Het lijf mag je hebben, maar de kop is van mij (deel 3)

Door Joost Vandecasteele, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Lieve zes lezers (nummer zeven heeft ondertussen een eigen mening kunnen ontwikkelen en hoeft dit soort bladen niet meer te lezen), dit zijn de nieuwe tijden, dit zijn de rustige tijden. Brussel voelt verlaten aan nu de helft op bezoek is in het thuisland, waarschijnlijk om de glorie van het cultuurhuis Daarkom te bezingen en te vertellen over Rachida Lamrabet die weigert gekenmerkt te worden als puur allochtone schrijfster en nu na twee boeken over allochtonen een stuk over allochtonen zit te schrijven voor 't Arsenaal.

Het is zomer, lieve vijf lezers (nummer zes heeft zich dood gegeeuwd bij het aanhoren van de selectie voor het theaterfestival) en een nieuw theaterseizoen staat te trappelen om zoveel tekstloze stukken te tonen dat het publiek rond Kerst furieus begint te roepen 'Leer een keer een zin van buiten, godverdomme'. Want lieve vier lezers (nummer vijf is juist opgebeld of hij anders minister van Cultuur wil worden), hoewel de helft van mijn inkomen afkomstig is van het schrijven van moppen (zie column 1) voor wanhopig humoristisch bedoelde radioprogramma's en van het voorlezen uit eigen werk (zie column 254 onder voorbehoud) samen met vijftien andere auteurs waarvan ik ook nog nooit heb gehoord, ben ik eigenlijk officieel een theatermaker. En zoals schrijvers een ongezonde jaloezie voelen voor de aandacht die een andere schrijver krijgt, koesteren theatermakers een ongezonde desinteresse in elkaar. We vinden het allemaal goed, zolang het niet te veel op dat van ons lijkt. En we dromen, lieve drie lezers (nummer vier is ook maar een boek beginnen te schrijven met als titel Ik hoor liever het doodsgereutel van mijn eerstgeboren kind dan twee minuten a capella gezang, een pageturner van 800 pagina's over zeven mannen die niet enkel nul zangtalent hebben maar ook nog eens te lui zijn om een instrument aan te leren en nu huwelijksfeesten lastigvallen met 'popom popom'), alle theatermakers dromen. De meesten over erkenning en succes, over Avignon en iets meer centen. Maar sommigen dromen over onmogelijke stukken, projecten die nooit zullen bestaan. Niet omwille van kostprijs, maar omdat het medium theater het alleen maar zou verneuken. Terwijl er gezelschappen zijn die aan een vliegende vaart ouwe Russische romans uit de kast halen, wat scènekes eruit opvoeren en dan bij gebrek aan beter in een rij gaan staan om gewoon het einde te vertellen (Voelt u zich aangesproken? Sms dan 'ik heb geen originele ideeën meer' naar 4342), zijn er nog boeken, films, comic books en zelfs stukken die de overgang naar een podium nooit zouden overleven. En ieder rechtschapen maker heeft er een paar liggen, naast zijn bed of laptop, en zal pas kunnen stoppen als het hem of haar ooit gelukt is. Dit is een selectie van de mijne, lieve twee lezers (nummer drie heeft eindelijk een rijbewijs gehaald en behoort niet meer tot het doelpubliek van rekto:verso). En ja, ik word persoonlijk, want het is godverdomme mijn column, mijn freedom of speech op 2 A4's.

'All whores have one thing in common, just like chumps humping for the white boss, it thrills them when the pimp makes mistakes. They watch and wait for his downfall. A pimp is the loneliest bastard on earth. He's gotta know his whores, he can't let them know him. He's gotta be god all the way.'

Zo begint Pimp, de autobiografie van de ex-pooier Robert Beck aka Iceberg Slim. Daarna volgen er 300 pagina's van de meest rauwe en eloquente vertelde avonturen van zijn dagen op straat als pooier, waar hij studentjes ontmaagden vertaalt als 'to slit the maidenhead of a curvy coed' en beschrijft hoe 'gorilla pimps' hun 'dope dozed bitches' in het gareel houden. Zelfs een heel hoofdstuk van hoe je ieder lief kunt omvormen tot een hoer en blijkbaar werkt het bij iedereen. Het is echter en intenser dan ieder boek dat ik ooit zal produceren en een goudmijn aan fantastisch materiaal. Maar hoe krijg je zoiets op scène zonder het belachelijk te maken of zonder jezelf belachelijk te maken, welke Vlaamse acteur kan geloofwaardig een pooier spelen zonder te vervallen in de zakken olympique dramatique ironisch kwinkslag spel en welke Vlaamse actrice vermijdt het cliché theaterversie van een vuilgebekte hoer die niet eens haar bh durft uit te trekken? Het vereist een juiste balans tussen oprechtheid en performance, een soort spel dat bijna niet meer gespeeld wordt in Vlaanderen. En los van casting, hoe evoceer je grimmigheid en gevaar aan een publiek dat 15 euro heeft betaald om in het donker op pluchen zetels intellectueel geëntertaind te worden? Het is de ultieme vraag van theater, hoe krijg je de toeschouwer, geborgen in zijn veilig kader, toch een beetje bang? (stuur je antwoord op een gele briefkaart naar de redactie van rekto:verso en maak kans op nog een gratis exemplaar)

'Every day is 9/11'

Dat is de eerste tekst die je leest op de allereerste pagina van DMZ, de 'comic book tour de force' van Brian Wood, een tekenaar/scenarist die in 1997 als eindwerk Channel Zero uitbracht, een vijfdelige reeks over antiglobalisten in een prachtige zwart-wit cut and paste stencil-stijl. In zijn nog lopende serie DMZ vertelt Wood het visionaire verhaal van een toekomstige burgeroorlog in Amerika met New York als een afgesloten 'Demilitarized Zone'waarin één journalist verslag uitbrengt van de dagelijkse struggle en backdoor politics. En hoe verslavend iedere aparte issue ook is, ik ben verliefd geworden op die eerste woorden. Die korte zin is mijn rolmodel geworden van een perfecte openingszin en een voorbeeld voor hoe elk verhaal een consequent gevolg moet zijn van de eerste regel. Die korte zin is verantwoordelijk voor het tientallen keren herschrijven van de eerste zin van mijn volgend boek, tot het straf en spannend genoeg is om er 90.000 woorden aan te breien. Die korte zin draagt de belofte van geweld in zich, biedt een link naar het Kennedy-moment van onze generatie en openbaart een wereld die bijna de onze kan zijn. Met zo'n eerste zin kan de rest alleen maar een teleurstelling zijn, maar dat is het niet. Integendeel.

Maar opnieuw geen flauw idee hoe ik dit moet ensceneren. En lieve lezer (nummer twee heeft nu pas door dat ik niks over Benjamin Verdonck zeg en iets anders interesseert haar niet), je kunt je afvragen waarom. Waarom die noodzaak om dat soort dingen op scène te zetten? En het antwoord is dat ik het niet weet. Noem het obsessie of profileringdrang of 'omdat niemand anders het doet' of 'omdat het zou moeten kunnen, anders heeft theater voor mij alle relevantie verloren' of gewoon goesting. Ik kan niet verklaren waarom ik liever 'Silent Hill 4, the room' wil regisseren dan welke Tsjechov dan ook. Misschien is het gewoon een latent puberale reflex, geen desinteresse in andere makers, maar in theater zelf, wat een drang tot misbruik van het medium met zich meesleurt.

Volgens zelfverzonnen studies heeft iedere theatermaker ongeveer zeven jaar om zich te bewijzen, daarna wordt hij ofwel opgeslokt door grote huizen om de voorstellingen te maken die hij als theaterstudent zelf afgrijselijk vond ofwel maakt hij voorstellingen die middelmatig genoeg zijn om niet te moeten stoppen ofwel bereikt hij een onafhankelijke status om te doen wat hij wil doen met grote en kleine huizen als onmondige producenten. Daarna is het aftellen voor hij door een volgende generatie als passé en irrelevant wordt beschouwd en gewoon terugvalt op ouwe glorie en gekende trucs. Het zijn maar studies natuurlijk, andere onbestaande studies zeggen juist dat alles oké is en alles oké blijft als we gewoon verder doen zoals we bezig zijn.

Ik ben een door het RITS afgeleverde theatermaker met nog een vijftal ideeën die hopelijk ooit theatraal driedimensionaal worden en dan tien keer gespeeld worden in de usual suspect huizen, daarna stop ik in het volle besef dat theater maken nooit bedoeld is om een levenslange carrière te zijn. In mijn fantasie zie ik hoe iedere maker en regisseur na het voltooien van hun droomprojecten er gewoon mee kapt en kuddes verwarde acteurs en actrices achterlaat die wildvreemden vastklampen met de vraag 'ben ik concreet aan het klappen?' of, nog erger zelfs, dan maar als spelerscollectief zelf stukken maken. De horror, de horror.

Lieve lezer nummer nul (de enige lezer voelt een moraal van het verhaal opkomen en heeft daar geen zin in), maak alstublieft enkel de dingen die je tot op het obsessieve af wil maken, want zoveel tijd om iets te betekenen is er niet.