Nu ik een aantal tegenargumenten op een rijtje heb gezet, kan en moet ik dat echter preciseren. De behoefte waarin dergelijke uitvoeringen kunnen voorzien is niet esthetisch, maar veeleer intellectueel van aard. Let wel, wat ik vooral niet gezegd wil hebben is dat het mogelijk is een rigoureus onderscheid te maken tussen esthetische en intellectuele nieuwsgierigheid. Daar geloof ik hoegenaamd niet in; voor je het weet zit je opgezadeld met onbeholpen en bijgevolg onbruikbare abstracties als "het zuiver esthetische gevoel". Het punt is veeleer gradueel.

Je kan horen dat iets mooi is. Mits enige oefening en vooral de nodige bagage, kan je ook horen dat iets op zogenaamd authentieke instrumenten wordt uitgevoerd. Maar je kan toch bezwaarlijk horen dat iets mooi is louter omdat het op authentieke instrumenten wordt uitgevoerd.