Het bevrijde narcisme van Christoph Schlingensief

Door Klaas Tindemans, op Wed Mar 26 2014 12:58:08 GMT+0000

‘Zeige deine Wunde’: toon je kwetsuren. Dat werd het artistieke motto van de beruchte Duitse film- en theatermaker Christoph Schlingensief, nadat hij begin 2008 hoogte had gekregen van een tumor in zijn longen – waaraan hij op 21 augustus 2010 overleed. Al het werk dat hij nog realiseerde, zou in het teken staan van zijn ziekte. Cynisch narcisme van een lijdend kunstenaarsego? Autobiografie hoeft niet gelijk te staan aan navelstaren, zo tonen de overzichtstentoonstelling Christoph Schlingensief en de uitgave van zijn laatste notities.

In zijn ‘afscheidsboek’, Ich weiss, ich war’s, beschrijft Schlingensief, totaalkunstenaar, twee oerscènes. Als vierjarige schakelt hij de tv uit, omdat de bokser na de match ko is geslagen: ‘Mann tot, Fernseher aus.’ Voor hem is dat de inleiding tot alle gevechten die hij zal leveren tegen zijn demonen, in de wereld, in zijn lichaam. De apothekerszoon uit Oberhausen, opgegroeid als enig kind in een kleinburgerlijk ‘warm nest’ dat hij nooit zal verloochenen, beschrijft verder een moment dat nog essentiëler is. Kunstenaar Joseph Beuys spreekt bij de plaatselijke Lion’s Club; Schlingensief is zestien jaar oud: ‘Mijn vader en al die heren die naast ons zaten, vielen in een collectieve slaap, ze dommelden wat weg. Maar toen sprak Beuys met de borststem van de overtuiging deze zin uit: “Ik garandeer u dat dit maatschappelijke systeem in zeven jaar helemaal vernield is.” En al die middenstanders zijn toen plots weer wakker geworden en riepen verontwaardigd uit: “Ach, dat kan toch niet! Zo’n onzin! U bent gek!” En ze dachten allemaal: “Zet om te beginnen uw hoed even af, meneer Beuys.” Die houding viel het meest op.’

Schlingensief confronteerde de Oostenrijkse én de Europese publieke opinie met haar eigen ranzige vooroordelen

De puber Schlingensief was zwaar onder de indruk van een man die met één welgekozen uitspraak een zaal vol wegdommelende kleinburgers in opstand had doen komen. Hij concludeert dat het kunstwerk dat Beuys die avond bij de Lion’s Club maakte, erin bestond dat hij – ondanks de valse profetie – bij mensen zoals zijn vader iets in beweging had gebracht, in hun denken: zeven jaar angst dat het tóch helemaal mis zou gaan. De gedachte die woord wordt, het woord dat daad wordt – dat soort Bijbelse logica – zou Christoph Schlingensief in al zijn werk blijven hanteren.

Kunstenaar op confrontatiekoers

Eind 2013, drie jaar na zijn dood, loopt in het Kunstwerk-complex in Berlin-Mitte, vlakbij Schlingensiefs woning, een grote overzichtstentoonstelling, simpelweg Christoph Schlingensief genaamd. Dit voorjaar verhuist ze naar het MoMa in New York. Het maakt van Schlingensief wellicht een van de weinige hedendaagse kunstenaars-theatermakers die zich los zal weten te rukken uit de ‘niche’ van de postavant-garde – zoals Richard Schechner de performance art sinds de jaren 1970 (dis)kwalificeert.

61_Tindemans_Ausländer Raus, Christoph Schlingensief, Wenen_380.jpgHet KW Institute for Contemporary Art is gevestigd in een verbouwde margarinefabriek, met vijf verdiepingen en 2000 vierkante meter tentoonstellingsruimte. Voor de deur staat de container met het opschrift ‘Ausländer raus!’. Het is een relict van het beruchte Bitte liebt Österreich-project, dat Schlingensief in 2000 neerpootte op de Weense Opernplatz, enkele maanden nadat de extreemrechtse FPÖ van Jörg Haider toegetreden was tot de Oostenrijkse regeringscoalitie. Een groep asielzoekers kon, zoals in Big Brother, worden weggestemd – en dus uitgewezen, terwijl de overgebleven ‘winnaar’ een verblijfsvergunning kreeg. Die daad van artistiek activisme zorgde voor bijzonder veel ophef, ter plaatse en in binnen- en buitenlandse media, Schlingensief confronteerde de Oostenrijkse én de Europese publieke opinie met haar eigen ranzige vooroordelen, ter linker- en ter rechterzijde.

Op de binnenkoer en op de benedenverdieping staan grote installaties, zoals de ‘animatograph’. Dat is een draaiend plateau met objecten en obstakels, omringd door al dan niet bewegend beeldmateriaal. Schlingensief bouwde meerdere ‘animatographen’, in een poging om primaire technologie, wagneriaanse pathos, radicale cultuurkritiek en postkoloniale gewetenswroeging samen te ballen in één repetitieve theatrale ervaring. Het bouwsel lijkt op een klein kraakpand waarin (de ondergang van) de avondlandse cultuur rommelig verzameld is. Maar wie de tijd neemt, beleeft wel degelijk de beoogde ervaring: een onderdompeling in de wrede contradicties van onze beschaafde geschiedenis.

De hogere etages bieden een haast volledig overzicht van het multi- en intermediale werk van Schlingensief: fragmenten uit zijn theaterwerk aan de Berlijnse Volksbühne-am-Rosa-Luxemburg-Platz en elders, documentaires over het operawerk (Parsifal in Bayreuth,Der Fliegende Holländer in Manaus, Brazilië). Het volledige film- en televisiewerk is beschikbaar voor de bezoeker: de trash-films, de ontregelde talkshows, de brutale komische clips, de castings van freaks. Maar de meeste indruk maken verslagen van Schlingensiefs politiek-artistieke acties, zoals Aktion 18, waarin hij met een voodooritueel – inclusief boekverbranding – antisemitische uitlatingen van de nogal populistische FDP-politicus Jürgen Mollemann wilde bezweren. Möllemann diende klacht in wegens doodsbedreigingen.

Schlingensief riep de vier miljoen Duitse werklozen op om een meertje, naast het Salzburgse buitenhuis van kanselier Helmut Kohl, te laten overstromen

Nog uitgebreider presenteert de tentoonstelling Chance 2000, de partij die Schlingensief stichtte en die bij de Bondsdagverkiezingen van 1998 0,058 % van de stemmen kreeg. Toen Schlingensief die bui zag hangen, probeerde hij de partij te verkopen: de zoveelste artistieke marketingtruc van de campagne – onder het motto ‘Scheitern als Chance’. Ook de beruchte actie aan de Wolfgangsee is gedocumenteerd. Schlingensief riep toen de vier miljoen Duitse werklozen op om een meertje, naast het Salzburgse buitenhuis van kanselier Helmut Kohl, te laten overstromen: de grens tussen Duitsland en Oostenrijk werd tijdelijk gesloten. De speelse agressie van beide acties is aanstekelijk, zelfs al werden er maar enkele rimpelingen in politieke vijvers veroorzaakt. Schlingensief was zich overigens als eerste bewust van het gebrek aan concrete politieke impact van dat activisme. Uit elke mislukking zou hij lessen trekken, uiteraard met een verrassende zet.

De vreemde in mij

Onvermijdelijk vertoont het kunstenaarschap van Christoph Schlingensief een scherpe breuklijn: de diagnose van longkanker, begin 2008. Gemakshalve maakt men de tweedeling tussen het werk vóór en na de ziekte. Maar dit oeuvre is een subtieler en dubbelzinniger verhaal, dat te maken zou kunnen hebben met de wonde van Amfortas – het centrale beeld in Wagners Parsifal, dat hij in 2004 regisseerde rond een ‘animatograph’ op de draaiscène van Bayreuth – en met de Church of Fear. Schlingensief had de Church of Fear gesticht als antisekte in 2003, rond slachtoffers en overlevenden van de RAF-aanslagen: hun getuigenissen zouden een antidotum en ‘antidogma’ vormen tegen hedendaagse predikers. De Church of Fear zelf is een klein kapelletje met enkel een biechtstoel en de geschilderde slogan ‘Habe Angst / Have fear’. Als ‘antisekte’ organiseerde de Church of Fear onder meer paalzitwedstrijden op de Biënnale van Venetië in 2003, en in Kathmandu, Nepal. De tentoonstelling in KW plaatst de kapel op de binnenkoer, en in de grote gelijkvloerse hal kan je op de palen zitten: grote boomstammen, met een oude zetel erbovenop, bereikbaar met een touw(ladder).

Schlingensief was zich als eerste bewust van het gebrek aan concrete politieke impact van dat activisme

‘Zeige deine Wunde’, Schlingensiefs motto vanaf de ontdekking van zijn tumor, verwijst naar de gelijknamige installatie van Joseph Beuys: een lege ziekenkamer (of een mortuarium?) met een communistische krant (Lotta Continua) ingekaderd aan de muur. ‘Eine Wunde die man zeigt, heilt’, zei Beuys zelf over dat werk. Schlingensief leek eenzelfde geloof te delen. Zijn eerste grootschalige theatervoorstelling na de diagnose, op de Ruhr-Triennale in de herfst van 2008, heette Die Kirche der Angst vor dem Fremden in mir: de angst slaat naar binnen. De voorstellinggaat niet meer over de (symbolische) wonde van het naoorlogse Duitsland, niet meer over een ‘Parsifal 2000’, maar over de tumor in zijn eigen lijf. Centraal in dat ‘Fluxus-oratorium’ staat een monstrans: normaal wordt daarin de gewijde hostie getoond; nu ziet men een radiografie van de longen van Schlingensief, de tumor duidelijk uitgelicht. Met footage en reconstructies van Fluxus-happenings verwijst hij voortdurend naar zijn alter ego Beuys, ook een overlevingskunstenaar, ook een kankerpatiënt.

61_Tindemans_A Church of Fear, Christoph Schlingensief © Lux & Jourik_380.jpg

De Kirche der Angst vor dem Fremden in mir keert postuum nog een keer terug. Christoph Schlingensief wordt begraven met een dienst in de Herz-Jesu-kerk in zijn geboortestad Oberhausen, waar hij twaalf jaar lang misdienaar was. Die kerk vormde het grondplan voor de theatervoorstelling Kirche der Angst en het interieur, met theatrale ingrepen, wordt nog eens nagebouwd in Venetië, als inzending voor de Biënnale van 2011. Curator Susanne Gaensheimer en weduwe Aino Laberenz voltooien het concept en hernemen, in de ‘gestolde’ vorm van een installatie, het requiem uit 2008 – ditmaal een definitief afscheid. Het paviljoen in Venetië is de eerste postume hommage aan de zogenaamde provocateur: zijn geplande provocatie is vervangen door een grafmonument, door sommigen als pathetisch en museaal bestempeld. Zijn stem is nog te horen, maar er zijn geen levende lichamen in die nagebouwde kapel, die vreemd contrasteert met de fascistoïde architectuur van de nationale paviljoenen in Venetië, zeker het Duitse. Zonder spelers is de levendige en hoopvolle atmosfeer van de theatervoorstelling Die Kirche der Angst vor dem Fremden in mir helemaal verdwenen. Zelfs toen iedereen de adem inhield bij het exhibitionistische gebaar waarmee Schlingensief zijn wonde op het toneel toonde, waarmee hij zijn huilen bij pijn en depressie liet horen, zelfs toen klonk zijn ‘preek’ strijdlustig; niet als een wanhoopskreet of een retorische ontkenning. In 2011 lag er stof op de rekwisieten – zo zichtbaar in dat heldere witte licht.

Sociale beeldhouwkunst

Ging het er Schlingensief niet meer om de verwondingen van de Duitse samenleving te tonen, maar enkel zijn eigen lijden?Of gebruikte hij dat ongelukkige toeval om een andere diagnose te stellen? Om, bijvoorbeeld, een eigenzinnige blik te werpen op de goed- en minder goedbedoelde vormen van globalisering? Er is namelijk in die korte, letterlijk pijnlijke periode van tweeënhalf jaar nog iets anders gebeurd, dat het schijnbare zelfmedelijden helemaal wegstreept: Afrika.

Ging het er Schlingensief niet meer om de verwondingen van de Duitse samenleving te tonen, maar enkel zijn eigen lijden?

In KW gaat een hele vleugel op aan het Festspielhaus Afrika: een dorp met school, ziekenhuis en kunstcentrum, aan de rand van de savanne in Burkina Faso. Je krijgt er veel documentatie te zien, zonder artistieke franje, als betrof het een project van 11.11.11. De plaatselijke kinderen zitten nu in de derde klas, de medische hulppost is bijna klaar, het culturele programma is rijk gevuld – alles gecoördineerd door Aino Laberenz, Christoph Schlingensiefs weduwe, samen met architect François Kéré. KW-curator Anna-Catharina Gebbers maakt daarmee duidelijk dat dat Afrikaanse project helemaal in de lijn ligt van het ‘uitgebreide kunstbegrip’ van Joseph Beuys, dat Schlingensief zo dierbaar was: dit is letterlijk ‘sociale beeldhouwkunst’, kunst als rein voluntarisme. Zoals de 7000 Eichen op Documenta 7, 1982, waar Beuys met bomen en basalt het stadslandschap transformeerde en daarmee tegelijk een vrijwilligersbeweging uit de grond stampte.

Het idee voor Festspielhaus Afrika is gerijpt tijdens Schlingensiefs ziekte. Hij vergeleek dat idee zelfs met een tumor, omdat ze allebei tot nadenken dwingen, tot hersenactiviteit, tot reflectie. In de documentaire Knistern der Zeit (2012) plaatst Sibylle Dahrendorf de ontwikkeling van het Festspielhaus Afrika naast het ontstaan van Schlingensiefs laatste afgewerkte voorstelling Via Intolleranza II (voorjaar 2010). Daarin ensceneerde hij een groep Burkinese spelers – zangers, dansers, vertellers – tegenover Europese ‘hoge cultuur’: een oeroude verfilming van Dante’s Inferno, muziek van Luigi Nono, epische dramaturgie. De Burkinezen strooiden geen zand in de machine, maar zaaiden twijfel over die iconen van moderne kunst. Hun vanzelfsprekende speldrift contrasteerde scherp, al te scherp, met de afstandelijke rollen die de Duitse acteurs speelden. De confrontatie zou kunnen getuigen van een soort postkoloniale naïviteit, maar Schlingensiefs eigen aanwezigheid, de schaamteloze behoefte om zijn eindigheid, zijn einde uit te schreeuwen – met die charmante glimlach en die altijd nieuwsgierige ogen – ontwapende de meeste criticasters.

Christoph Schlingensief in Afrika © Aino Laberenz.jpgVoor de Biënnale van Venetië in 2011 had Schlingensief eigenlijk een ander plan dan de lege Kirche der Angst. Daarin moest het Festspielhaus Afrika, de concrete utopie van zijn laatste levensjaren, centraal staan. Hij wilde een zuiveringsritueel bij het Duitse paviljoen, waarbij de overwegend blanke toeschouwers een bad hadden moeten nemen, waar ze met een zwarte huid zouden uitkomen. Toch wilde Schlingensief geen hofnar zijn: als de hele cultuur ‘bevredigd’ is, is een nar enkel luxe. Hij wilde een concreet stuk wereld achterlaten, ver weg van het cynisme waarmee zijn ‘performatief activisme’ zo vaak bejegend werd. Achter Festspielhaus Afrika zit een meer ‘samaritaanse’ filosofie: een minimum aan dogmatiek; een overvloed aan edelmoedigheid.

Het ego op de agora

Schlingensief liet zijn coup de foudre met Afrika, met die plek op 100 kilometer van Ouagadougou, Burkina Faso, diep tot zich doordringen. In Ich weiss, ich war’s vertelt hij hoe hem op de dag van de eerstesteenlegging een zin te binnen schiet: ‘Spreek slechts één woord, en mijn ziel zal gezond worden’ – uit te spreken vlak vóór de communie, in de katholieke liturgie. Op die plek, aan de rand van de savanne, op een open zandvlakte waar, in de vorm van een slakkenhuis, een ruimte voor ‘sociale beeldhouwkunst’ zal ontstaan, balt die zin zowel de gelatenheid van de stervende als de onnoemelijke kracht die van die plaats vol hoop uitgaat. En hij besluit: ‘Mijn eigen leven bevond zich bijna altijd op confrontatiekoers. Daar heb ik schoon genoeg van. Ik ben gelukkig als letters in mijn hoofd ontploffen.’

De narcist en de activist: ik weet niet welke Christoph Schlingensief ik het meeste mis, in het theater van vandaag.

_Ich weiss, ich war’s _is eigenlijk het perfecte hoofdkussenboek voor kunstliefhebbers op middelbare leeftijd: weemoed die slaperig maakt en engagement dat de ochtend openbreekt. Schlingensief maakte zichzelf nooit tot kunstwerk, hoewel hij besefte – op het einde meer dan ooit – dat zijn fysieke aanwezigheid het verschil maakte. Op een romance met Tilda Swinton na, oogt zijn biografie nogal kleurloos: geen jeugdtrauma’s, hoogstens een afwijzing aan de filmschool. Het was zijn persoon, zijn lichaam dat de toneelvloer écht veranderde in een strijdperk, dat de openbare ruimte omvormde tot een ware agora – waar een politiek gevecht mét inzet kon plaatsvinden. Zoals een verslagen bokser de tv doodmaakt: het ‘valse’ beeld is overwonnen; nu terug naar de werkelijkheid van de angstige en toch zo nijvere mensen, in Oberhausen, in Berlijn, in Wenen, in Venetië. Maar vooral in Burkina Faso.

Ze waren aan elkaar gewaagd, ze konden niet zonder elkaar bestaan: de narcist en de activist. Ik weet niet welke Christoph Schlingensief ik het meeste mis, in het theater van vandaag.

Klaas Tindemans is docent-onderzoeker aan RITS School of Arts en aan de VUB, gastdocent aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen (kleinkunst) en dramaturg voor De Roovers en Lies Pauwels.