Het duet tussen de Opera en het Ballet

Door op Sun Nov 20 2011 09:38:28 GMT+0000

Iedereen herinnert zich de beelden uit het journaal van 22 oktober 2010. Geëmotioneerd gaf Kathryn Bennetts van het Koninklijk Ballet van Vlaanderen haar ontslag, nadat ze cultuurminister Joke Schauvliege openlijk had verweten niets van kunst te kennen. We zijn intussen een jaar later, Bennetts is nog steeds op post. Wat speelt er allemaal mee in het debat over de toekomst van het Ballet?

Bennetts’ uithaal ging over de beleidsnota Cultuur 2009-2014 van Schauvliege, die net was goedgekeurd door de Vlaamse regering. De nota vermeldde ingrijpende hervormingen voor een aantal grote instellingen van de Vlaamse Gemeenschap. Zo worden het Koninklijk Ballet van Vlaanderen (KBVV) en de Vlaamse Opera tegen januari 2013 ‘op organisatorisch vlak’ ondergebracht ‘onder één management (intendant) en bestuur’, aldus Schauvlieges extra persmededeling van 22 oktober 2010. Er volgde een golf van verontwaardiging, vooral vanuit het Ballet. Het bewuste beeldfragment waarop Bennetts haar ongeloof uitte, is onder de titel ‘The Minister Knows Nothing About Arts’ al duizenden keren herbekeken op YouTube. Het nieuws haalde zelfs The New York Times. Er volgden tal van acties: petities, facebook-groepen, een open brief van de dansers aan de minister, een publieke steunbetuiging van choreograaf William Forsythe, een flashmob in de Antwerpse Stadsfeestzaal...

49_VanderVeerBallet_kathryn-bennetts.jpgEen jaar later lijken de gemoederen enigszins bedaard. Op 3 maart 2011, na een eerste overleg tussen de raden van bestuur van het Ballet en de Opera, verklaarde de minister dat hun ‘grote bereidwilligheid’ om actief mee te werken aan het veranderingstraject haar ‘hoopvol’ stemde. Wel reageerde de Vlaamse Opera nog diezelfde dag met een eigen persbericht, dat benadrukte dat de Opera zich in het hele dossier inderdaad altijd open en constructief had opgesteld, maar dat ook verwachtte van zijn artistieke tegenpartij. ‘De laatste maanden echter werd de Vlaamse Opera in de nationale en internationale media meermaals geconfronteerd met een Koninklijk Ballet van Vlaanderen dat zich uiterst negatief heeft uitgelaten tegenover de Vlaamse Opera en de integratieplannen.’ En Kathryn Bennetts zelf? Die verkondigde half juni in De Standaard, nog steeds even strijdlustig, dat ze ‘ervan overtuigd was dat de fusie niet doorging’. Waarom speelt het Ballet in dit koortje zo’n dubbele rol?

Rekto:verso ging bij bevoorrechte getuigen en meer gedistantieerde experts peilen naar hun visie op de fusieverordening, en de consequenties ervan voor het Ballet. Past deze beslissing in een beleid dat streeft naar de status quo, door een artistiek leider met tomeloze ambities op haar plaats te zetten? Is het zelfs ministeriële onkunde? Of net een noodzakelijke politieke daad, dan wel een onvermijdelijke efficiëntieoefening bij gebrek aan onderlinge collegialiteit bij de grote instellingen? En lost een fusie de kern van het probleem wel op? De meningen zijn uiteenlopend. Het verhaal rond de fusie van het Ballet en de Opera is dan ook een stuk complexer dan Bennetts’ tranen een jaar geleden deden vermoeden.

Stand van zaken

Intussen is er veel en niet veel gebeurd. Er is een delegatie uit de raden van bestuur van beide huizen geïnstalleerd, en in juli is er ook een transitiemanager aangesteld: Dominique Savelkoul. Zij wilde ons nog niet in haar kaarten laten kijken, en dat is begrijpelijk. ‘Het wordt voor de veranderingsmanager een moeilijke onderhandeling, want dit is heikele materie, waar veel belangen in verwikkeld zitten’, merkt Annick Schramme op. Als academisch coördinator van de opleiding Cultuurmanagement aan de UAzetelt Schramme in de raad van bestuur van het KBVV en maakt ze deel uit van de stuurgroep die met Dominique Savelkoul tot een uitwerking van het ministeriële besluit moet komen. Binnen die stuurgroep werden bij aanvang drie werkgroepen opgericht: één rond financiën, één rond communicatie en één rond planning. Tot juli zijn die ploegjes slechts sporadisch samengekomen, maar hebben ze volgens Schramme wel aardig wat denkwerk verricht. Daar bouwt Savelkoul nu op voort.

Welke veranderingstraject men precies zal volgen, moet nog blijken. ‘De minister heeft geen plan opgelegd en gezegd: “voer dat nu uit”. Ze heeft gezegd: “voor mij is de finaliteit tot één organisatie komen, jullie bekijken hoe dat kan”. We zullen die oefening naar goed vermogen maken. Als we tot het inzicht komen dat één intendant niet wenselijk is, zullen we de redenen daarvoor goed moeten onderbouwen – dat is de rol van de transitiemanager. En dan zie ik niet in waarom de minister niet open zou staan voor een alternatief model. Zo kennen we haar: als een open minister die de belangrijkste stakeholders graag bij het proces wil betrekken.’

Historische gevoeligheden

De vraag is natuurlijk niet alleen of een samenwerking onder één zakelijk dak haalbaar is, maar ook of ze wenselijk is. Schauvliege vindt dus van wel, maar staat daar niet alleen in. In haar reactie op de kritiek van het KBVV wees ze erop dat meer synergie tussen de grote instellingen in de zomer van 2010 ook duidelijk naar voren kwam uit de gesprekken met het overlegplatform van de instellingen zelf, ‘waar de directeur van het Ballet in zit (en nota bene uitdrukkelijk gevraagd heeft snelle en duidelijke politieke beslissingen te nemen)’. Zelf bleek Bennetts wel geen vragende partij voor één intendant die ‘een evenwichtige verhouding in zowel de programmering als de budgettaire invulling van beide disciplines moet garanderen’. Hoewel de artistieke autonomie van beide instellingen volgens de minister en de resolutie van 9 februari 2011[i] bewaard moet blijven, vreest het Ballet dat de opgelegde hervorming zijn artistieke identiteit zal schaden.

49_VanderVeerBallet_KBVV-Giselle.jpgDie vrees is misschien niet helemaal ongegrond. Zo is er het voorbeeld van Maurice Béjart, die met zijn Ballet van de XXste eeuw ooit een volledig institutionele samenwerking had met De Munt. Toen hij in 1987 in conflict kwam met toenmalig intendant GerardMortier, trok Béjart met zijn Ballet en zijn dansschool Mudra van Brussel naar Lausanne. Het toont aan dat een zakelijke fusie tussen opera en ballet niet zonder gevaar is. ‘Toen de Muntschouwburg een financiële put moest vullen, gebruikte zij daarvoor de subsidies van het ballet, wat heeft geleid tot het vertrek van Béjart. In Wallonië gebeurde hetzelfde. Dat het Ballet van Vlaanderen er nog staat, is precies te danken aan zijn autonomie’, getuigde Jeanne Brabants, oprichtster van het KBVV, op 16 december 2010 tijdens een hoorzitting over de grote instellingen in de Commissie Cultuur van het Vlaamse parlement.

Danscritica en onderzoekster Daniëlle de Regt erkent dat de oprichting van het Ballet van Vlaanderen, in 1969 door cultuurminister Frans Van Mechelen, een symbolisch moment was. Voor het eerst werd het ballet erkend als volwaardige artistieke discipline, met een eigen institutioneel kader. Ballet is immers ooit ontstaan als een ondersteunende kunstvorm van de opera: balletdansers dansten tijdens de intermezzi de divertimenti. Daarbij had het ballet een bedenkelijke reputatie. Het zou vol verderfelijke meisjes zitten, die na de voorstelling in de loges fysiek contact moesten leggen met hoge heren uit de opera om aan de bak te blijven. Gezien die historische evolutie, waarbij het ballet zich ontvoogdde van de stiefmoederlijke behandeling door de opera, vindt de Regt de fusie artistiek gezien dan ook een ongelukkige beslissing. ‘Ik denk ook niet dat het artistieke bij Schauvliege ooit een argument is geweest. De logica die ze volgde, is die van de zakelijke managersaanpak.’

WELKE KAPITEIN OP HET SCHIP?

Niet enkel de fusie, maar ook het feit dat de minister van een intendant spreekt, vindt de Regt ongelukkig. Het intendantenmodel is Duits en bovendien een typisch model van de opera. ‘Alleen al die institutionele regeling heeft een heel kwalijke bijsmaak voor het Ballet als instituut. Dat men bij het Ballet vanaf Jeanne Brabants een choreograaf als artistiek leider koos, en niet een intendant, was een heel bewuste keuze. Wil je voor vol aanzien worden, dan moet je met eigen choreografieën komen, en niet enkel met De Notenkraker. Dat eigen gezicht, letterlijk en figuurlijk, was binnen het artistieke en emancipatorische verhaal van het Ballet dus van cruciaal belang.’

Hoe dan ook ziet het ernaar uit dat het organogram bij een zakelijke fusie grondig herzien zal moeten worden. De asymmetrische organisatiestructuur van het Ballet en de Opera in elkaar schuiven is allerminst een eenvoudige operatie. Het KBVV heeft Bennetts als artistiek leider en Chantal Pauwels als zakelijk leider, terwijl Aviel Cahn als intendant van de Opera zowel artistiek als zakelijk verantwoordelijk is. Hoe integreer je die functies? Volgens Schauvlieges kabinetsmedewerker Kunsten en Erfgoed Jan Vermassen (CD&V) is het in elk geval onjuist om nu al uit te gaan van een organisatiestructuur met een soort van ‘superintendant’ die boven Bennetts en Cahn komt te staan. ‘De finaliteit is niet de intendant, maar dat er één organisatie komt. Dat kan met een algemeen directeur en twee artistieke leiders, die daarom hiërarchisch niet de minderen hoeven te zijn. Een horizontale structuur is ook mogelijk. Of je werkt effectief, zoals een aantal buitenlandse instellingen, met een intendant die het geheel overziet. Wat het beste organogram is, zullen we bekijken na de lopende analyses.’

FINANCIËLE PERIKELEN

Een bijkomende complicerende factor is de precaire financiële situatie van het Ballet. Die blijkt zwart op wit uit het verslag van de visitatiecommissie die de grote instellingen en hun plannen voor 2011-2015 doorlichtte. Op dit verslag baseerde de minister trouwens haar beslissing. ‘Het is duidelijk dat het KBVV voor de financiële aspecten van haar werking nog een zeer lange weg heeft af te werken!’, vermeldt het rapport. ‘Op basis van het voorliggende beleidsplan kan alleszins niet worden geconcludeerd dat de herstructurering op financieel-beheersmatig vlak reeds haar vruchten afwerpt, wel integendeel!’

49_VanderVeerBallet_SamsonenDalila(2009)fotoVlaamseOpera.jpgDe genoemde herstructurering dateert van 2008. Drie jaar voordien, in het seizoen 2005-2006, vatte Bennetts haar functie als artistiek leider aan met een overgedragen verlies van 121.568 euro. Tegen 2008 was dat negatieve resultaat opgelopen tot 3 miljoen. Er moest structureel bespaard worden: acht van de vijftien administratieve krachten werden ontslagen, van wie zes sociaal beschermden. Die complexe reorganisatie en ontslaggolf heeft ongeveer anderhalf jaar in beslag genomen, tot oktober 2010. Om het sociaal passief op te vangen, kende de Vlaamse overheid een extra subsidie van 2,5 miljoen toe. Enkel dankzij dat noodbudget kon het Ballet het boekjaar 2009 met winstcijfers afsluiten.

Uit het verslag van de visitatiecommissie blijkt ook een scheefgegroeide verhouding tussen de artistieke ambities en de financiële middelen. ‘De grote kwalitatieve winst die het gezelschap de voorbije vier jaar boekte, werd helaas niet gedragen door de financiële mogelijkheden die het gezelschap daarvoor had. De commissie waarschuwt expliciet voor de precaire zakelijke situatie, omdat het opgebouwde gecumuleerde verlies en de gebrekkige zakelijke onderbouw van de organisatie de verdere, noodzakelijke artistieke groei zwaar ondermijnen.’

GEBREKKIG BESTUUR

Volgens Vlaams parlementslid Bart Caron (Groen!) ligt de raad van bestuur, die ‘dieprood van schaamte voor de spiegel zou moeten staan’, aan de basis van het probleem. ‘Zij zijn verantwoordelijk voor wat hier gebeurt. Had dat bestuur krachtdadig opgetreden en politieke en andere schuiven opengetrokken, dan zaten we niet in de huidige situatie. De zakelijke en organisatorische kwalen van het Ballet zijn ernstig. Misschien moeten ze wel even door het vagevuur. Eigenlijk moet er een totaal nieuw bestuur komen.’ De gebrekkige slagvaardigheid van de raad van bestuur zou neerkomen op slechte communicatie en te weinig afbakening van de interne verantwoordelijkheden. Er is geen teamgeest. Verschillende gesprekspartners wijten dat vooral aan de politieke samenstelling van de raad. Nog te vaak wordt eerst naar de politieke kleur van bestuursleden gekeken, dan pas naar hun expertise. Zeker wat het voorzitterschap betreft, speelt de politieke cultuur nog erg mee.

De politieke verankering van het KBVV dateert al van bij de oprichting. In de jaren 1980 had het Ballet van Vlaanderen samen met het Ballet van de XXste eeuw van Maurice Béjart een absolute monopoliepositie binnen het Vlaamse danslandschap. Het KBVV werd als enige structuur sterk gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. Als tegenprestatie werd van het gezelschap een spreidingsbeleid verwacht. ‘Jeanne Brabants had met heel veel gemeentes in Vlaanderen een overeenkomst: zij betaalden het Ballet een bedrag tussen de 50.000 en de 100.000 frank in ruil voor een jaarlijkse voorstelling in hun stad’, aldus cultuursocioloog Pascal Gielen, die onderzoek deed naar de grote instellingen. ‘Het Ballet was dus heel goed verankerd. Zijn positie zat politiek erg vast.’

49_VanderVeerBallet_vlaamse-opera5.jpgNiet alleen de raad van bestuur wordt met de vinger gewezen. Kritiek is er ook voor Chantal Pauwels, die als communicatieverantwoordelijke bij het Ballet is doorgegroeid naar de functie van zakelijk leider. Zij vervult volgens het visitatieverslag ‘wel een goede taak op het vlak van ondersteuning van de artistieke leiding, maar te weinig een onafhankelijke rol van goede huisvader’. De commissie stuurt in haar beoordeling dan ook aan op ‘dwingende begeleiding door een competente financiële directie’.

Financiële inefficiëntie tekent bijvoorbeeld de al lopende samenwerking tussen het Ballet en de Opera, voor het gebruik van elkaars infrastructuur. Momenteel betalen beide huizen elkaar daar met belastingsgeld huur voor, omdat hun artistieke leiders niet tot een akkoord komen over de tijdstippen waarop de zalen voor de andere cultuurinstelling beschikbaar zijn. Zo zijn er problemen rond de operazaal in Antwerpen – waar de presentatieomstandigheden voor het Ballet ideaal zijn – omdat de Opera de zaal zelf als repetitieruimte gebruikt. Annick Schramme getuigt dat de raden van bestuur drie jaar lang hebben gevraagd om samen een planning op te stellen rond het gebruik van de zalen van de opera. ‘Was men er wel in geslaagd om tot een overeenkomst te komen, dan was alles waarschijnlijk nooit zo ver gekomen.’

DE vISIE vAN DE POLITIEK

Het gebrek aan samenwerking tussen de instellingen, alsook de zakelijk en organisatorische zwakke onderbouw en de precaire financiële situatie van het Ballet legitimeren volgens Jan Vermassen de beslissing van de minister. ‘Als je merkt dat er een probleem is met het zaalgebruik, dat het ballet bijna nooit in Vlaanderen speelt, dat er een personeelstekort is voor gedegen marketing en dat het financieel mank loopt, dan zijn dat toch genoeg objectiveerbare gegevens om te stellen dat de autonome organisatie van het Ballet niet langer houdbaar is? Zo stevent het Ballet recht af op een desastreuze ondergang.’

Een zakelijke fusie met de Vlaamse Opera moet dus voor meer efficiëntie zorgen, stelde Joke Schauvliege op 16 december 2010 in de Commissie Cultuur van het Vlaamse parlement. Kernwoorden van het duurzame beleid dat ze voor ogen heeft, zijn ‘een efficiënter beheer, rationelere inzet van de beschikbare middelen, onderlinge collegialiteit en een verankerde spreiding’. Volgens Vermassen zal het resultaat daarvan nog niet in 2013, maar pas op langere termijn te zien zijn. In weerwil van Bart Caron bevestigt hij ook de uitspraak van de minister tijdens diezelfde hearing: dat haar beslissing geen besparingsoperatie is.

Zo komen we tot de kern van de zaak. Krijgt het Koninklijk Ballet van Vlaanderen überhaupt genoeg subsidies voor wat het beoogt? En welke visie heeft de politiek rond wat het moet beogen? In 2010 ontving het KBVV als instelling van de Vlaamse Gemeenschap 5.689.721 euro. Efficiëntiewinst op langere termijn zal nooit kunnen verhelpen dat het Ballet in essentie ondergefinancierd is. Zijn financiële put is in de eerste plaats aan de Vlaamse overheid zelf te wijten, vindt Pascal Gielen, omdat het beleid simpelweg te weinig investeert in kunst en cultuur, en in ballet in het bijzonder. ‘Met zes miljoen moet je geen corps de ballet willen. Dat kan je objectiveren als je naar vergelijkbare instellingen in het buitenland kijkt.’

Bovendien gelooft Gielen niet dat de minister met haar beslissing zal bereiken wat ze in haar nota zelf als doel formuleert: ‘de kwaliteit, de maatschappelijke relevantie en de landelijke en internationale uitstraling van deze instellingen maximaliseren, waardoor niemand nog twijfelt aan de dynamiek en voortrekkersrol, het “center of excellence” van de eigen instellingen’. Die grandeur, die de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap noodzakelijk moeten uitstralen,  bereik je niet met een puur zakelijk beleid, oordeelt Gielen. ‘Heel wat mensen die in de kunstwereld grandeur nastreefden, hebben gigantische schuldenbergen achtergelaten. Die hoge artistieke relevantie of culturele positiebepaling realiseren is totaal iets anders dan een zakelijk geoliede machine draaiende houden, zoals Schauvliege beoogt.’

MOET HET BALLET ZO GROOT?

Wat dus met het KBVV? Het heeft als instelling van de Vlaamse Gemeenschap een specifiek statuut, vergelijkbaar met dat van nationale theaters of musea in het buitenland, en een belangrijke symboolwaarde in het culturele landschap in Vlaanderen. Een overheid die een beheersovereenkomst aangaat met een instelling van de Vlaamse Gemeenschap, zegt – aldus Gielen in zijn boekje De kunstinstitutie(2007) – ‘ik vind ballet of opera als relevante culturele uitingen zo belangrijk binnen de samenleving die ik beheer, dat ik hun waarden op continue basis als maatschappelijk voorbeeld wil stellen’. Het statuut van het KBVV impliceert dat het de lat hoog moet leggen en topkwaliteit moet leveren. Maar daar zijn middelen voor nodig.

49_VanderVeerBallet_BalletRoyaldeFlandres-'Artifact'-WilliamForsythe.jpg‘Mochten we willen concurreren met de grote Amerikaanse of Russische balletensembles, heb je inderdaad geen zes, maar zeker twaalf miljoen nodig’, repliceert Jan Vermassen. ‘Maar dat hoeft niet. Stellen dat er maar één model is, dat van een groot klassiek balletensemble, daar staan we niet voor. Laat ons vertrekken van onze artistieke mogelijkheden en binnen dat kader zorgen dat we van internationaal belang zijn.’ Tegenstanders van die visie vinden dat als men een artistiek ballet naar Europese normen wil, men dan de kwaliteitssprong van het Ballet onder Bennetts moet erkennen en navenant subsidiëren. Als die topkwaliteit in binnen- en buitenland niet de norm is, dient het statuut van het KBVV als instelling van de Vlaamse Gemeenschap herzien te worden.

Zo is Eric Antonis, ex-cultuurschepen van Antwerpen, ervan overtuigd dat het KBVV als instelling van de Vlaamse gemeenschap een achterhaald verhaal is. Vanuit een inschatting van de middelen en de tekorten die eraan komen, pleit hij voor een afzwakking van de functie van het Ballet van Vlaanderen. ‘Voor een regio als Vlaanderenzou het meer verantwoord zijn om in te zetten op waar we echt in uitmunten: hedendaagse dans. Want eigenlijk hebben we voor ballet niet de middelen. Maak dus een keuze, en voorziebijvoorbeeld extra geld om voor balletliefhebbers in Vlaanderen regelmatig grote en belangrijke klassieke balletensembles naar hier te halen, zoals het Nederlands Danstheater.’

TIJD vOOR EEN GRONDIG DEBAT

Het uitzonderingsstatuut van het KBVV roept inderdaad de vraag op waarin het zich precies onderscheidt van pakweg Rosas. Waarom krijgen hedendaagse gezelschappen met groot internationaal aanzien en succes niet hetzelfde statuut? Al onze gesprekspartners vinden de tijd gekomen voor een grondig debat over de historisch-politieke keuze voor instellingen van de Vlaamse Gemeenschap, en over hun huidige profiel. Bart Caron toont zich het meest uitgesproken. ‘Het gaat er eigenlijk niet om of het Ballet en de Opera fuseren, dan wel apart blijven bestaan. Het gaat erom welk operahuis en welk balletgezelschap we willen in Vlaanderen. Als we daar een antwoord op hebben, kun je beslissen hoe je dat organisatorisch vorm geeft.’ Joke Schauvliege vermeldt in haar synergienota van 22 oktober 2010 dat zij de nieuwe meerjarige subsidieperiode binnen het Kunstendecreet wil aangrijpen ‘om de positionering en de functies van de kunstinstellingen in hun geheel te bekijken, en daarbinnen de relatie met de huidige instellingen van de Vlaamse Gemeenschap uit te klaren’. Laten we hopen dat er ook echt iets van komt. De omgang van de Vlaamse overheid met zijn grote culturele instellingen is in het verleden wel vaker moeizaam gebleken. Zij passen nu eenmaal beter in eenvoudigere natiestructuren.

Dat Schauvliege de situatie rond de instellingen wil herzien, getuigt volgens velen van moed. Hoe ze dat doet, vinden Bennetts en co. dan weer getuigen van pure ignorance. ‘Het sluiten van een beheersovereenkomst tussen de Vlaamse overheid en een gemeenschapsinstelling zou veel meer moeten betekenen dan het louter in stand houden van een organisatie’, zo schreef ook Gielen al in De kunstinstitutie. Al is het duidelijk dat er ingegrepen moest worden om het Koninklijk Ballet van Vlaanderen te laten overleven, het moet nog blijken of de aanpak van de minister de juiste is. Na het transitietraject mag er dan hopelijk wel een goed geoliede zakelijke organisatie komen, er is iets aan van het citaat dat de KBVV-site vermeldt bij de personalia van Bennetts. ‘Conformity is the jailer of freedom and the enemy of growth’.

Caroline van der Veer is masterstudente Franse Taal- en Letterkunde aan de UA. Dit artikel is het resultaat van een onderzoeksstage bij rekto:verso.

[i]In deze resolutie verwelkomt het Vlaamse parlement ‘de principiële beslissing van de Vlaamse Regering van 22 oktober 2010 en het plan van Vlaams minister Joke Schauvliege om zowel de synergie te verhogen als het landschap te hertekenen, en vraagt het bij de voorbereiding en uitvoering van dit plan om de artistieke identiteit van het Ballet van Vlaanderen en van de Vlaamse Opera te waarborgen.’ – Voorstel van resolutie van de heren Paul Delva, Philippe De Coene, Lieven Dehandschutter, Bart Caron en Johan Verstreken en de dames Yamila Idrissi en Danielle Godderis-T’Jonck, stuk 946 (2010-2011) – Nr. 1, ingediend op 8 februari 2011 (2010-2011).