Het spook van Marx. Een gesprek met Jaak Perquy, politiek secretaris van de KP.

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Door het laatste KunstenFestivaldesArts waarde er een spook. Dat spook heette het communisme. Met Das Kapital. Erster Band zadelde het Duitse regisseurscollectief Rimini Protokoll zichzelf op met de onvervulbare taak om een van de meest invloedrijke economische traktaten uit de geschiedenis op scène te brengen. Dat roept uiteraard vragen op. Om na te gaan wat de theaterpraktijk zoal zou kunnen tonen aan de politieke praktijk trok ik op uitnodiging van rekto:verso met de politieke secretaris van de KP naar de voorstelling.

Achter de titel van de voorstelling gaan bijna 800 pagina's van een (bij momenten) gortdroog traktaat schuil, dat voluit Das Kapital. Kritik der politischen Ökonomie. Erster Band. Buch 1: Der Produktionsprozeß des Kapitals heet. Marx' tekst wordt om begrijpelijke redenen niet als dramatekst gebruikt. Rimini Protokoll leest het boek daarentegen doorheen de persoonlijke ervaringen van acht mensen van wie de levens door de illustere publicatie uit 1867 rechtstreeks of onrechtstreeks bepaald werden. Het resultaat van dit documentaire theater is een dramaturgisch georchestreerde ontmoeting tussen toeschouwers en (ervarings)deskundigen.

Met zijn achten zijn ze, de personen (geen acteurs) die in Das Kapital. Erster Band optreden tegen het decor van een rommelige bibliotheek, met daarin vele rijen blauwgrijze banden van het verzamelde werk van Marx en Engels, een collectie Rode Boekjes, bustes van enkele communistische kopstukken, een schoolbord dat een gokautomaat verbergt en enkele televisieschermen waarop de naam en het beroep van de performers verschijnen. Zo is er bijvoorbeeld Christian Spremberg, een blinde callcenterbediende en radio-dj die ons zijn platencollectie met melancholische nummers laat horen en vertelt hoe hij ervan droomt ooit kandidaat te worden in het spelletjesprogramma Wie wordt multimiljonair. De piepjonge maar uiterst gedecideerde Brusselse anarchist Archibald Peeters (door het collectief uitgenodigd als vervanger van de jonge activist Sascha Warnecke, die tijdens het Kunstenfestival in Cuba vertoefde), die na de voorstelling in de KVS terug naar zijn kraakpand afzakt, staat er naast de vijftiger Jochen Noth. Noth is een gewezen maoïst die dertig jaar geleden na verscheidene veroordelingen voor radicale protestacties naar China vluchtte en vandaag een bedrijf leidt dat de Duits-Chinese handelscontacten tussen verschillende firma's coördineert. Dan is er ook nog schrijver en personality coach Ulf Mailänder, de enige die een rol vertolkt, maar dan wel van iemand die hij door en door kent: hij speelt de gevallen meesterfraudeur Jürgen Harsken, van wie hij de biografie schreef, uit fascinatie voor beleggingscarrousels, die volgens hem de incarnatie zijn van de allerwildste vorm van kapitalistische winstmaximalisatie. De meest opvallende en beklijvende verschijning is echter zonder twijfel de bebaarde economieprofessor en statisticus Thomas Kuczynski (zoon van de invloedrijke DDR-econoom Jürgen Kuczynski). Na de val van de Muur kwam die niet langer aan de bak in de eengemaakte academische wereld, maar zette zijn studie van de geschiedenis van de economie en van Marx in het bijzonder onverdroten verder. Bij elk van hen werkt of werkte Marx of het marxisme op doorslaggevende wijze op hun leven in.

Hetzelfde kan ongetwijfeld gezegd worden van de heren die mij tijdens de voorstelling vergezellen. Jaak Perquy, politiek secretaris van de Kommunistische Partij Vlaanderen (KP) en een bevriende communist (hieronder 'de kameraad' genoemd), wachten me op aan de KVS. De partij die Perquy leidt, draagt de erfenis met zich mee de meest succesvolle Vlaamse links-radicale partij uit de vaderlandse politieke geschiedenis te zijn, tenminste als we electorale scores als maatstaf nemen. Vlak na de Tweede Wereldoorlog was de (toen nog unitaire) KPB met 23 kamerleden de derde grootste politieke formatie. Van dan af ging het qua electoraat echter bergaf. Het radicale linkse veld versnipperde, en onder meer door onderlinge naijver en wantrouwen tussen de diverse groupuscules blijft hun rechtstreekse politieke invloed (op enkele uitzonderingen na) nagenoeg onbestaande. Meedoen aan verkiezingen doet de KP, die naar eigen zeggen duizend tot vijftienhonderd leden telt, al enkele jaren niet meer, waardoor ze veeleer een beweging dan een politieke partij geworden is.

De ingang tot de 'Bol' van de KVS betreden de meeste theaterbezoekers zonder veel bijgedachten. Voor mijn gezelschap stelt zich echter meteen een probleem: grappend vragen ze zich af of ze 'links' of 'rechts'moeten gaan. De meest dialectische keuze blijkt rechts te zijn. Als we aan dit ironische dilemma al enige betekenis mogen toekennen, dan wel dat wie zich vandaag een communist wil noemen die keuze elke dag opnieuw moet maken en verantwoorden. Bij hedendaagse communisten moet ik denken aan expats die net omdat ze ontworteld zijn hun culturele identiteit scherper dan hun landgenoten in het thuisland ervaren. Alleen zijn communisten niet buitenlands maar buitentijds: ze zijn bannelingen uit een vroeger tijdperk, aangespoeld uit een vervlogen verleden in een onaangepast heden. Het is niet een 'elders' waartegenover ze zich dienen te definiëren, maar een 'toen': toen de wereld nog in twee kampen verdeeld kon worden, Oost en West, communisten en kapitalisten, arbeiders en patroons. Ik vraag me af in hoeverre dit ook de zelfdefinitie van de huidige KP en haar voorzitter bepaalt.

Het is in elk geval deze historische achtergrond van het communisme die intrigeert. Ze vormt dan ook de basis van het gesprek dat ik na afloop van de voorstelling had met Percquy en zijn kameraad. Hoe moeten we Das Kapital vandaag lezen? Wat is het statuut van dit boek nog: kan je het bijvoorbeeld wel op scène brengen? En in hoeverre is Rimini Protokoll daarin dan al dan niet geslaagd?

Een concrete abstractie

Frederik Le Roy: 'Je zei net dat je de voorstelling niet alleen vormelijk maar vooral inhoudelijk zwak vond. Waarom is dat?'

Jaak Perquy: 'In het stuk werd Nietzsche op een bepaald moment geciteerd, met zijn bekende adagium: "Als je naar de vrouwen gaat, vergeet dan je zweep niet". En: "Alles aan de vrouw is een raadsel." Wel, om het eveneens met Nietzsche te zeggen: het stuk was "menselijk, al te menselijk", of beter nog: "concreet, al te concreet." Het is een opeenvolging van verhaaltjes. De ene vertelt hoe hij veel geld verloor bij het gokken, de andere heeft dan weer bakken geld verdiend als frauduleuze speculant enzovoort. Allemaal concrete toestanden waarvan het de bedoeling is om op een niet-theoretische manier de dubbelzinnigheid, de pro's en contra's van de marxistische zaak aan te kaarten. Hun afwegingen zijn echter in geen geval dialectisch in marxistische zin. Verschillende verhalen getuigen van de wantoestanden waartoe het communisme kan leiden, maar ook het kapitalisme blijkt "even groter zever" te zijn. Daarom willen de personages the best of both worlds, zoals de jongeman op het einde van de voorstelling, maar net dat maakt hem volstrekt onmarxistisch en ondialectisch.'

'Deze voorstelling lijkt (om het in theatertermen te formuleren) een soort catharsis na te streven, maar als kritiek is dat niet fundamenteel genoeg. Das Kapital lees je zonder enige bedoeling, niet om de Russen te verdedigen of een apologie van het communisme te voeren, maar als een neutrale analyse van de wantoestanden van het kapitalisme. Net als de algemene relativiteitstheorie van Einstein heeft dit werk geen enkele morele waarde. Als iemand me zou zeggen: "Jij met al je theorieën over de zwaartekracht… Mijn zoon is wel door het raam gevallen, en hij is dood!" Is dat dan kritiek op Einstein?'

FLR: 'Volgens jou maakt deze voorstelling van het lezen van Das Kapital dus te veel een morele aangelegenheid?'

JP: 'Kijk, ik ben lid geworden van de KP in 1997. De boel was dan al lang ontploft. Natuurlijk ben ik vanuit een morele bewogenheid Marx beginnen te lezen, maar Das Kapital is een objectieve analyse van hoe het kapitalisme functioneert. Marx schrijft weliswaar in zijn voorwoord dat zijn analyse subversief is, maar dat kwam niet door de stellingen die hij innam, maar juist doordat hij de intentie had om het kapitalisme louter objectief te analyseren. Door aan te tonen waartoe het kapitalisme noodzakelijk leidt, gaf Marx automatisch kritiek op dat kapitalisme. Maar het boek is niet moralistisch.'

FLR: 'Het demythologiseren van het kapitalisme door analyse houdt ongetwijfeld kritiek in, maar naar mijn mening staan er heel wat passages in Das Kapital die erg moralistisch zijn, zij het vaak in bedekte termen. Marx probeerde een soort moral outrage op te wekken bij zijn beoogde lezerspubliek, met name de Victoriaanse burgerij in Engeland. Er staan passages in over kinderarbeid, over de uitbuiting van vrouwen en over de zedeloosheid die in de hand werd gewerkt door de specifieke woon- en werksituaties die met fabrieksarbeid samengingen. Daarbij spelen kleine details, zoals de vermelding dat de meisjes mouwloze shirts dragen, een belangrijke evocatieve rol. Hij trachtte zijn lezerspubliek met andere woorden niet alleen met zijn economische analyse aan het denken te zetten, maar deed dat ook door in te spelen op een moralistische sensibiliteit. Een van zijn strategieën (naast de wetenschappelijke analyse) was bruuskeren, om dan vervolgens aan te zetten tot een analytische blik. Das Kapital is dan ook een heel retorisch boek dat op verschillende niveaus op zijn publiek wil inwerken. Ik heb de indruk dat Rimini Protokoll in deze voorstelling ook aan die veelzijdigheid aandacht wil besteden. Er wordt een behoorlijke brok economische theorie pur sang uiteengezet, maar daarnaast gaat het ook over hoe de retoriek van het boek gebruikt of misbruikt werd en hoe het in verschillende historische en geografische contexten ingezet werd.'

JP: 'De context waarin een theorie geschreven werd is irrelevant voor de theorie zelf. Je kunt Newton toch ook niet verwijten dat hij het voorbeeld van een vallende appel gebruikt heeft omdat zijn entourage vooral uit fruitboeren bestond? Het punt is dat de dingen naar beneden vallen en dat ze dat altijd op gelijkaardige manier doen. Wat mij betreft is het dan ook onmogelijk om Das Kapital in toneelvorm te gieten. Tegelijk maakt deze ongelooflijke uitdaging om het wel te doen natuurlijk ook juist de aantrekkingskracht van deze voorstelling uit. Als je een aankondiging voor een dergelijke theatervoorstelling in de krant ziet staan, wil je natuurlijk wel eens zien wat ze ervan zullen bakken, maar ze waren er beter niet aan begonnen. Je wordt gedwongen om terug te vallen op voorbeeldjes die te concreet, al te concreet zijn.'

'Een van de belangrijkste inzichten van Marx was weliswaar de "concrete abstractie". Hij was van mening dat je als filosoof niet mocht zweven, en wilde eerst en vooral over de concrete werkelijkheid spreken. Maar op basis daarvan moet je wel abstraheren, anders blijf je steken in anekdotiek van het genre: "Ik ken iemand die stinkend rijk geworden is door een mooie uitgave te maken van Das Kapital…" Of: "Een neefje van mij is in Afrika doodarm geworden…" Daar blijft het dan bij.'

FLR: 'Denk je dat het mogelijk is om die abstractie op een theaterscène te maken? Of is het veeleer aan het publiek om abstracties te maken?'

JP: 'Als je toneel wilt maken, dan moet je de boodschap op scène brengen. Als dat niet mogelijk blijkt, dan moet je geen toneel maken, ofwel de mensen terug naar huis sturen met de mededeling: "Lees dit boek, het staat er allemaal in". Het enige wat je eigenlijk met dit boek kunt doen, is het lezen en bestuderen, en misschien reciteren, zoals ook hier eventjes gebeurt. Het is Rimini Protokoll grandioos mislukt om het onmogelijke waar te maken. De economieprofessor doet goede pogingen om een echte lezing te geven van passages uit Das Kapital, maar dat heeft niets met theater te maken. In de mate dat hij erin slaagt een goede lezing te geven, maakt hij slecht toneel. En in de mate dat men boeiend toneel maakt, wordt het slechte theorie, omdat het te concreet is. Goede literatuur en goed theater zijn natuurlijk noodzakelijkerwijs concreet — het gaat over iemands leven of iemands getormenteerdheid, die zowel letterlijk als figuurlijk "voorstelbaar" zijn — maar ze bezitten altijd een belangrijke graad van abstractie, want Oedipous woont niet bij mij om de hoek. In het stuk van Rimini Protokoll wordt het echter zo concreet dat het iets van een realitysoap krijgt, en net zoals het me geen reet interesseert wie het met wie doet in Temptation Island, zo kan ook dit stuk mij niet boeien. Theater wordt interessant als de personages allesbehalve neutraal zijn en stellingen verdedigen waar ik het als toeschouwer desnoods hartgrondig oneens mee kan zijn.'

Leven na de val

FLR: 'Jij bent met andere woorden meer geïnteresseerd in theater waarin stelling wordt genomen dan in theater waarin vooral vragen worden gesteld? De voorstelling van Rimini Protokolllijkt eerder onder de laatste categorie te vallen.'

JP: 'Vind jij dat? Naar mijn mening zit er een duidelijke lijn in maar wordt elke controverse toch gemeden. Het is een voorstelling van de consensus. Driekwart van het publiek vindt het waarschijnlijk een genuanceerde voorstelling, maar het stuk schiet tekort omdat het de vraag niet stelt welke vraag we ons eigenlijk moeten stellen. Als marxist is dat het eerste wat we ons moeten afvragen: welke vraag moeten we stellen? Marx ontkent bijvoorbeeld geenszins de weldaden van het kapitalisme, integendeel, hij verdedigt het systeem zelfs tot op zekere hoogte. Hij is daar trouwens te ver in gegaan door te stellen dat er geen socialisme kan zijn zonder kapitalisme, waarmee ik het niet eens ben. Maar hij wijst er vooral op dat de vraag of het kapitalisme al dan niet weldadig is, niet het ware probleem is. Wat is er toch mis met dat systeem dat zoveel welvaart creëert en niettemin steeds meer mensen in de armoede drukt? Dáár gaat het om, niet om het feit of het werkt of niet, of je er rijk van kunt worden of niet. Dat is het probleem van deze voorstelling: men doet alsof men weet welke vragen er gesteld moeten worden en geeft daar dan verschillende mogelijke antwoorden op, maar ze slaan de bal helemaal mis.'

FLR: 'Erg frappant in deze voorstelling is het moment waarop twee Chinese vertalingen van de eindzin van Marx' werk naast elkaar worden gelegd. Daaruit besef je dat de recente Chinese vertaling Marx' zogenaamde dialectisch materialisme (de theorie dat het kapitalisme zichzelf noodzakelijk zal opheffen, FLR) sterk benadrukt, terwijl er van deze theorie in de oorspronkelijke tekst van Das Kapital weinig sporen te vinden zijn — daarvoor moet je terecht bij andere geschriften van Marx. De nieuwe vertaling onthult hoe Marx' boek wordt gebruikt om de huidige omarming van de wilde winstaccumulatie te verantwoorden. Dat alleen al lijkt me kenschetsend voor wat deze voorstelling betracht. Zoals in de voorstelling ook verschillende keren wordt aangehaald, was Marx een ontmaskeraar die een economische analyse heeft ontwikkeld om een aantal feiten te ondergraven en mythen te denaturaliseren. Via dergelijke korte maar erg clevere interventies willen de makers aantonen dat ook in de retoriek van en over het marxisme een spanningsverhouding heerst tussen schijn en zijn, die niet zo makkelijk uit te klaren is. Neem nu de Letse filmmaker Talivaldis Margevics uit de voorstelling. Die heeft heel wat geleden onder het Sovjet-imperialisme dat in naam van Marx gevoerd werd. Ondanks zijn afschuw voor het feit dat in een kapitalistische maatschappij alles koopwaar wordt (hijzelf incluis), blijft hij toch sympathie hebben voor de ideologie van zijn onderdrukkers.'

JP: 'Wat er ontmaskerd wordt, is een kritiek op het idee dat men over het marxisme had, en dat is vooral een kritiek op een karikatuur van het marxisme. Ik kan mensen nogal choqueren door te vertellen dat ik pas in 1997 lid geworden ben van de communistische partij. Wel, ik ben bewust na de val van het communisme toegetreden tot de KP, niet ondanks maar dankzij de val. De KP was toen niet meer het bastion van de verdedigers van het "reëel bestaande socialisme", het was gedaan met de "russenpoepers". Er waren natuurlijk goede aspecten aan het staatssocialisme — iedereen had werk, maar de mensen werkten zich niet dood zoals zovele Japanners vandaag — maar voor mij gaat het niet meer om de verdediging van dat systeem. Dat hoeft ook niet meer. In deze voorstelling gaat het niet over het socialisme, maar bijna steevast over het staatssocialisme.'

Een geslaagde mislukking

FLR: 'Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat marxisten soms niet marxistisch genoeg zijn, dat ze althans niet marxistisch genoeg zijn ten aanzien van hun eigen denkbeelden. Een van de fundamentele uitgangspunten in de filosofie van Marx was immer zu historisieren, de vereiste alles altijd in zijn historische samenhang met de materialistische precondities te plaatsen. Ten aanzien van zijn Das Kapital moet je een gelijkaardige houding innemen en je afvragen of de uiteenzetting in onze actuele context al dan niet geldig blijft, zeker als je wil aanhouden dat Das Kapital als economische analyse nog steeds zou gelden. In hoeverre moet je het boek terugvoeren op de historische context waarin het boek geschreven werd, met name het Engeland van midden in de negentiende eeuw, in volle industriële revolutie, toen de nefaste effecten van die industrialisering voor het eerst frappant werden?'

JP: 'Het klopt wat je zegt: Marx historiseerde inderdaad, maar hij deed dat niet zoals ik dat doe tegen mijn kinderen. Ik zeg tegen hen dat alles altijd en alleen maar vanuit een bepaald standpunt kan verteld worden. Ik moet hen wijzen op mijn standpunt om hun de kans te geven om te zeggen: "Papa, die tijd is voorbij." Maar met historiseren is er toch niets mis? Het maakt het mogelijk om de zaken in een perspectief te zien waar je niet buiten kunt.'

FLR: 'Ik zie historiseren zeker niet als een verwijt, integendeel. Ik breng het ten berde als reactie op het verwijt dat u over deze voorstelling formuleert, namelijk dat ze "de vraag naar de vraag" niet stelt, dat er nuance en consensus zou worden gesuggereerd zonder dat de vooronderstellingen daarvan worden duidelijk gemaakt. Waarover had de voorstelling dan wel moeten gaan? Wat zijn voor u de krachtlijnen van het communisme vandaag? Kun je die nog terugbrengen op Das Kapital? Of kun je enkel nog over Das Kapital spreken in de vorm van een getuigenis over wat er was maar er nu niet meer is?'

JP: 'De krachtlijnen van het communisme vandaag moeten Das Kapital zijn. Ik kom, net als die jonge gast op het einde van de stuk, uit de anarchistische strekking van de linkse beweging en ik verzette me dus niet alleen tegen het kapitalisme maar ook tegen het communisme, omdat ik het identificeerde met de totalitaristische Sovjetstaat. Het is een traag proces geweest om datgene te gaan beseffen wat me nu glashelder voor ogen staat, namelijk dat het communisme, zelfs het leninisme, "waar" is.'

'Je kunt niet een beetje marxist zijn of alleen marxist zijn als de revolutie begint. Tegenwoordig wil men vooral niet té radicaal zijn en probeert men de kerk in het midden te houden. Men wil alle vormen van kritiek en revolutionisme tolereren, zolang het maar niet actief wordt uitgevoerd. Deze voorstelling getuigt van die houding. Maar voor mij is het meer dan ooit duidelijk: marxisme moet niet alleen een idee zijn, ook een praktijk.'

FLR: 'In dit stuk staan geen acteurs op scène, althans niet in de zin dat er personages geportretteerd worden die eerst door een auteur uitgedacht werden. De performers spelen zichzelf. Stonden er vanavond echte marxisten op scène?'

JP: 'Nee. Ik ken ze natuurlijk niet, maar in de personages die ze speelden — want dat zijn het uiteindelijk toch, want die mensen spelen mee in een voorstelling en tonen slechts een deel van hun leven — zag ik geen marxisten.'

De kameraad: 'Vond jij het een marxistisch stuk?'

FLR: 'Naar mijn mening was het geen marxistisch stuk. Ik denk trouwens niet dat het de bedoeling was om een marxistisch stuk te maken, wel om iets over het marxisme te vertellen.'

De kameraad: 'Waarom ben jij gekomen? Wat spreekt jou hierin aan?'

FLR: 'Wat mij aanspreekt is precies het concrete verhaal, de manier waarop de wereldgeschiedenis zich in een persoonlijke levensloop kristalliseert. Daarnaast maakt de voorstelling met heel eenvoudige theatrale middelen een aantal van de basispremissen van Marx' boek aanschouwelijk.'

De kameraad: 'Dit stuk belooft iets wat het niet kan waarmaken. Ze hebben waarschijnlijk gedacht: "Das Kapital op scène brengen, daar komt toch iedereen op af!" Volgens mij blijft iedereen die dit gezien heeft echter op zijn honger zitten.'

FLR: 'Maar in deze voorstelling lijkt de mislukte poging om Das Kapital op scène te brengen juist belangrijk. Het ís een verhaal van mislukking, dat wordt ook nergens ontkend, het blijkt uit bijna elke zin die uitgesproken wordt. De vele verwijzingen naar spoken tonen dat volgens mij trouwens ook aan, los van de symbolische rol die het spook in de geschriften van Marx speelt. De mislukking om het oorspronkelijke doel te verwezenlijken mag volgens mij echt niet gelijkgesteld worden aan de mislukking van de uiteindelijke voorstelling.'

De kameraad: 'Het enige moment dat me echt trof was toen we allemaal de Duitse uitgave van Das Kapital kregen en de professor voorlas. Die man leek boven zichzelf uit te stijgen. Toen gebeurde er iets... Een theatrale ervaring. Pas toen dook het "spook" van Marx, het Gespenster dat fascineert en aantrekt, voor mij op.'

FLR: 'Die scène was natuurlijk heel ambigu, want enerzijds leek het wel een bijbellezing met vooraan een hogepriester die het publiek dicteerde ("neem nu pagina zoveel... en nu pagina..., etc.") alsof het verzen uit het Oude Testament waren. Het beeld van de tele-evangelist die zijn congregatie toesprak was dan ook niet veraf, maar anderzijds was net daarvoor de ontstaansgeschiedenis van het boek uit de doeken gedaan, waarbij vooral het bestaan van de vele verschillende edities en versies van de tekst benadrukt werden. Dat laatste is vanuit religieus standpunt natuurlijk des duivels, maar Das Kapital is geen heilig boek.'

JP: (werpt tussen) 'Voor veel communisten is het natuurlijk wél een heilig boek. Maar wat een grote zeveraars zijn dat eigenlijk! Als je een bijbel nodig hebt, word dan katholiek.'

FLR: 'De voorstelling oscilleert tussen de begeesterende mythe en de demythologisering van Das Kapital. Is het niet net de kracht van deze voorstelling (en van het theater in het algemeen) om dergelijke ambiguïteiten een speelveld te geven?'

JP: 'Dat kan wel, maar dan moet je dat expliciteren. Ik denk wel dat theater in staat is om enkele fundamentele levensvragen "voorstelbaar" te maken, bijvoorbeeld door ons te tonen hoe de mens ziende blind kan zijn, zoals wanneer Oedipous zijn ogen uitsteekt. Maar dat gebeurt hier niet. De essentiële vraag die in Marx' Kapital wordt opgeroepen, wordt hier niet voorstelbaar gemaakt. Maar hoe dat dan wel moet gebeuren… Ik ben natuurlijk geen theatermaker geworden, maar een filosoof.'

De kameraad: 'Het boek is weerspannig. Het blijft begeesteren, en dat wordt bij momenten wel heel goed voorgesteld. De sterkste momenten in deze voorstelling zijn wanneer die weerbarstigheid wordt getoond, zoals in de scène met de blinde die een complexe zin uit het boek in braille opneemt. Maar voor de rest bestaat de voorstelling uit goedkope verhalen. Met als dieptepunt die anarchist, Archibald, die zichzelf veel te serieus neemt en deze voorstelling als een politiek platform gebruikt heeft. Het deed me denken aan het goedkope politieke theater van de jaren zestig. Iedereen aanvaardde dat hier omwille van het opzet van de voorstelling, maar neem je die setting weg, dan is het gewoon slecht politiek theater. Er is in deze voorstelling maar één persoon die magie weet op te wekken, en dat is de professor.'

De boeken

Gezien het belang van uitgavengeschiedenis van Das Kapital in de voorstellinghad ik Perquy gevraagd zijn eigen exemplaar mee te brengen. Ik bracht ook dat van mij mee. Hij legt twee edities op tafel: de donkerblauwe Duitstalige uitgave, het drieëntwintigste deel van de in de DDR uitgegeven Marx-Engels-Werke (waarvan alle toeschouwers tijdens de voorstelling een exemplaar toegestopt kregen) en een herdruk van de Nederlandse vertaling die Isaac Lipschits maakte aan het eind van jaren '60.

JP: 'Het Duitstalige exemplaar heb ik gekocht toen ik filosofie studeerde in Gent, voor de lessen van Rudolph Boehm. Daarnaast heb ik een Nederlandstalig exemplaar dat ouder is, uit 1983. Ik heb het gekocht via de Nederlandse Boekenclub, een van de meest kapitalistische instellingen die je je kunt indenken. (lacht) Mijn oudste zus was daar lid van en moest dus elke maand iets kopen. Je moet ook elke maand eens op bezoek gaan bij je zus. Tijdens een van die bezoeken wou ze niet weer een boek over cactussen kopen en van het een kwam het ander.'

FLR: 'Mijn exemplaar is een Engelse vertaling, de Penguin Pockets-uitgave, tweedehands gekocht, wat er duidelijk aan te zien is. Er hangt een fluogele sticker op met daarop in vette letters 'used'. Ik laat het hangen, want het lijkt me wel toepasselijk gezien de lange theoretische passages over gebruikswaarde die in het boek staan.'

JP: 'Ik zie dat je heel wat aantekeningen hebt gemaakt. Zelf doe ik dat niet. Als je immers plots nood hebt aan geld, dan kun je er beter voor zorgen dat je boek verkoopbaar blijft. Heb je het systematisch gelezen?'

FLR: 'Eigenlijk niet. Ik heb het tijdens een seminarie slechts gedeeltelijk gelezen, en dan nog van achteren naar voren. We begonnen met het minst gelezen laatste hoofdstuk over primitieve accumulatie, waarin onder meer een erg speculatieve genealogie van het ontstaan van het kapitalisme wordt geschetst. Marx vertelt bijvoorbeeld hoe de eerste kapitalisten de eerste proletariërs ontmoetten op de markt. Een van die laatsten verkoopt "als vrije man" zijn arbeidskracht aan de kapitalist, waardoor ze eigenlijk pas dan kapitalist en proletariër worden. Het is het meest historische stuk, dat tegelijk het makkelijkst gefalsifieerd kan worden. Maar daarom is het niet minder boeiend, het doet daarin nog het meest denken aan sommige "pseudo-historische" onderdelen in het werk van Freud. Das Kapital interesseert me onder meer daarom.'

'Aan de ene kant is er de filosofische analyse (die an sich erg boeiend is, zeker zijn theorie over het fetisjisme en de waar), maar aan de andere kant is het een ontzettend rijk boek wat narratieve aspecten, retoriek en schrijfkunst betreft. Het een kan echter niet zonder het ander. Pas als je ze loskoppelt, wat volgens mij dus eigenlijk onmogelijk is, kun je volhouden dat het een puur economische theorie is waarin een objectieve waarheid wordt verkondigd die doorheen de tijd en overal blijft gelden. Daarom kan ik jullie kritiek op Rimini Protokoll niet volgen. Hun benadering stelt immers niet alleen de vraag "wat zegt het boek?" maar ook: "wat voor boek is het eigenlijk?" En: "hoe moet of kun je het lezen?" Das Kapital is doorheen de jaren onnoemelijk veel verschillende boeken geworden.'

'In deze voorstelling is de belangrijkste vraag evenwel: "wat deed dit boek met een concrete persoon, op een bepaalde plek en op een bepaald ogenblik, en hoe staat deze persoon daar nu, wanneer hij deze herinneringen met de toeschouwers deelt, tegenover?" Zo vertelt Jochen Noth, de gewezen maoïst die nu in grijs maatpak door het leven gaat, hoe hij in de jaren '60 geld verbrandde op straat. Naar aanleiding van Das Kapital. Erster Band doet hij dat nog eens over, 40 jaar later. Hij is al lang geen overtuigde activist meer waardoor zijn reenactment een parodie van zichzelf als subversieve jongeman wordt en hij beseft dit maar al te goed. "Het wordt moeilijk geld te verbranden eens je ouder bent," zegt hij. Hoe ga je daar mee om? Das Kapital heeft een andere betekenis gekregen nu diens idealisme met het ouder worden taande totdat hij uiteindelijk veranderd is in het soort persoon waarvan hij zich maar al te goed herinnert dat hij deze als jonge hond zou veracht hebben. Kan je daar begrip voor opbrengen?'

JP: 'Leeftijd is van geen enkel belang, evenmin als het aantal keer dat je je gedachtegoed veranderd hebt. Wat telt is de overtuiging waarmee die dingen gebeuren en de inhoud van elk engagement. Je mag zoveel veranderen als je wilt, als het maar niet gratuit is en we erover kunnen discussiëren.'