Het rijk der liefde: Michael Hardt spreekt

Door Isolde Vanhee, op Sat May 14 2016 18:35:21 GMT+0000

We moeten onze angsten overwinnen. Want wie bang is, is volgens de Amerikaanse filosoof Michael Hardt niet in staat tot politieke actie. Gelukkig ziet Hardt overal ter wereld verzetshaarden die de ‘love of the people’ als alternatief poneren voor de angstcultuur. En neen: ‘Geloof in de liefde kan niet zomaar als naïef worden afgedaan.’

‘Liefde in tijden van angst’ zou de ideale titel geweest zijn boven dit interview met politiek filosoof en literatuurtheoreticus Michael Hardt (1960, Washington DC), maar Bleri Lleshi ging er al mee aan de haal voor zijn jongste boek over de noodzaak van een liefdessamenleving. Het geeft aan dat er uitgeweken moet worden naar het zware geschut – liefde, solidariteit, spiritualiteit desnoods – om de angsten van vandaag te bezweren. Toch begint het rijk der liefde voor Hardt met een klein gebaar, met de zorg voor de ander. Liefde bestaat immers niet zonder de idee van de ander. In dialoog met Lauren Berlant, schrijfster van het boek Cruel Optimism, stelt hij dat liefde kan werken als ordenend principe, als stabiel bindmiddel in de samenleving, terwijl Berlant in haar respons ‘Love as a Properly Political Concept’ meer nadruk legt op de liefde die onze levens desorganiseert en ervoor zorgt dat we onszelf overstijgen.

71_Vanhee_MichaelHardt_700.jpg

Niet dit pleidooi voor de liefde als politiek concept maakte van Michael Hardt een beroemdheid, wel zijn boek Empire (2000) met de Italiaanse activist en filosoof Antonio Negri. Samen met Multitude (2004) en Commonwealth (2009) vormt het boek een trilogie over globalisering, geopolitiek en kapitalisme. De centrale hypothese in Empire luidt dat de macht van de natiestaat afbrokkelt onder invloed van het internet en het globale kapitalisme. Tegelijk transformeren de natiestaten samen met supranationale organisaties, corporaties, ngo’s en andere niet-staten in een ‘Empire’, een nieuwe globale wereldorde die eerder opgebouwd is rond kapitalistische dan rond imperialistische soevereiniteit. Empire schetst de mogelijkheden voor hoe de wereldbevolking zich actief tegen dit rijk kan verzetten.

De reacties op die analyse waren op zijn zachtst gezegd uiteenlopend. Voor sommigen zijn de stellingen van Negri en Hardt te hypothetisch en naïef utopisch, voor anderen klinken hun voorstellen juist te weinig radicaal, omdat ze eerder anders-globaliserend dan anti-globaliserend denken. Voor Slavoj Žižek is Empire niets minder dan een hedendaagse herformulering van het Communistisch Manifest. Noam Chomsky van zijn kant liet optekenen dat hij maar bepaalde stukken begrepen had, daar weinig van opstak en niet hield van het intellectuele spel dat de zaken gecompliceerder voorstelt dan ze zijn, wat volgens hem vaak een manier is om macht, prestige en invloed te verwerven.

Manieren vinden om met onze angst om te gaan, is niet minder dan een daad van rebellie

De geschiedenis zelf leek Empire aanvankelijk terug te fluiten. Het boek was nog maar net van de persen gerold toen 9/11 de angst in Amerika deed oplaaien. Ook volgens Hardt heeft dat ervoor gezorgd dat natiestaten tijdelijk weer meer macht naar zich toetrokken en sociale verzetsbewegingen werden teruggeslagen. Toch klinkt er nu weer hoop door in zijn jongste boek Declaration (2012), waarin hij – andermaal met Negri – zijn steun betuigt aan Occupy en andere sociale bewegingen die alternatieve vormen van politieke organisatie willen verbeelden en verwezenlijken. Ondanks de angst.

‘Fear is the glue that holds the society of spectacle together’: dat schreven Negri en jij in Empire in 2000. Is dat vandaag nog altijd het geval?

‘Angst is altijd al een manier geweest om macht te laten functioneren, misschien nu zelfs meer dan ooit. Door de exploitatie van angst groeit er consensus voor allerlei onfrisse politieke praktijken, gaande van Bush’ war on terror en een streng migratiebeleid tot de veiligheidsregimes die ons vandaag worden opgelegd. Manieren vinden om met onze angst om te gaan, is daaromniet minder dan een politieke vorm van verzet, een daad van rebellie.’

Wat kan zo’n daad van rebellie zijn?

‘Ik herinner me een ongelooflijk moment tijdens de bezetting van het Tahrirplein in Caïro. Nadat de ordetroepen het plein hadden bestormd, zaten de actievoerders er de volgende dag gewoon terug. Ondanks de reële gevaren slaagden ze erin om hun angst te overwinnen door samen te blijven op het plein. Dat is vandaag de basis van politieke actie.’

71_Vanhee_TelmaLannoo_700.jpg

Gebeurt het zaaien van angst in Europa niet subtieler en maakt dat het niet moeilijker om er tegen te ageren?

‘Dat is deels waar, al doe je me nu denken aan een doorwerking van Tahrir op de Puerta del Sol in Madrid in 2011. Tijdens de bezetting van de Indignados werd dezelfde slogan gebruikt als in Egypte: “We are not afraid.” Ik kende enkele van de activisten en toen ik hen naar die uitspraak vroeg, brachten ze die in verband met het uitblijven van cliché-geweld tijdens de protesten. Er werden geen ramen ingegooid bij McDonalds en ook vechtpartijen met de politie waren er nauwelijks. Ze voelden geen aandrang tot zulke confrontaties, omdat ze geen angst hadden.’

Na de aanslagen in Parijs overheersten oorlogstaal, doemscenario’s en verscherpte veiligheidsmaatregelen. Zie je dat als pure exploitatie van de angst?

‘Dat meegaan in de angst heeft te maken met het geloof dat we in een clash van beschavingen betrokken zijn. IS gelooft het, maar ook veel Europeanen en Amerikanen geloven dat. Angst gaat samen met dat geloof. De twee kanten spiegelen elkaar. Tegelijk kan ik begrijpen dat het moeilijk is om te midden van de hysterie een politiek standpunt in te nemen dat die strijdlogica doorbreekt. Na 9/11 had het beruchte dictum van Bush dat “you’re either with us or against us” zeer veel impact, hoe onnozel die uitspraak ook is.’

Schrijven we gevoelens van angst niet te snel af als onredelijk en onterecht?

‘Zeker. Ze vallen niet te ontkennen en er is ook veel om bang voor te zijn. Vandaag leiden onze angsten ons echter vaak af van wat ons daadwerkelijk bedreigt. We hebben vliegangst, maar kruipen zonder verpinken achter het stuur van een auto. Terroristische aanslagen zijn natuurlijk even beangstigend, maar we zouden toch meer schrik moeten hebben voor klimaatverandering. Al die dingen waar we onredelijk veel angst voor voelen, kunnen ingezet worden om volgzaamheid en gehoorzaamheid af te dwingen. Al gaan veel mensen hier ook tegenin. De emoties tieren welig, maar toch zie je dat de angst ons vermogen tot zorg, empathie en liefde niet aantast.’

Waaraan denk je dan concreet?

‘Kijk naar al die mensen die ondanks alles vluchtelingen welkom heten, zorgsystemen opzetten en op straat met plakkaten staan te zwaaien. Die zorg voor anderen die we niet persoonlijk kennen, toont aan dat niet alleen angst ons politieke doen en laten drijft, en dat liefde niet enkel bestaat tussen koppels, familieleden en vrienden. Liefde kan zich ook principieel laten gelden in de zorg voor de ander, het bedrijven van politiek en de inrichting van onze maatschappij. Liefde is niet fuzzy. Ervoor pleiten is ook niet louter naïef.’

Om een bruikbaar en zinvol politiek concept te zijn, moet liefde gebaseerd zijn op verschil en verscheidenheid

Waarom is een politieke interpretatie van liefde niet naïef?

‘Liefde schept orde in die zin dat ze helpt om blijvende verbintenissen aan te gaan en een bepaald type van soevereiniteit op te geven. Liefde wordt te vaak gezien als symbiotisch, als opgaan in elkaar, één worden. Als je binnen politiek over liefde denkt als iets dat mensen identiek maakt, riskeer je het soort liefde te propageren dat uitsluiting rechtvaardigt en met name blanke suprematie bevestigt en bestendigt. Om een bruikbaar en zinvol politiek concept te zijn, moet liefde gebaseerd zijn op verschil en verscheidenheid. Dan kunnen blijvende verbintenissen gecreëerd worden, die ons transformeren met behoud van de verschillen.’

Dat klinkt zeer aannemelijk op een lokaal niveau, maar hoe zie je liefde als verbindend politiek principe op wereldschaal functioneren?

‘Dat is inderdaad een serieuze uitdaging. Toch bestaat er een lange traditie die over politieke actie spreekt in termen van “love of the people”. Che Guevara had er de mond van vol en zelfs Macchiavelli hoestte het op. “Love of the people” klinkt als een abstractie en lijkt te passen bij wat ik daarnet nog een foute notie van liefde noemde, namelijk over mensen denken als een eengemaakt geheel. Toch is “love of the people” ook bij revolutionairen verbonden met een open opvatting van ontmoetingen. Als Che Guevara het uitspreekt, zegt hij niet eens de Cubaanse mensen, maar bedoelt hij het breder. De notie van “love of the people” heeft wel een globale oriëntatie, maar bouwt op concrete ervaringen. Guevara kwam ertoe via tastbare revolutionaire acties, terwijl hij van strijd tot strijd trok. Hij moet iets diepers en breders bedoeld hebben dan enkel de mensen die hij onderweg ontmoette, maar tegelijk ook iets pluralistischer dan louter een abstracte notie.’

Is zo’n globale, pluralistische samenleving niet bijzonder veraf vandaag? Je schrijft zelf dat 9/11 minstens in Amerika een serieuze klap was voor de sociale bewegingen.

‘Dat was ook zo. In aanloop naar 9/11 had je heel krachtige sociale bewegingen, zowel in de VS als in de rest van de wereld. Enkele maanden voor de aanslagen liet de antiglobaliseringbeweging nog luid en duidelijk van zich horen tijdens de top van de G8 in Genua. Het lijdt geen twijfel dat 9/11 hen terugsloeg, desoriënteerde en dwong om hun focus opnieuw te bepalen. Tegelijk denk ik wel dat de situatie in Europa anders is. Ondanks de veiligheidshysterie en vele andere conservatieve reflexen lijken de sociale bewegingen in Spanje, Portugal en Griekenland zich toch te kunnen doorzetten. Alleen beperken die reflexen natuurlijk wel hun bewegingsruimte. Je kunt niet ontkennen dat ze verzetsbewegingen voor grote uitdagingen stellen.’

Politieke denkers en activisten leren nog te weinig van artistieke acties en concepten

Europa geldt als de bakermat van de democratie, maar kunnen er zich nu nog nieuwe politieke experimenten en samenlevingsmodellen ontwikkelen?

‘In de jaren 1990 en aan het begin van de eenentwintigste eeuw werd vooral naar Latijns-Amerika gekeken als dé plek waar sociale bewegingen soms zelfs progressieve regeringen aan de macht hielpen. Vanuit de hele wereld trokken activisten jaarlijks naar Brazilië. Meer recent leek vooral het Midden-Oosten de voedingsbodem voor revolutie en democratische experimenten. Dat proces verloopt er nu allesbehalve lineair progressief, maar ik blijf hoop koesteren. Wil dat zeggen dat die revolutionaire mogelijkheden minder sterk aanwezig zouden zijn in Europa? Europa en ook de VS zijn perfect in staat om nieuwe en zelfs revolutionaire samenlevingsmodellen te genereren.’

Zie je die modellen binnen het politieke domein ontstaan? Of is het waarschijnlijker dat ze erbuiten, bijvoorbeeld door intellectuelen en kunstenaars, bedacht worden?

‘Er zijn alvast veel kunstenaars die werken met politieke concepten en die zich engageren in politieke acties. Soms gaan de twee in elkaar op, zoals bij participatieve kunst, die vormen van de participatieve democratie overneemt. Dat politiek denken wordt ingezet binnen de kunsten, lijkt me duidelijk. Maar omgekeerd leren politieke denkers en activisten nog te weinig van artistieke acties en concepten.’

71_Vanhee_TelmaLannoo2_700.jpg

Wat kunnen politieke denkers dan leren van kunstenaars?

‘Artistieke praktijken kunnen bijvoorbeeld inspireren tot alternatieve politieke strategieën van verzet. Occupy Wall Street nam, zeker in het begin, echt de gedaante aan van een artistieke performance. Bij de oorspronkelijke groep waren tal van kunstenaars betrokken uit de kunstenaarsruimte op 16 Beaver Street. Artistieke strategieën werden ingezet door activisten op straat. Dat gebeurt nog veel te weinig. Artistieke acties dringen nog te weinig door op het politieke terrein. Daarvoor zouden politieke denkers meer en vaker aandacht moeten hebben voor kunst.’

Volstaat het om ideeën uit te wisselen? Je zei ooit dat elke intellectueel een militant zou moeten zijn. Geldt dat ook voor kunstenaars?

‘Intellectuelen kunnen activisten zijn en kunstenaars ook. Tegelijk moeten kunstenaars niet doen alsof hun werk politiek is als het dat niet is. Het mag hen ook niet opgelegd worden. Belangrijk is vooral dat we meer gaan appreciëren dat veel kunstenaars en intellectuelen zich politiek engageren. Als ik zeg dat de intellectueel meer een militant moet zijn, bedoel ik niet dat hij iedereen moet gaan vertellen wat er moet gebeuren en dat hij – en het is al te vaak een hij – zich moet opwerpen als alwetend. Intellectuelen moeten in de eerste plaats meedenken. Hetzelfde geldt voor kunstenaars. Zowel voor de kunstwereld als voor de wereld buiten de kunsten is het bijzonder waardevol dat kunstenaars zich politiek engageren of dat hun werk een sociaal project wordt. Ik denk niet dat de ganse kunstwereld dat moet doen. Als alle kunstenaars activisten zouden worden, zouden we heel veel slechte politieke acties hebben.’

Zijn dit geen achterhoedegevechten? Het blijft zeer de vraag of veel politieke leiders wakker liggen van intellectuelen en kunstenaars zonder reële macht.

‘Toch kunnen en moeten ze wegen op het publieke debat. Als het vroeger kon, waarom dan niet vandaag? De verbeelding van een betere wereld kan het verlangen naar die wereld opwekken. Dan moeten enkel de kracht en de macht om te handelen nog volgen. Daarom proberen Negri en ik ons dezer dagen alternatieve vormen van leiderschap in te beelden. Als je ze kunt bedenken, moeten ze al in de kiem aanwezig zijn en zijn ze dus ook te realiseren. Zo willen we reageren op de impasse die je vandaag ziet bij de zogenaamde “leiderloze bewegingen”.’

De VS zijn het vreemdste land dat je je kunt inbeelden. Alles kan er, en ook alles tegelijk.

Worden nieuwe sociale bewegingen verkeerd geleid?

‘Er is zogezegd geen alternatief. Ofwel kies je voor puur horizontalisme en de totale spontaniteit, ofwel trek je je terug in oudere vormen van gecentraliseerde en electorale structuren zoals Podemos en Syriza. In het beste geval kan je zo ruimte proberen te maken voor sociale bewegingen zonder leider. Er lijkt dus geen echt alternatief voor het traditionele politieke leiderschap, maar toch proberen we nu ideeën te formuleren en voorstellen te doen. Het is geen eenvoudig vraagstuk. Een zekerheid is dat leiderschap altijd flexibel en tijdelijk moet blijven.’

Over nieuw leiderschap gesproken. Is het mogelijk dat Donald Trump president wordt van de Verenigde Staten?

‘De VS zijn het vreemdste land dat je je kunt inbeelden. Alles kan er, en ook alles tegelijk. Ik herinner me nog de tijd dat Ronald Reagan kandidaat was. Het leek compleet absurd. Kregen we nu een slechte acteur als president? Sindsdien ben ik voorzichtiger geworden in mijn eerste reactie. Dus ja, ik acht het zeker mogelijk. Nogmaals, het is een vreemd land. Al moet Europa daar niet heel veel voor onder doen. Denk aan Berlusconi in Italië. Het kon en kan ook in Europa.’

Isolde Vanhee is docent aan LUCA School of Arts en kernredacteur van rekto:verso.