Het kansloze escapisme van Johan Harstad

Door Alexander Van Caeneghem, op Sat Jul 30 2011 19:24:25 GMT+0000

Terwijl de sociaaldemocratie onder vuur ligt als dirigent voor de financiële en economische crisis, neemt de Noorse schrijver Johan Harstad haar ook kwalijk dat ze geen antwoord biedt op enkele fundamentele menselijke behoeftes. In zijn nieuwe roman Darlah is dat niet anders: groot zijn de bezwaren tegen het leven in het boek. Toch is vluchten voor de beste Scandinavische schrijver van het moment nooit een oplossing.

VanCaeneghemHARSTAD_DarlahDarlah. 172 uur op de maan (2011) is een scifi-thriller. Harstad heeft het over een fictieve maanbasis in de Zee der Stilte, waar Armstrong en Aldrin landden in 1969. Om makkelijker media-aandacht en fondsen te werven voor een nieuwe maanexpeditie naar Darlah in 2012, schrijft de NASA een loterij uit om drie tieners mee te nemen: Mia uit Stavanger, Midori uit Tokio en Antoine uit Parijs. Alleen: de NASA heeft nooit verklaard waarom ze precies terug naar de maan wil. De uiteindelijke expeditie ontdekt al snel dat het reizen naar de maan in de jaren 1970 niet zomaar stopgezet is.

Met Darlah wijkt Harstad vormelijk en inhoudelijk af van zijn blauwdruk in Buzz Aldrin, waar ben je gebleven? (2006) en Hässelby. Het demonteren kan beginnen (2009), waarin een naïeve ik-verteller zijn eigen kleine verhaal verweeft met een groter maatschappelijk verhaal: respectievelijk de maanlanding in 1969 en het verval van de Zweedse sociaaldemocratie. In zijn nieuwe roman daarentegen begint het kleine verhaal met een onbezorgde jeugd, die dan afglijdt tot een besef van volstrekte zinloosheid en culmineert in een eenzame depressie. Tot slot proberen de peronages voorzichtig de ruïnes van hun leven te stutten.

Al is die macrostructuur afwijkend, toch bouwt Harstad met Darlah verder aan een solide, relevant oeuvre. Hij zet zijn figuren in een proefsituatie: uit hun gedrag vallen impliciet conclusies te trekken die ver voorbij de grenzen van de fictie reiken. Het uitgangspunt achter hun verhalen is een diepe onvrede met het leven zoals het is – een vaststelling waarvoor er verschillende, cumulatieve oorzaken zijn.

Onvrede

Harstads romans spelen in een tijd waarin van de grote maatschappelijke ideologieën alleen nog de verhalen resten. De teloorgang van de praktische Scandinavische sociaaldemocratie na de moord op Palme in 1986 is exemplarisch voor het morele failliet van alle bevoogdende verzorgingsstaten. Ze hebben de fundamentele eenzaamheid van de mens niet opgelost, niet iedereen in gelijke mate gelukkig gemaakt en cohorten waarnemers gecreëerd die alles wel zien gebeuren, maar er niets tegen ondernemen. De verzorgingsstaat faalt ook concreet wanneer in Buzz Aldrin het opvangtehuis dat patiënten voorbereidt op re-integratie, geen overheidsgeld meer krijgt en de deuren moet sluiten. De wereld in Darlah is breder dan Scandinavië. In de Verenigde Staten zit een oude man die nog op Area 51 heeft gewerkt, eenzaam in een home op de dood te wachten. In Tokio loert de ‘Japanse val’: mannen die na hun saaie kantoorjobs uitgeput in slaap vallen op de trein, op weg naar hun vroeg getrouwde, verbitterde huisvrouwen.

Daarnaast zijn er de harde wetmatigheden van het leven zelf: de sturende kosmische kracht is blind toeval, de veeleisende arbeidsmarkt vereist complexe keuzes, en van de liefde is niet noodzakelijk verlossing te verwachten. Jongens worden bij Harstad van de ene op de andere dag door meisjes ingeruild voor iemand anders, alsof de tijd die ze hadden ‘op de parkeermeter van de liefde’, simpelweg afgelopen was. Ze worden bedrogen met iemand ‘die niet bang is van het leven’, of ze kiezen er zelf voor om dichter bij hun hopeloos verbitterde vader te zijn, ook al moeten ze daarvoor een prima relatie afbreken waarin ze zich wat minder eenzaam voelden.

Escapisme

Bovendien is er geen god of archimedisch punt: Harstads universum wordt gekenmerkt door de onmogelijkheid van transcendentie. De wereld van zijn personages kent hoogstens nog iconen: bekende modellen of hogere instanties om zich aan te spiegelen. Maar ook die kunnen de leegte van de goden niet opvullen en deemsteren weg. In Darlah is het icoon van dienst de NASA – het ongebreidelde vooruitgangsoptimisme van de mens, de wetenschappelijke almacht, de kolonisatiedrang. In Buzz Aldrin zakt Mattias onder een zwarte zon weg in zijn eigen depressie, zich vereenzelvigend met Buzz, de tweede man op de maan. Die was na zijn avontuur ook zelf al tenonder gegaan in een spiraal van wanen en alcohol. In Hässelby is de verteller dan weer een volwassen versie van Albert Åberg, de kleuter uit de bekende Zweedse kinderboeken van Gunilla Bergström. Hij veroorzaakt eigenhandig het einde van de wereld, waarin hij onvermijdelijk ook zelf verzwolgen wordt.

Harstad ensceneert geen Twilight of the Gods zoals Wagner,of een Twilight of the Idols zoals Nietzsche. Zijn verhaal is een Twilight of the Icons. Gespiegeld aan Nietzsches ideeën tonen Harstads personages hun slavenmoraal door hun ‘decadente’ antwoord op de onvrede en de zinloosheid. Ze zeggen geen volmondig ‘ja’ tegen het leven, zoals Nietzsche voorschreef. Ze ontkennen elke ‘wil tot leven’, elke ‘wil tot macht’, elk streven naar geldingsdrang als vrije helden van het alledaagse. Nee, Harstads figuren blijven onbeslist, raken verstrikt in morele dilemma’s of gaan simpelweg op de vlucht. Hun decadentie is hun onvermogen om het leven, ondanks alle lijden, te omarmen. In tijden waarin ambitie nochtans onbeperkt kan worden uitgeleefd, voert Harstad dus een nieuw soort mens ten tonele: de mens die zich ontreddderd terugtrekt in de schaduw, verlangend naar onzichtbaarheid – uit radeloosheid, uit angst voor de ontgoocheling, omdat wie het geluk heeft gevonden, het ook weer kwijt kan raken. Deze mens belichaamt bescheidenheid, door zijn scherpe besef van menselijke nietigheid.

Ook in Darlah gaan de personages op de vlucht, maar wel een radicaal andere richting uit. Ze geven de anonimiteit op in een gemediatiseerde maanexpeditie. Het is de prijs die ze betalen om zo ver mogelijk te kunnen vluchten en daarna een ander leven op te bouwen.

Harstads romans spelen in een tijd waarin van de grote maatschappelijke ideologieën alleen nog de verhalen resten

Escapisme is een constante bij Harstad, of het nu richting de Faeröer, Hässelby of de maan is. Vluchten lijkt een makkelijke oplossing voor wat er verkeerd loopt, een vorm van radicale vrijheid, maar blijkt toch principieel zinloos. De oneindige vrijheid van de ruimte wordt al snel herleid tot gehoorzaamheid tegenover de professionele astronauten en de claustrofobie van een krappe capsule. Bovendien leidt het tot een ontzettend treurig einde. In Darlah gaat de NASA kapot en wordt de mensheid bedreigd door een mysterieus fenomeen. In Buzz Aldrin bouwen de bewoners van het gesloten opvangtehuis een eenvoudige boot om de Atlantische oceaan over te steken, met hoogst onzekere afloop. En in Hässelby veroorzaakt Albert een Götterdämmerung: hij is in zijn solipsistische depressieve universum niet alleen een icoon, maar ook de ene god.

Die ‘iconendeemstering’ maakt van Harstad niet alleen een iconoclast, maar ook de schrijver met de hamer: hij slaat de iconen kapot, en in dezelfde beweging ook de illusie dat vluchten of ineengedoken niets doen een oplossing is. Dat escapisme van de nieuwe mens is volstrekt kansloos: wie op de wereld en het leven reageert met een verlangen naar onzichtbaarheid, gaat enkel voortijdig ten onder, en sleurt de wereld met zich mee.

Alternatief

Harstads fascinatie voor het Robinson-syndroom – wie als laatste op aarde overblijft, kan enkel vertrouwen op zichzelf en zijn talenten – stelt de inzet van zijn oeuvre op scherp: het worst case scenario is geen vaag luxeprobleem als langer werken, communautaire spanning of minimale collectieve verarming, maar wel het einde van alles.

harstad_storHet begin van dat einde is precies het failliet van alles waar de sociaaldemocratie voor staat: zorg, solidariteit, sociale cohesie. Ondanks de beklemming van een astronautenpak, een spaceshuttle, een maanbasis, een kleine flat in Hässelby, een benepen flat en dito leven in Tokio, kijken mensen niet meer naar elkaar om. De dakloze in Central Park en de man uit Area 51 prediken in de woestijn. Niemand luistert, voortekenen worden genegeerd, iedereen bemoeit zich enkel met zijn eigen zaken en doet alsof er niets aan de hand is. ‘Het lijkt bijna wel of we zijn opgehouden om voor elkaar te zorgen, zijn opgehouden rekening met elkaar te houden’, stelt Harstad in zijn nawoord bij Hässelby. ‘Wij zijn bezig elkaar op te geven.’

Terwijl de mensen van elkaar niet merken dat ze verloren gaan, wordt iedereen wel in de gaten gehouden door een mysterieuze instantie. De missie in Darlah wordt gemonitord door Big Brother en unheimliche dubbelgangers, die heersen op de maan en perfect weten wie de astronauten zijn. In Hässelby is er het zwarte notitieboekje, ‘dik als een baksteen’, dat het hele doen en laten van Albert bevat, gedocumenteerd door een demon die hem jarenlang heeft geobserveerd. Bij Harstad is er steeds het onbehaaglijke gevoel dat iemand alles in het donker in de gaten houdt.

Als de mens niet meer voldoet aan de vereisten, maakt hij zichzelf overbodig en houdt het ras op. ‘Ondanks het feit dat het object van het begin af aan werd beschouwd als de beste mens van allemaal, is het niet mogelijk een andere conclusie te trekken dan dat hij, net als de andere observatieobjecten, één grote teleurstelling is geweest. Er is geen reden meer voor het in stand houden...’, schrijft Harstad in Hässelby. Toch blijft er in zijn oeuvre altijd hoop, want alles houdt pas echt op als je opgeeft. Harstad formuleert wel degelijk alternatieven voor niets doen en vluchten. Ze zijn opvallend basaal en bereikbaar: opnieuw voor elkaar zorgen, naar elkaar luisteren, het weefsel van de gemeenschap verstevigen, en de heroïek van het alledaagse.

Harstads krachtige werk, het beste dat Scandinavië de laatste jaren te bieden heeft, staat in het teken van de bekende woorden van Rilke: ‘Du musst dein Leben ändern’. Harstads relevantie en engagement schuilen in de testresultaten van zijn fictielabo. In een wereld waarin van de maatschappelijke ideologieën alleen nog maar de verhalen resten, waarin elk archimedisch punt voor zingeving ontbreekt en waarin van de liefde geen verlossing te verwachten valt, blijken verlangens naar onzichtbaarheid en escapisme niet alleen onproductief, maar ook ronduit gevaarlijk. Die wereld kunnen we benoemen: het is, onrustwekkend genoeg, de onze. Het moet anders, het moet beter, want het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.

Darlah. 172 uur op de maan (2011) van Johan Harstad verschijnt op 20 mei bij Uitgeverij Podium (www.uitgeverijpodium.nl) - ISBN 9789057594366

Alexander Van Caeneghem is managementconsultant en freelancejournalist, voornamelijk voor De Standaard. Hij schrijft vooral over (Scandinavische) literatuur en voetbal.