Het dossier Hertmans

Door Stefan Hertmans, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

De Nederlandse literatuurcriticus Arnold Heumakers beweert dat hij altijd drie standaardvragen in het achterhoofd houdt wanneer hij een recensie schrijft: 'De eerste vraag is wat het boek wil zijn. Wat pretendeert het? De tweede vraag is of een roman erin slaagt datgene te realiseren wat hij wil zijn. En de derde vraag luidt of de criticus de pretentie van het boek interessant genoeg vindt.'

Het lijkt logisch en aannemelijk, maar sommige auteurs maken het voor de criticus niet gemakkelijk om deze drie vragen te beantwoorden. Harder dan sneeuw, de laatste roman van Stefan Hertmans, was voer voor een sterke onenigheid onder de recensenten. Terwijl Jeroen de Preter het boek in De Morgen luid bejubelde, maakte Cyrille Offermans in De Standaard brandhout van de roman.
Volgens literatuurwetenschapper Frank Berndsen is de verklaring daarvoor simpel: als je op de eerste vraag van Heumakers een ander antwoord formuleert, zal dat ook de uitkomst van de volgende twee vragen beïnvloeden. Dan krijg je dus twee compleet tegenstrijdige recensies. Omdat Berndsen zich op het einde van zijn analyse zelf hardop afvraagt wat alle betrokken partijen van die uitleg zouden vinden, hebben we het hun gewoon gevraagd. Lees mee met ons 'Dossier Hertmans': eerst de theorie, dan de praktijk.

Stefan Hertmans, schrijver of verteller?

verwarring over Harder dan sneeuw

: frank berndsen

Jeroen de Preter in de Morgen: Harder dan sneeuw van Stefan Hertmans is een 'bloedstollende psychologische thriller' van wereldniveau, met een 'hallucinante finale, die je verbluft en in een roes achterlaat'. De auteur slaagt er volgens De Preter in 'om zo goed als alle grote wereldproblemen van deze tijd in kaart te brengen' en het is 'verbluffend hoe Hertmans (alle) thema's bijna naadloos met elkaar weet te verbinden tot één apocalyptisch geheel'. Harder dan sneeuw is een 'duizelingwekkende pageturner', 'een boek dat bewijst dat een schrijver op een breed publiek kan mikken zonder zijn ambities terug te schroeven'.

Cyrille Offermans in de Standaard: Harder dan sneeuw van Stefan Hertmans is compositorisch 'een rommeltje', 'je denkt dat de schrijver je in het ootje neemt', het bevat 'bloedstollende gruwelen (die) nauwelijks of geen effect hebben op de verdere gebeurtenissen in het boek' en 'veel ongeloofwaardige kunstgrepen' die nodig zijn om alle uitgezette verhaallijnen aan elkaar te praten'. Bovendien is er geen interne logica en verkeert de taal 'in een permanent overspannen toestand'. Kortom, 'er zit geen licht en geen lucht in het boek, laat staan ironie of humor' en 'er gebeurt niets in de taal'.

Hebben Cyrille Offermans en Jeroen De Preter een ander boek gelezen? Heeft een van de twee niet goed opgelet? Spelen vooroordelen misschien ook een rol? Of is er nog niets anders aan de hand?

de waterdame

Toen Rascha Peper (alias Jenneke Strijland) in 1990 debuteerde met De waterdame, waren de meningen zeer verdeeld. Criticus Koos Hageraats vond het allemaal nogal braaf: 'Het zijn nijver gewrochte vlechtwerkjes zonder fouten: hou je ze op een afstandje, dan lijken ze stuk voor stuk op elkaar, kijk je eronder dan zie je niks. Wat ontbreekt is de dimensie die tot reflectie uitnodigt, er is geen enkele reden om na deze verhalen je wereldbeeld eens grondig te herzien. Het verhaal zélf moet een dwingend antwoord zijn op de vraag waarom het geschreven is. Het moet onontkoombaar zijn in plaats van netjes gemaakt.' Woordvoerder van het kamp met de bewonderaars was Herman Leys, die jubelde dat Peper in haar debuut het talent demonstreerde 'om scherp te observeren, suggestief te schrijven en, zeker in haar beste verhalen uit de bundel, gevoelig én nuchter iets van onze gecompliceerde menselijke psyche te verbeelden'.

Hoe kunnen twee critici twee compleet tegenovergestelde meningen over hetzelfde boek hebben? Het antwoord schuilt in het verschil dat schrijvers en critici in de twintigste eeuw zijn gaan maken tussen literaire werken van schrijvers enerzijds, en werken van vertellers anderzijds. Wat het verschil precies is, is zelden expliciet verwoord, maar de beide soorten teksten lijken zich van elkaar te onderscheiden door de manier waarop zij als betekenisgehelen samenhangen. Zijn het vooral plotwendingen, spanning en andere typisch narratieve trucs die de betekenisgehelen samenhouden, dan is er sprake van het 'werk van een verteller'. Structuur, stijl, diepgang en taalspel zijn elementen die primeren in het 'werk van een schrijver'.

Overigens zijn er niet alleen twee soorten teksten, er zijn globaal gesproken ook twee soorten auteurs, twee soorten critici en twee soorten lezers. Dat geldt zeker sedert de Tweede Wereldoorlog, want vanaf dan werd de literatuurkritiek geprofessionaliseerd en ging ze zich grotendeels in dag- en weekbladen afspelen. Sindsdien hebben periodieken vaak zelfs aparte critici voor beide types van moderne literaire werken, bijvoorbeeld Alle Lansu naast Tom van Deel in Trouw. Voor auteurs geldt dat de meesten gedurende hun carrière doorgaans alleen werken van één van beide soorten schrijven. Wanneer dat niet het geval is, ontstaat gemakkelijk verwarring of ergernis. Verwarring was er bijvoorbeeld bij het verschijnen van Het geuzenboek van Louis Paul Boon, ergernis was er toen Leon de Winter rond 1990 evolueerde van een typische 'schijver' tot een primair 'verteller'.

Bij het verschijnen van De waterdame ontstond er ook verwarring, niet zozeer bij de individuele critici maar wel onder de literatuurcritici als groep. Zij beoordelen een roman vrijwel altijd ofwel als het product van een verteller, ofwel als het werk van een schrijver. Voor beide soorten bestaan aparte criteria, en normaliter worden werken van de ene soort niet beoordeeld met de criteria van de andere soort. Toen De waterdame verscheen, wist men nog niet goed wat voor type auteur Rascha Peper was en welke soort van literaire teksten ze probeerde te schrijven. Zo'n verwarring treedt bij debuten vaker op. Degenen die haar roman sterk negatief beoordeelden, lazen de verhalen van Peper overwegend als teksten van een schrijfster. Zij die sterk positief reageerden, benaderden de verhalen vooral als producten van een vertelster.

Ook al sluiten de tegengestelde oordelen van de twee soorten critici elkaar niet uit, ze zijn niet even waar, niet even geldig. De verhalen uit De waterdame zíjn nu eenmaal verhalen van een vertelster en niet van een schrijfster. Dat komt enerzijds door de intentionaliteit van Rascha Peper als auteur en anderzijds door het feit dat het haar lukt haar intenties met voldoende succes te volvoeren: zij wilde zulke soorten teksten produceren en het is haar ook gelukt om haar voornemen uit te voeren. Lezers en critici — met uitzondering van de postmodernen en zij die in Nederland 'de tegendraadsen' heetten (Maaike Meijer) — accepteren en respecteren normaliter deze intentionaliteit. Zij proberen een werk te lezen en te beoordelen als een werk van de soort die de auteur heeft proberen te produceren. Maar het kan even duren, bijvoorbeeld tot een werk volgt op het debuut, totdat er onder lezers en critici voldoende zicht op deze intentionliteit bestaat.

daar komen de Khazaren

Terug naar Jeroen de Preter en Cyrille Offermans. Leest de eerste het boek als het werk van een verteller en de tweede als het werk van een schrijver? Ja, dat laat zich uit hun recensies direct aflezen. Maar wiens leeswijze is dan correct? Om dat uit te maken moeten we het boek zelf in de beschouwing betrekken.

Harder dan sneeuw is een intrigerend werk. Enerzijds maakt vallend bloed net iets meer geluid dan vallende sneeuw (p.281), anderzijds lijkt het geluid van vallende sneeuw harder te klinken dan mogelijk is, wanneer je alleen en eenzaam achterblijft (p.77). Aldus wordt de titel van de roman direct verbonden met de twee verhaallijnen — beter: de beide verhaalwerelden — waaruit ze bestaat.

In de eerste van die werelden is John de Vuyst een knap neurotische veertiger met nierproblemen, die zijn vrouw Marga ziet opstappen. Voor de spiegel denkt hij: 'Zie daar een man van wie ik niet houd, en die ik niet in me voel.' Zijn huwelijk met Marga strandt volgens hem omdat zij hem trouw is geweest op een manier die iedere verbeelding tart, een trouw die hij niet kan verdragen. Is Marga, Johns ex-studente, al duidelijk jonger dan hijzelf; de beide 'meisjes' waarop hij zijn aandacht verder richt, zijn het nog veel meer. Zijn werk bij de uitgeverij — hij verloor zijn baan op de universiteit omdat hij niet wilde promoveren — ervaart hij als zijn leven vergooien aan het lezen van typoscripten vol onzin. Hem kenmerkt vooral het verlangen naar een 'gewoon' leven, een leven dat moet lijken op de wereld van zijn jeugd, de wereld waaruit hij verstoten, waaruit hij gevallen is. Omdat hij niet terug kan en geen voldoende equivalent weet te vinden of te maken, zoekt hij geregeld 'de troost, de warmte, de anonimiteit' op die het alcoholgebruik biedt.

Dat is de micro-kosmos van de eerste wereld, de grotere setting van deze verhaallijn is het reële heden, dat vooral in het begin van de roman wordt gedomineerd door terroristische dreiging. Over de gehele wereld gebeuren terroristische aanslagen, en de roman bevat enkele verwijzingen naar nine-eleven. Karakteristiek voor John is dat hij tot deze grotere context net zo'n veel te grote afstand heeft — 'Ik was niet van deze wereld' — als tot de naasten uit zijn eigen leven. Hoe indringend hij de wereld — en tevens zijn vrouw en zijn moeder — ook observeert, het brengt hem niet dichter bij het andere en de anderen. Wat hij over terrorisme op het internet vindt, brengt hem bijvoorbeeld tot de volgende vaststelling: 'De mondiale samenzwering was kleurrijker, paradoxaler en toegankelijker dan ik had gedacht. Precies daardoor had ik de indruk dat niets wat ik las reëel was.' Hij blijft zijn leven zien als een leven met allerlei tekorten, maar ook als een leven waarin nooit iets gebeurt.

Naast de verhaalwereld van John, Marga, de beide meisjes, de uitgeverij en de dialyse-afdeling van het ziekenhuis is er een tweede verhaalwerkelijkheid, eentje die ongevraagd en met geweld steeds meer binnendringt in die eerste, zo sterk dat John er aan het einde aan ten onder gaat. Deze tweede wereld wordt beheerst door de Khazaren, een volk dat, niet-semitisch van origine, zich in de Middeleeuwen tot het jodendom bekeerde. Deze verhaalwereld stelt de verteller ook in staat tot meer algemene beschouwingen te komen, onder andere over actuele politieke kwesties in het Midden-Oosten.

Qua aan- of afwezigheid van samenhang is de roman opvallend te noemen. Doordat John op grote afstand van zichzelf en betekenisvolle anderen leeft, kent de eerste verhaalwereld weinig samenhang en vindt er veel opeenvolging van feiten in plaats, maar weinig ontwikkeling. Een psychologische roman kun je deze laag van Harder dan sneeuw daarom niet noemen. In de andere wereld, die van de Khazaren in heden en verleden, wordt door John weliswaar samenhang, betekenis en ontwikkeling verondersteld, maar voor zover datgene wat hem overkomt ook echt met die Khazaren te maken heeft, krijgt John in het geheel geen zicht op de betekenissen en oorzaken van wat voorvalt. 'Er is geen betekenis, denk ik,' heet het, wanneer Marga en hijzelf op het einde ten onder gaan. Opnieuw is de afstand van John tot wat buiten hem ligt onoverbrugbaar, maar nu niet zozeer vanwege wie híj is, wél vanwege dat externe.

Formeel onttrekt de roman zich ook aan traditionelere vormen van samenhangendheid. Er zijn twee vertellers (John en Marga), en er wordt veelvuldig tussen de verleden en de tegenwoordige tijd geschakeld. Nogal eens doet de roman, ook door tempowisselingen en het gebruik van onvolledige zinnen, op fraaie wijze denken aan een film. De termen 'visioen' en 'computersimulatie' komen veel voor in Harder dan sneeuw, en de auteur speelt ook met het voorkomen van dromen. Zo wordt er een aantal pagina's realistisch verteld, waarna wordt meegedeeld dat het voorgaande een droom was. Het is voor de lezer in het algemeen niet goed uit te maken wat precies droom of visioen is en wat niet, wat het binnendringen van de tweede verhaalwereld — inclusief personen met trekken van de duivel — in het dagelijkse leven van John de Vuyst betreft.

nothing has changed

Is Harder dan sneeuw een roman van een schrijver of een boek van een verteller? Waar de vreemde wereld hardhandig binnendringt in de alledaagse werkelijkheid van Marga, één van de meisjes en John, heeft de roman het karakter — plus het tempo en de stijl — van een misdaadroman. Maar dan eentje die zichzelf opgeblazen heeft, omdat de betekenissen en verklaringen van wat gebeurt volledig blijven ontbreken en omdat onduidelijk is en blijft wat er droom en visioen aan is.

Binnen Harder dan sneeuw staat deze misdaadlaag in dienst van de andere verhaalwereld: wat er hier gebeurt, brengt Marga en John — in een simulatie of in werkelijkheid — opnieuw samen en laat ze beiden aan hun einde komen. Door deze laag krijgt de roman toch de closure die hij door de gebeurtenissen in Johns alledaagse bestaan niet kan krijgen. Die closure doet zich dan wel voor in een visioen, zoals het motto van de roman zegt: 'Nothing has changed / Everything has changed'. Op de voorgrond tekent het boek een wereld waarin afstand domineert, waarin betekenis, samenhang en nabijheid verregaand ontbreken en waarin terroristische aanslagen niet werkelijk willen doordringen: 'Ik heb naar de beelden zitten staren in ongeloof. Ik heb me laten verleiden tot verbaasde uitroepen, maar tegelijk voel ik me volkomen leeg.' In die wereld sijpelen alleen pijn — echte én gedroomde — en muziek — klassieke én moderne — door. Dit is dus typisch een roman die tot reflectie uitnodigt en die je redenen kan geven je wereldbeeld eens grondig te herzien: Harder dan sneeuw is een (weliswaar atypisch) 'werk van een schrijver'.

twee meningen in de weegschaal

Als ik tot een conclusie wil komen, kan ik moeilijk anders dan mijn eigen visie op de roman van Stefan Hertmans hier uiteindelijk ook bij betrekken.

Jeroen de Preter doet twee dingen. Ten eerste minimaliseert hij het belang van de eerste verhaalwereld, het 'gewone' leven van John de Vuyst. Hij vat dat leven namelijk zo samen: 'Op een kleine midlifecrisis en een falende nier na is er niets bijzonders met hem aan de hand.' Helemaal consequent is de recensent van de Morgen niet, want elders in zijn bespreking geeft hij hoog op van 'beschrijvingen van emoties die je geregeld overvallen, maar waar je als eenvoudige sterveling nooit de woorden voor hebt gevonden'. De emoties waarnaar De Preter verwijst, zijn die van John, die zijn moeder ziet dementeren en ten slotte overlijden, wat toch een ingrijpend ongeluk betekent. Ten tweede zet De Preter de samenhang binnen de misdaadlaag van de roman aanzienlijk zwaarder aan dan gerechtvaardigd lijkt te zijn, door zo te hameren op 'de ontwikkeling van de plot'.

De Preter leest Harder dan sneeuw dus vooral als het werk van een verteller, terwijl het primair het werk van een schrijver is. Het gevolg is dat hij deze roman — de overstap naar 'het thrillergenre' — binnen het oeuvre van Hertmans, 'de icoon van de hermetische schriftuur in Vlaanderen', als een grotere sprong voorwaarts beschouwt dan het werkelijk is. Dat blijkt zowel uit het boek als uit enkele uitspraken van Hertmans over zijn roman. In de Morgen spreekt Hertmans in een door De Preter zelf afgenomen interview over 'mijn evolutie van een sterk beschouwende naar een vertellende schrijver'. Ik lees deze uitspraak althans zo dat Hertmans ermee benadrukt dat hij schrijver is (gebleven), zij het dat hij vertellende elementen sterker aanzet dan voorheen. De uitspraak is voor De Preter echter geen aanleiding om het door hem ingenomen standpunt kritisch te bevragen.

Leest Cyrille Offermans de roman dan wél als een boek van de soort waar het eigenlijk toe behoort? Ja en nee. Ondubbelzinnig leest hij Harder dan sneeuw als het werk van een schrijver, zij het dan wel van iemand die zich hier als een slechte schrijver toont, terwijl Hertmans in zijn vroegere werk volgens Offermans 'meestal (een) zo stijlbewuste auteur' was geweest. Mij lijkt dat het Offermans poëticale opvattingen zijn die hem hier parten spelen. Op dit punt is hij bijna meer dan wie ook modernistisch georiënteerd en prefereert hij die bepaalde soort samenhang, die bepaalde stijl en taal. Door zijn eigen poëticale denkbeelden hier zo voorop te stellen, betoont Offermans zich de essayist die hij in hart en nieren is en opereert hij niet met de dienstbaarheid die de literatuurcriticus jegens het te bespreken werk zou moeten nastreven. Aan het einde van zijn recensie stelt hij zich ten opzichte van de roman en de auteur iets dienstbaarder op, voor zover het gaat om de soort roman die Hertmans probeert te schrijven. Hij houdt daar zijn bevindingen wel overeind, maar oppert de mogelijkheid dat Hertmans 'een parodie op een politieke roman' heeft willen schrijven, of een poging heeft ondernomen om 'hoge en lage cultuur te versmelten', en 'een boek voor iedereen' te schrijven. Zijn conclusie is echter: 'Maar gesteld dat dat allemaal zo is, wordt het boek daar beter van? Mij lijkt van niet.'

Harder dan sneeuw is een intrigerend boek dat in de twee voornaamste Vlaamse kranten mogelijkerwijs niet of slechts gedeeltelijk is begrepen. Als dat zo is, dan zal dat veel te maken hebben met de nieuwe richting die de auteur met dit boek heeft ingeslagen, en misschien valt alles weer in de plooi met de volgende roman van Hertmans. De reacties op Harder dan sneeuw doen wel de vraag rijzen of de indeling in 'schrijvers' en 'vertellers' — en die in critici van onderscheiden soorten — op de helling moet. Het is interessant te weten hoe deze critici hierover denken.

vertellers zijn ook schrijvers

: cyrille offermans

Moet je een roman, of een boek in het algemeen, lezen als 'een boek van de soort waar het eigenlijk toe behoort?' Frank Berndsen gaat daar blijkbaar van uit — hij vraagt zich af of ik dat in het geval van _Harder dan sneeuw_wel voldoende doe. Ik heb daar mijn twijfels over, aan de gerechtvaardigdheid van die vraag bedoel ik, al was het maar omdat ik zeker vooraf geen idee heb van die soort. En zoveel kan me dat ook helemaal niet schelen: de moderne literatuur heeft de hele indeling in soorten immers flink onderuit gehaald — en dan hoef je bij 'modern' niet eens aan Joyce of Cortázar te denken, je mag veel verder teruggaan, naar Diderot en Sterne, naar Jean Paul of Multatuli.

In die zin heb ik ook helemaal geen poëtica of literatuuropvatting. Ik heb eerlijk gezegd altijd een hekel gehad aan die termen, ze suggereren veel te veel lezerswillekeur, alsof literaire oordelen een kwestie zijn van nagaan of een boek voldoet aan vooraf gegeven criteria, alsof je ooit op voorhand hebt vastgesteld — op grond waarvan? — welke vormen van afwijkend gedrag taboe zijn. Dat kan geen vruchtbaar uitgangspunt zijn: elk boek begint in zekere zin opnieuw, formuleert tot op bepaalde hoogte zelf de wetten waaraan het wenst te voldoen en vraagt dus ook om lezers die proberen die eigenwettigheid te reconstrueren.

Met het onderscheid tussen vertellers en schrijvers kan ik niet zoveel beginnen. Ik begrijp wel wat ermee bedoeld wordt, en als beschrijvende termen zijn die woorden misschien ook wel een beetje bruikbaar, of bruikbaar geweest, maar alleen als men daarbij nadrukkelijk beseft dat het woord 'verteller' per definitie in oneigenlijke zin gebruikt wordt. Vertellen doe je met je mond, thuis, in de kroeg, bij vrienden. Zodra je de kring van vrienden of bekenden verlaat en je je verhaal op schrift stelt om het ook voor anderen toegankelijk te maken, ben je schrijver, of je dat nu leuk vindt of niet. En dat betekent dus ook dat je beoordeeld wordt op wat je schrijft — of eerder nog: op hoe je schrijft.

Het valt me op dat Frank Berndsen daar in zijn beschouwing inhoudelijk weinig of geen oog voor heeft. Toch ging mijn bespreking van Harder dan sneeuw vooral daarover; over controleerbare zaken, niet over vage voorkeuren maar over woordkeus, stijl, zinsbouw, samenhang etc. Ik constateerde dat Hertmans bepaalde woorden vaak, lachwekkend vaak gebruikt. Als voorbeeld noemde ik onder meer het woord 'plots', natuurlijk ook omdat een auteur die dat woord voor op de tong heeft liggen het zich wel erg makkelijk maakt: hij hoeft niets meer te introduceren of aannemelijk te maken, met het woord 'plots' als alibi mag je de vreemdste en meest onverwachte capriolen maken. En dat gebeurt in dit boek dus ook, het is inderdaad een compositorisch rommeltje.

Maar is dat dan niet allemaal een kwestie van smaak, van opvatting, van poëtica? Mag een schrijver geen stoplappen of doorzichtige trucs gebruiken? Nee, dat mag niet. Laten we zeggen dat dat sinds Flaubert niet meer mag. Schrijvers moeten weten wat ze doen, en stoplappen en doorzichtige trucs degraderen hem tot iemand die het ambacht onvoldoende beheerst. Dat is de reden dat ik restricties ('in zekere zin', 'tot op zekere hoogte') inbouwde in de tweede alinea van dit stukje toen ik de schrijversvrijheid voorop stelde.

Het mag inderdaad niet, tenzij een schrijver die gereedliggende stof, die stoplappen en die trucs bewust gebruikt, laten we zeggen, met het oog op een hoger literair doel — bijvoorbeeld om een bepaald type verhaalwending, een ingekankerde redeneerwijze of een vastgeroeste en door de tijd achterhaalde poëtica onderuit te halen, om de spot te drijven met modieus gebazel of pseudo-intellectuele grootspraak. Daarom opperde ik aan het eind van mijn bespreking de mogelijkheid dat Hertmans een parodie op een politieke roman had willen schrijven.

Maar eerlijk gezegd geloof ik dat niet. Ik vrees dat het boek precies zo serieus bedoeld is als de uitgever ons via persinformatie en flaptekst wilde doen geloven. Ik ga al die holle superlatieven niet herhalen, het zou me trouwens niet verbazen als ze uit de pen van Jeroen de Preter kwamen. In elk geval neemt die ze in zijn bespreking klakkeloos over, een doodzonde voor elke lezer en zeker voor een criticus, of zou ook zijn bespreking bedoeld zijn als een parodie op een bespreking?

altijd een beetje vals spelen

: jeroen de preter

Vooreerst een algemene bedenking over positieve of negatieve besprekingen. Kritische zelfbevraging én aandachtige lectuur van besprekingen van anderen hebben me geleerd dat waardeoordelen heel dikwijls gebaseerd zijn op schijnargumenten van het type: 'er zit geen licht en geen lucht in het boek, laat staan ironie of humor' (Offermans over Harder dan sneeuw). Nog los van het feit dat ik in deze roman meer dan eens ironie en humor heb aangetroffen, is dat geen echt argument.

Waarom zouden boeken ironie of humor bevatten om goed te zijn? U hoort me niet beweren dat ik zelf nog nooit zo'n schijnargument heb gebruikt. Je vindt een boek in eerste instantie goed omdat de toon je bevalt, de thematiek je raakt, je verwachtingspatronen worden doorbroken ... om erg persoonlijke redenen kortom. Geen enkele recensent durft het aan om te schrijven dat hij of zij roman x goed vond 'omdat de toon mij bevalt.' Hij of zij zal die persoonlijke waardering proberen om te zetten in iets dat klinkt als een algemene waarheid, een echt argument, maar er in veel gevallen geen is. Recenseren is altijd een beetje vals spelen.

Vervolgens iets over het stuk van Frank Berndsen. Hij bouwt zijn analyse op de tegenstelling tussen 'verteller' en 'schrijver'. De ene zou vooral aandacht schenken aan plotwendingen, spanning en andere typische narratieve trucs, de andere aan structuur, stijl, diepgang en taalspel.

Dezelfde tegenstelling ziet Berndsen tussen de recensenten: Cyrille Offermans die Harder dan sneeuw las als het boek van een schrijver, ikzelf die het las als het werk van een verteller. Fout van mij, zegt Berndsen, Harder dan sneeuw is 'een roman die tot reflectie uitnodigt en die redenen kan geven je wereldbeeld eens grondig te herzien: Harder dan sneeuw is dus een (weliswaar atypisch) werk van een schrijver.'

Sta me toe dit een vreemde redenering te vinden. Waarom zou het werk van een veeleer narratieve schrijver je niet kunnen uitnodigen om je wereldbeeld te herzien? Misdaad en straf van Dostojevski is voor alles een verhaal, 'het werk van een verteller.' Dostojevski's roman heeft mijn wereldbeeld er niet minder door veranderd.

Mij kost het moeite om de relevantie van de opdeling tussen 'verteller' en 'schrijver' te zien. Als ik lees - maakt niet uit of het is om te recenseren of voor eigen lering en vermaak - let ik automatisch op stijl én plot. Kan ik genieten van de spanning én het taalspel, de narratieve laag én de diepere lagen daaronder? Het is waar dat ik in mijn bespreking uitgebreid inga op de thrillerelementen in Harder dan sneeuw.

Maar evengoed had ik in mijn bespreking oog voor Hertmans' stijl, zijn diepgang en zijn taalspel; 'de schrijver' Hertmans kortom. Berndsen ziet dat niet — of wil dat niet zien — omdat het niet in zijn theorie over schrijvers en vertellers past. Wat overigens netjes in mijn theorie over de literatuurwetenschap past.

de duisternis van de verwarring

: stefan hertmans

De manier waarop de kritiek op mijn laatste roman heeft gereageerd, is voor mij als auteur een merkwaardige ervaring geweest.

Wat mezelf betreft: ik heb een roman geschreven die als sluitstuk fungeert van een trilogie. Een trilogie waarin telkens dezelfde vraag wordt gesteld: die naar sacrale restanten in het gedrag van mensen die ontkerstend zijn. In Naar Merelbeke ging dat over een afscheid van de jeugd en het katholieke geloof; in Als op de eerste dag ging het over seksualiteit en de alomtegenwoordige hang naar sublieme scènes, een drang die eindigde in de hersenspinsels van een psychopaat. In Harder dan sneeuw gaat het over verlichte, normale, hedendaagse mensen die verstrikt raken in een web van fundamentalistische en paranoïde gedachtenspinsels.

Telkens heb ik die verhalen geschreven zonder beroep te doen op de ouderwetse, soevereine, alleswetende verteller. Ik heb de lezer — en mezelf bij het schrijven — ondergedompeld in het niet-weten, in de ervaring die ons allen het meest bedreigt, van dag tot dag. Of het over het Vlaams Blok, Dutroux of terrorisme gaat, we weten niet hoe die dingen ons raken en hoe ze ons gedrag wijzigen, ons gespannen maken, een gevoel van ontwrichting kunnen geven. Naar Merelbeke, een boek over een jongetje dat moet leren te leven zonder zekerheid aangaande zijn roots — hij zal nooit zeker weten wie zijn vader is — schreef ik ten tijde van de opkomst van het Vlaams Blok. Het was mijn antwoord: het 'leugenaartje' uit dit boek leert dat hij heel wel kan overleven zonder identitaire zekerheden. Misschien wordt het wel zijn grootste troef om te overleven: afstand doen van de zekerheid omtrent zijn afkomst. Leren leven als een migrant. Als op de eerste dag toonde, geschreven ten tijde van de affaire Dutroux, hoe mensen zich kunnen verliezen in hun drang om het zuivere aan te raken, te bezoedelen, en er iets duivels van te maken. Voor Dutroux en andere Fournirets is dat de verkrachting van de gestalte van de 'ballerina', zoals Fourniret Isabelle Brichet typeerde. Ook in mijn boek heerst de duisternis van die verwarring. Het was een reflectie over de misdadigheid die ontstaat uit dromen over zuiverheid. In Harder dan sneeuw raken de hoofdpersonages verstrikt in de hersenspinsels van onzinnige religieuze en etnische speculaties, en ook zij krijgen geen antwoord. In die zin is ook die laatste roman identiek wat werkwijze en aanpak betreft: ik laat de conclusies aan de lezer over, reik hem alleen het probleem aan en hoop dat het, door de manier waarop het beschreven is, nog lang in hem zal nawerken. De enige boodschap die ik daarbij heb, luidt: laten we niet zo zeker zijn over onze zekerheden, de gebeurtenissen snijden daar doorheen als messen.

In de lancering van dit laatste boek werd door mijn uitgever een woord gebruikt dat blijkbaar een wolk aan misverstanden in de hersens van de recensenten heeft gespoten: het vermaledijde woord 'thriller'. Het heeft allerlei verwachtingen gewekt waarop ik werd afgerekend, terwijl het niets met de kern van mijn boek te maken heeft. Ik heb dat woord niet laten weghalen, ook al omdat ik het zelf pas in de aanbiedingscatalogus heb gelezen en het er tot op een bepaalde hoogte mee eens was. Dit boek bevat een aantal elementen die spanning oproepen, spanning opbouwen, die angst suggereren, verwachtingen die bedrogen uitkomen en waarvoor geen antwoord komt. Maar dit laatste kenmerk komt rechtstreeks in aanvaring met wat men meestal onder een thriller verstaat: daar wordt alles netjes opgelost. Om die reden zijn thrillers geen existentiële romans. De existentiële ervaring is veel onthutsender: er komt vaak geen enkel zinnig antwoord op de vraag waarom wij, en niet de anderen, ergens het slachtoffer van werden. Toeval vullen we in met onzinnige speculaties om het leed van de onzin te verzachten. Daar gaat het boek namelijk over: over de onoplosbaarheid van paranoia en angst. Of ik Margaret Hassan of Steve Bickley op Al-Jazeera zie huilen in hun cel, ik zie precies wat mijn personage overkomt: verbijstering, ongeloof, de onmogelijkheid om met hun ontvoerders tot een zinnig gesprek te komen, gevolgd door doodsangst. Wie of wat de achtervolgers ook zijn, mijn hoofdpersonage, John De Vuyst, zal nooit te weten komen wie hem zo naar het leven stond. De misselijkmakende onzinnigheid van het gebeuren is precies zijn tragedie. Ergens citeert hij letterlijk de laatste regels van Het proces van Kafka: 'Het was alsof de schaamte mij zou overleven'. Jozef K., hoofdpersonage uit deze roman, spreekt deze woorden uit voor hij onthoofd wordt. Ook Jozef K. zal nooit wérkelijk weten wie hem naar het leven stond. De schuld is namelijk onzinnig: het is het gevoel schuld te hebben aan het feit dat men bestaat. In die zin is Harder dan sneeuw een soort kafkaiaans 'Proces' in het tijdperk van terreur en internet. Bovendien bulkt het boek van de verwijzingen naar de thematiek van Faust; ook van deze man, die moest kiezen tussen verlangen en kennis, heeft John de Vuyst haast opzichtige trekken meegekregen. Het is kenmerkend voor alle fundamentele problemen in een mensenleven dat ze geen antwoord, geen oplossing krijgen. Daarom kleven ze aan ons en blijven ons bij.

Met het genre van de thriller heeft mijn boek dus niet zo erg veel te maken, terwijl het overal daarop wordt afgerekend. Voor mij als auteur toont dat aan hoe je de hele kritiek met één woord de bosjes in kunt sturen, zonder dat recensenten de kracht hebben een eigen oordeel te vormen en zich los te maken van dat voor-oordeel. Vandaar dat de conclusies in de kritiek precies aantonen wat er op het spel staat in dit boek: hoe moeilijk het is om met onzekerheid en twijfel te moeten leven in een tijdperk van dergelijke, diep in onze privé-levens ingrijpende en onzinnige gebeurtenissen. Maar het is voor mij als auteur absurd dat net deze gedachte tegen het boek wordt gebruikt, terwijl het die juist als ervaring probeert op te roepen en kritisch te reflecteren.

Je kunt een tennisser natuurlijk altijd verwijten dat wat hij doet geen voetbal is, maar met het begrijpen van wat er gebeurt heeft dat niet echt veel te maken. Ik heb niet de gewoonte te reageren op onterechte kritiek — ik geloof in het democratisch recht van interpretaties, oordelen en misverstanden. Maar wat er met Harder dan sneeuw gebeurt, is bijna een schoolvoorbeeld van Pavlov-reacties: gooi één woord in de arena, en de hele lectuur van het boek blijkt plots eendimensionaal te worden. De conclusies waren navenant onzinnig. Eén criticus beweerde dat ik hem belazerde omdat ik, uiteraard, een postmoderne parodie zou hebben geschreven; een ander vond het gladde reclame-taal; een derde vond het experimenteel; de anderen — op één enthousiaste uitzondering na — een mislukte thriller. Het toont precies aan wat ik wou zeggen: waar de onzekerheid toeslaat, reageren we met het installeren van pseudo-zekerheden. Mijn boek, dat in feite geen thriller is maar een existentiële roman in het tijdperk van internet en terrorisme, ontgoochelt omdat het geen thriller is. Had de uitgever het boek getypeerd in de denktrant van de twee vorige romans, de kritiek had er helemaal anders uitgezien. Eigenlijk zou dat niet mogen: de kritiek zou veel meer het gevoel moeten geven dat ze op eigen kracht kan oordelen, wil ze nog als kritiek gewaardeerd worden.

Ik weet het, meestal vindt men niet dat de auteur het recht heeft op dergelijke dingen te reageren. In het geval van dit boek wou ik toch even kwijt wat ikzelf bedoeld had; men kan opwerpen dat een boek zonder de uitleg van zijn auteur moet kunnen overtuigen. Daar ben ik het volkomen mee eens. Maar de receptie had hier nu juist weinig met het lezen van het boek te maken; daardoor leek de bal maar weer even in mijn kamp te liggen. Een auteur moet zijn boek niet beschermen, maar hij moet ook de dialoog niet uit de weg gaan. Ook met deze bedenkingen mag iedereen doen wat hij wil. Nu ligt de bal weer bij de lezer, met alle plezier.

Nogal wat critici vonden het ongehoord dat Harder dan sneeuw door de uitgeverij als een thriller werd aangekondigd. Ook Berndsen stelt zich daar vragen bij, 'omdat de betekenissen en verklaringen van wat gebeurt volledig blijven ontbreken en omdat onduidelijk is en blijft wat er droom en visioen aan is.' Ik zie niet in waarom een thriller met een open einde en vol spelletjes van droom en werkelijkheid geen thriller meer mag heten. Hoe gelaagd en apart Hertmans flirt met het genre ook mag zijn.