Het lichte pad

Door Peter Van den Eede, op Sun Jan 13 2013 15:48:57 GMT+0000

‘Zwaar theater’: het lijkt soms een staande uitdrukking geworden. Maar zo hoeft het niet te zijn. Rekto:verso vroeg twee theatermakers, Peter Van den Eede (De Koe) en Frédérique Lecomte (Théâtre et Réconciliation), waarom ze in hun werk zo bewust voor lichtheid kiezen. Hun programmaverklaring leest minder licht dan hun voorstellingen. Noodzaak, heet dat.

Wat is ‘lichtheid’? Je hebt ‘lichtheid’ als doel. Je hebt ‘lichtheid’ als middel.

In het eerste geval gaat het louter en alleen om het vermaak. In het tweede geval gaat het om een vormkwestie waarbij ernstige, vaak moeilijk verteerbare onderwerpen ‘licht’ worden gebracht. Reden daartoe zou kunnen zijn: de artistieke dialoog met de toeschouwer niet problematiseren, maar sublimeren.

Alles in het leven heeft een bepaald gewicht. Naargelang onze fysieke of mentale kracht worden de dingen lichter of zwaarder. Iets wat zwaar op de hand is, proberen we te verlichten. Het is een natuurlijke reflex om wat dan ook draaglijk te maken.

55_VdEede380.jpgIs het ons competitieve brein dat alles wil doorgronden, waardoor mysterieuze, complexe, donkere zaken vaak zo’n aantrekkingskracht uitoefenen? Of ligt het aan een onbestemd romantisch gemoed dat zich juist wil nestelen in het ondoorgrondelijke? In elk geval vinden we zware kost pas aantrekkelijk als we geloven dat we die ook kunnen verteren. Zelfs de meest deprimerende kunst moet uiteindelijk toch het gevoel van bevrijding en verlichting bieden. Dus ook in de kunsten mag het best zwaar zijn, tenzij dat het genot van ‘de emotionele begoocheling’ in de weg staat. In dat geval spreken we veelal van overtollig gewicht in valse ernst. Als de ernst te veel au sérieux wordt genomen, verliest hij zijn geloofwaardigheid. Hij wordt pretentieus of pathetisch. Met geen van die twee is kunst gediend.

Het belangrijkste paradigma in de postmoderne kunst wordt voor mij gemarkeerd door een tegengestelde dynamiek van lyriek en ironie. De efficiëntie ervan moet het ondraaglijke licht en het lichte ondraaglijk maken. Tegenover het modernisme – en na de wereldoorlogen – is dat misschien de belangrijkste omkering. De ernst wordt pas echt ernstig als hij niet ernstig wordt genomen. In die paradox ligt de postmoderne bevrijding. Het onderwerp kan dan wel zwaar zijn, in de behandeling ervan moet daar iets tegenover staan. Het geheel moet in beweging brengen, innerlijke deining veroorzaken én de toeschouwer niet tot wanhoop drijven, maar begeesteren.

BEGOOCHELING

Wat zwaar op de hand is, is niet zelden het resultaat van onkunde. Men neemt geen of te weinig afstand. Men poëtiseert niet, maar naturaliseert; men abstraheert niet, maar concretiseert; men vereenvoudigt niet, maar compliceert. Men wordt geraakt zoals men door een journaal of door brandend maagzuur wordt geraakt. Kunst gaat echter niet over dagelijkse realiteit, maar over de diepste zin der dingen ervan. Het moet verteerbaar zijn voor het de belofte kan dragen van een sublieme dialoog. Nu is het niet zozeer het onderwerp, als wel het voorwerp dat eruit voortspruit, dat de verteerbaarheid bepaalt. Als het onderwerp blijft steken in ongeraffineerde informatie, wordt het voorwerp niet geboren, maar uitgelegd.

Peter Van den Eede in Wit, De Koe.jpgIn het theater zien we dat probleem bij veel voorstellingen die te duidelijk ergens over willen gaan. Hoe meer uitleg men geeft, hoe minder men in wezen vertelt. Uitleg en informatie staan haaks op het zuivere artistieke, omdat ze inzoomen op herleidbare feiten en standpunten. De confrontatie met de toeschouwer wordt gekanaliseerd en aan banden gelegd. Hij moet niet vooral voelen, maar goed luisteren en kijken. De synthese van de voorstelling wordt hem meegedeeld. Zo dreigt kunst te verzanden in manifestaties van artistiek geformuleerde ernst. De abstracties en metaforen maken plaats voor boodschappen van algemeen nut.

Het informatieve en het artistieke hebben nu eenmaal twee verschillende doelen. Waar het ene ons wat aan het verstand wil brengen, wil het andere – dwars door het verstand – begoochelen. In een poging die twee te verstrengelen, wordt de suprematie van de uitleg te vaak gewaardeerd. De onherleidbaarheid van kunst moet plaatsmaken voor een herleidbaar verhaal in een herkenbare artistiekerige cocon. Zo worden de podia meer en meer bezaaid met informatiespektakels die moraliseren. Populisme in het theater. Duidelijke meningen en boodschappen gelden als veilige garantie voor diepzinnigheid. Maar is al wat gewicht heeft, per definitie diepzinnig? Is ernst op zich diepzinnig? Is het diepzinnige altijd artistiek? En vooral, waarom moet kunst ergens toe dienen?

Wat zwaar op de hand is, is niet zelden het resultaat van onkunde

Het enige nut van kunst is dat ze geen nut heeft. Tenzij men esthetische troost en poëtische inzichten als levensnoodzakelijk ziet. Toch was de kunst door de geschiedenis vaak het instrument van politieke en religieuze belangengroepen. De kunst als dienstbaarheid. Nog altijd is de emancipatie van de kunst bijna altijd in het gedrang. Toeval of niet, maar parallel met een afnemend kerkbezoek, lijkt het westerse theater een groeiende vrijplaats te worden voor morele boodschappen. Er is nood aan kunst, morele standpunten en maatschappijkritisch denken; maar het gaat over verschillende noden die niet met elkaar verward moeten worden. De maatschappijkritische blik van de kunstenaar overschaduwt vaak zijn esthetische preoccupatie. Voor de geëmancipeerde artiest is vorm niet alleen het middel, maar ook het doel om zich te uiten. Daarin ligt zijn inhoud verscholen. Wanneer men zijn esthetische onderzoek onderwerpt aan een niet mis te verstane boodschap, ondergraaft men de idee van ‘de aller individueelste expressie van de aller individueelste emotie’.

We weten bijna allemaal dat we op het toneel niet moeten moraliseren. Toch wordt er op grote schaal gemoraliseerd. Dat het subtieler gebeurt dan vroeger, is nog het grootste probleem. In feite wil de kunstenaar slechts het onzegbare zeggen. Het authentieke, maar onherleidbare moment van een ultieme begoocheling.

HUMOR EN IRONIE

Om nu het belang van lichtheid naar waarde te schatten, moeten we een duidelijk beeld hebben van het tegenovergestelde. Wat ervaren we als zwaar? De confrontatie met pijnlijke gebeurtenissen waarvan we geen zekere afstand kunnen nemen. Ziekte, liefdesverdriet, hongersnood, corruptie, machtsmisbruik, verraad, moord, genocide, zinloos geweld, pestgedrag, dierenleed, natuurrampen enzovoort, zijn allemaal toestanden die een normaal mens zwaarmoedig maken en alleen al daarom stuk voor stuk ernstige aandacht verdienen. Politicologen, sociologen, filosofen … beleggen congressen of schrijven essays, ze analyseren met alle wetenschappelijke middelen de problemen; ze gaan het maatschappelijke debat aan met als uiteindelijk doel: oplossingen zoeken om het leed van de mensen te doorgronden en zo mogelijk te verzachten.

In een vrije wereld kan iedereen zijn actieve of passieve bijdrage leveren en standpunten innemen. Ook de kunstenaar, maar we kennen inmiddels de gevaren als hij dat klaar en duidelijk via zijn medium doet. Men neemt niet alleen een loopje met de ontvoogding van de kunst, maar wat is dan nog haar dieper liggende zin? Kunnen we trouwens die dieper liggende zin wel bereiken zonder de nodige lichtheid?

Humor en ironie kunnen niet onderschat worden, als we ons licht willen werpen op de donkerste spelonken van de ziel. In dit tranendal is het leven zonder humor pijnlijk, zwaar en onverdraaglijk. Humor is ons noodzakelijke ventiel voor mentale decompressie en het hoogste menselijke middel om te ontsnappen aan de hel van de dodelijke ernst. Telkens als we op de uiterste grenzen van ons rationeel vermogen kunnen stuiten, zonder ons doel te hebben bereikt, resten ons de emoties van woede, huilen of lachen. Met de lach verlichten we onszelf ultiem om het leven alsnog verder te zetten zonder zelfmoord, repressie of bloedvergieten.

In alle ernst is lichtheid van bijzonder belang

Toch stellen we vast dat het veelal de ernstige dingen zijn die ernstig worden genomen. Terwijl ze dus in de kunst juist aan betekenis winnen als ze niet ernstig worden genomen. Het is fout om ironie te misprijzen. Ze opent het denken en behoedt ons voor valse pathos. Voor de ironicus vormt elke toestand van sacrale ernst een potentieel gevaar. Voor hem is elke gesloten wereld waarin het belachelijke geen plaats heeft een broedplaats voor dogma’s en dus het einde van het intellectuele avontuur.

In alle ernst is lichtheid van bijzonder belang. Niet het inhoudelijke lichte, maar het stilistische lichte. Het bedrieglijke lichte. Ironie houdt alert, schudt wakker uit een verhaal dat ons meesleept. Het is onze kritische zekerheid, de postmoderne zotheid, ons hoogste goed. Het is de barst in ons intellectuele plafond waardoor we vogels zien vliegen. Het is ons sterkste wapen tegen fundamentalisme, de tirannie van de ernst.

Peter Van den Eede is artistiek leider van theatercollectief De Koe.