Het bedrog van jogging pants

Door Eric De Kuyper, op Wed Nov 27 2013 14:45:18 GMT+0000

Het gebeurt niet zelden dat ik voor estheet word uitgemaakt. Wat me niet bepaald stoort: ik hou inderdaad van mooie dingen en mensen. Maar ik hou soms evenveel van lelijke, kitschige of campachtige dingen. Wat me stoort, is dat het mooie vandaag in de kunsten al te graag gerelativeerd en zelfs weggemoffeld wordt. Laten we schoonheid over aan de reclame en de populaire gebruikscultuur?

(pling plong, noot van de redactie: Eric De Kuyper schreef dit artikel gratis, in ruil voor jouw interesse in de crowdfundingsactie van zijn nieuwe film 'My Life as an Actor', ziehier de link)

In onze tijd is de waardering voor het mooie slechts één van de vele regio’s van het esthetische geworden. Ook het niet-mooie kan nu esthetisch zijn. Zo viel het de Frans-Roemeense theaterdeskundige Georges Banu op hoe nadrukkelijk de Duitse theaterdecors van de laatste decennia afstemmen op het lelijke, terwijl de Franse doorgaans het mooie vooropstellen. Beide kunnen esthetische verschijnselen genoemd worden: ze hebben allebei te maken met vormen en beelden, die betekenisdragend en zintuiglijk willen zijn. Iets wat te maken heeft met de zintuigen, is ook de oorspronkelijke betekenis van het Griekse ‘aesthesis’.

59_DeKuyper © Simon Lynen380.jpgDreigt de waardering en de aandacht voor het mooie in deze tijden verloren te gaan? Absoluut niet. Het omgekeerde is het geval! In de clips, de reclame, de drukkunst, de typografie en het design blijft de dictatuur van het mooie heersen. Kijk maar naar de superieure reclamefilmpjes van Louis Vuitton, om maar één voorbeeld te noemen. Het filmpje dat Roman Polanski draaide voor het luxebedrijf, behoort tot het beste van wat die filmmaker maakte.

Maar die aanwezigheid van het mooie in de commerciële sectoren – vroeger de decoratieve of toegepaste kunsten genoemd – heeft haar weerslag op andere domeinen. Toen ik om professionele redenen nog meer films zag dan nu – op festivals bijvoorbeeld – kon ik het na drie beeldinstellingen al vaak niet meer uithouden. Ik zag meteen: dit wordt een overgeësthetiseerde film. Een speelfilm waarin alles op een mooie commercial lijkt! Dit is geen film, maar reclame! Vanaf dat ogenblik verzwakte mijn nieuwsgierigheid en werd de film totaal voorspelbaar. Op z’n minst op het visuele vlak.

Het is dus erg moeilijk om nog ‘mooie beelden’ te maken die niet meteen ook – ongewild – verwijzen naar mooie reclamebeelden. Dat is een van de redenen waarom ik de esthetiek van een Antonioni – de retrospectieve in de Cinematek en de tentoonstelling in Bozar gaven ons een kans opnieuw kennis te nemen van zijn oeuvre – nog nauwelijks kan waarderen. Om een of andere reden lijken die prachtige minimalistische, pure beelden … clichébeelden. Juist omdát ze nu, enkele decennia later, zo modieus geworden zijn! In de jaren 1960 waren ze oorspronkelijk, fris, gewaagd … Nu zijn ze ingehaald door de heersende esthetiek. Ze zijn niet verouderd, integendeel: ze zijn nu al te hedendaags, te veel fashion!

Het is erg moeilijk om nog ‘mooie beelden’ te maken die niet meteen ook – ongewild – verwijzen naar mooie reclamebeelden

Het mooie is misschien wel eeuwig. Althans wanneer het de tand des tijds heeft doorstaan. Maar net omdat het zich in de tijd afspeelt, is het ook een uitermate labiel verschijnsel. Als jonge Brusselse stadsminnaar heb ik zoiets van nabij meegemaakt: de herontdekking van de jugendstil of art nouveau. Gedurende een vrij korte periode, rond de eeuwwisseling van vorige eeuw, is de art nouveau internationaal de stijl bij uitstek geweest. In de jaren 1950 werd hij radicaal verdrongen en verguisd, massaal bestempeld als ridicuul en ouderwets. De Expo 58 heeft er bij ons korte metten mee gemaakt. We droomden toen van Bauhaus en Le Corbusier, we bouwden onder supervisie van Amelinckx en co! We snakten naar soberheid, functionaliteit en ja, het woord viel: ‘design’. De krul moest wijken voor de rechte lijn. ‘Modern’ heette dat toen.

Intussen kon je er buiten de architectuur wel overal de sporen van blijven terugvinden: in de tegels van een toilet van een Vlaams boerencafé, op de versiering van een menukaart, in de grove sierlijkheid van traliewerk. Overal had de art nouveau goedkope sporen achtergelaten. En dan, plotseling, in minder dan een decennium, in de jaren 1960, werd de jugendstil opnieuw herontdekt en terecht geherwaardeerd. Niemand die het sindsdien nog zal aandurven om de art nouveau een minderwaardig product van zijn tijd te vinden. Evenmin als de topmomenten van de Bauhaus-esthetiek.

Sommige verschijnselen van het mooie hebben het in een bepaald tijdsklimaat dus moeilijk om zich in stand te houden. Waarom dat zo is?

Het is soms erg moeilijk om aan het dictaat van het mooie te ontsnappen. Gedurende eeuwen is binnen het veld van de esthetiek het mooie de norm geweest. Het kon niet anders dan dat daar in de twintigste eeuw tegen gevochten zou worden. Antimooi werd zowat de nieuwe norm, op velerlei gebieden. Meestal was en is die antihouding slechts een provocatieve reflexattitude. Kijk naar Vivienne Westwood, om maar één voorbeeld te noemen. Maar zo goed als alle modeontwerpers lijden daaronder. Ze belichamen een houding die, op een meer elementair niveau, erg goed in de smaak valt bij jongeren, want hun werk smaakt naar revolte. Een esthetiek van het antimooie.

Top Hat.jpgWaarom is het mooie zo problematisch geworden? Het probleem is dat er, al dan niet terecht, van uitgegaan wordt dat het mooie iets te maken heeft met kunstmatigheid. En dat is in tegenspraak met onze huidige sensibiliteit, die van natuurlijkheid haar heersende ideologie heeft gemaakt. Het mooie in deze tijden heeft altijd iets te maken met natural, casual of wat basic wordt genoemd. Doe gewoon, dan doe je al gek genoeg … Het verkrijgen van een natural look vergt echter evenveel kunstmatigheid en kunstvaardigheid als het creëren van glamour!

In de Antwerpse modestraten kijk ik naar wat de herfst ons te bieden heeft. Dries van Noten presenteert zijn vrouwelijke wintercollectie, die refereert aan een hoogtepunt van Hollywood-glamour: het danspaar Fred Astaire-Ginger Rogers. Van Noten liet zich inspireren door de film Top Hat (1935). Letterlijk. In de etalages van zijn zaak heeft hij videosequenties lopen van Irving Berlins nummer Cheek to Cheek, waarin we Ginger Rogers met haar partner Fred Astaire zien dansen in haar beroemde jurk: feathers. Van Noten probeert in zijn collectie variaties uit op dat struisverenthema. Hij poogt de onmogelijke balance act tussen de kunstmatigheid van de glamour te verzoenen met de natuurlijke (?): de spontane combinatiedrift die heden ten dage natuurlijkheid schijnt te kenmerken. Anything goes? Helaas niet. Maar het is het privilege van de modekunst om te experimenteren met dissonanten, tussen mooi en niet-mooi. In dit geval tussen glamour en gewilde random-effecten. De collectie belichaamt daarmee een paradox.

THE-LONE-RANGER, 2013.jpgDie behoefte om de dissonant van lelijkheid overal zichtbaar te maken, en zelfs vooral te gebruiken waar het mooie de toon zet, trof me onlangs in de blockbuster The Lone Ranger. Van bij het eerste beeld (camera: Bojan Bazelli) was ik onder de indruk van het beeldende karakter van de film. Niet dat het de doorsnee toeschouwer opvalt. Het gaat meer om een extraatje, voor het plezier en het genot toegevoegd aan al dat filmische gedoe. Een haute-couture-touch op een McDonald! (Nee, die vergelijking is al te kleinerend. The Lone Ranger is een erg goede commerciële film, die slechts toevallig flopte in de Amerikaanse bioscopen.)

Maar terwijl in die film de esthetiek van het mooie overheerst – zelden werd er in een western zo mooi een bordeel in beeld gebracht – krijg je plotseling een valse noot: de vrouwelijke hoofdrolspeelster, Ruth Wilson. Ik zie geen enkele reden om die figuur door die actrice te laten spelen. Er zijn in Hollywood ettelijke andere vrouwelijke actrices van hetzelfde niveau beschikbaar … Waarom dient het personage van Rebecca er zo … gewoontjes uit te zien? In een film die uiterst geraffineerd rond het concept van het cliché draait, verwacht je ook het cliché van een aantrekkelijke jonge vrouw. Neen dus. Je krijgt op het scherm een figuur als uit een realistische soap of comedy, waar het belangrijk is om er natural uit te zien.

Het ongedwongene – het antikunstmatige dus – is gefundeerd op de huidige mythe van de vrije lichamelijkheidscultus. Gezond en bio. Het uiterlijk geheel en al in dienst van de functionaliteit van het lichaam. Sport is daar maar een klein, doch niet onbelangrijk register van. Zo moet het sportieve lichaam heel wat hulpmiddelen gebruiken om er atletisch uit te zien. En daar komt onze fitnessobsessie ons te hulp. Wat een inspanningen dienen er niet ingezet te worden om tot dat natuurlijke resultaat te komen, tot en met chemische hulpmiddelen zoals doping, en alle ‘gezonde’ en minder gezonde varianten ervan.

Het mooie in deze tijden heeft altijd iets te maken met naturalcasual of wat basic wordt genoemd

Dat kan leiden tot de meest absurde verschijnselen. Een mooi voorbeeld zijn de jogging pants. Onder het mom van ‘functionele’ en ‘relaxte’ kleding hult iedereen zich in die outfit. Alle lichamen worden er onzichtbaar in gemaakt. Erg democratisch, dat wel, want in een jogging pants verschijnen alle lichamen nagenoeg identiek. Zoals een goed uniform dat doet. Maar wat heeft het dan voor zin om de fitnesswaan zo hoog op te drijven en het lichaam er zo perfect mogelijk te doen uitzien? Een cultuur zit uiteraard vol paradoxen. Lévi-Strauss leerde ons dat mythes er zijn om paradoxale gegevens toch te verzoenen. Onze mythe heet ‘gezondheid’.

De Glamour-esthetiek uit de gloriedagen van Hollywood – de jaren 1930-1940 – zette een totaal andere strategie in. Hoe stars toen gefotografeerd, aangekleed, gekapt en geschminkt werden, was allesbehalve natuurlijk. Glamour is immers niet enkel mooi, maar ‘onwezenlijk’ mooi. Niet echt dus, maar kunstmatig en met kunstvaardigheid (en hoe!) tot stand gebracht. De Glamour-esthetiek probeerde het hoogst eigene of bijzondere te benadrukken, terwijl het minder merkwaardige verdoezeld werd. Zo had Marlene Dietrichs aantrekkelijkheid met haar mooi gevormde benen te maken. ‘Schöne Beine, nicht?’, stelt ze al in Der Blaue Engel. Dat ze veel minder te bieden had wat haar borsten betrof, wist men maar al te goed. Daar kon best niet te veel aandacht naar uitgaan. Zelfs bij haar bedpartners, zo vertelt haar dochter, wist ze met heel wat vernuft de schijn op te houden. Soms gaat schoonheid slechts om een soort afleidingsmanoeuvre. Bij Marlon Brando heeft het weinig zin om de benen in beeld te brengen. Zijn sexappeal ligt vooral in de schouders en de armen.

Marlene Dietrich in Der Blaue Engel.jpg

Glamour betekende ook een aansporing tot nabootsing. Met kunstvaardigheid – zo suggereerden de mode-industrie en vooral de cosmetica – kon je met een zekere handigheid, gaande van minimale do it yourself tot professioneel hoogstaande knowhow, een beeld creëren dat herkenbaar herinnerde aan het model. Zo had je als privépersoon min of meer deel aan zijn of haar bovennatuurlijke, goddelijke schoonheid. Nu is dat een normaal verschijnsel in de mode. Ook toen Brigitte Bardot het referentiemodel was, speelde dat. Maar de inzet, de norm, was toen al totaal anders: het ging niet meer om een goddelijke schoonheid, maar om zoiets als natuurlijke erotiek.

De hedendaagse esthetiek vervangt de ene door een andere norm, die antidwangmatigheid heet te zijn – uiteraard een paradox! Het gaat daarbij niet meer om een model proberen te evenaren qua beeld of vorm, maar om via een mentale constructie (stijl geheten) tot een geheel te komen dat, dankzij combinatiekunst, overkomt als ‘grappig’, ‘onverwachts’, ‘bizar’, ‘weird’ en ‘oorspronkelijk’. Leuk en fun. De tirannie van de ironie is allesoverheersend. De dingen nooit au sérieux nemen, gekoppeld aan bewuste zelfreflectie, doordringt alles. Dat heet dan ‘cool’. Het extreemst treft me dat in de beeldende kunsten. Het beeldend kunstwerk moet zichzelf relativeren, de maker ervan wil zelfkritisch te werk gaan. Het is een tendens die aan de gang is sinds de revolutie van de popart en de grootmeester ervan blijft Andy Warhol, onuitputtelijk zoekend naar de magische combinatie van glamour en kitsch. Een verzoening die hij bleek te vinden in camp: de kunst van de tongue in cheek.

Soms gaat schoonheid slechts om een soort afleidingsmanoeuvre

Glamour was wars van ironie, humor of cynisme. Glamour was absoluut. ‘Zo ziet de perfectie eruit, punt.’En daarom is hij vandaag zo moeilijk te vatten of verder te zetten. Alles dient gerelativeerd of getrivialiseerd te worden. Er wordt op onze podia geen klassieke tekst meer opgevoerd, of die wordt getrivialiseerd. ‘Verniedlichung’noemde Horvath dat. Dat is voor ons ‘echt’. Het enige gebied waar al die relativerende gevoelens totaal afwezig blijven, is net in de gezondheids- en lichaamscultuur. Ik zei eens tegen mijn vriend dat ik vermoedde dat mannen zo gek zijn op hun afschuwelijke jogging pants, omdat – naast alle echte en pseudoredenen van functionaliteit en relaxedheid – ze hun vaag het gevoel geven van een … rok te dragen! Hij kon daar niet om lachen.

Eric De Kuyper is schrijver en filmmaker. Dit jaar ontving hij de vijfjaarlijkse essayprijs van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde voor zijn boek Applaus_. Steun hier de crowdfunding van__ zijn nieuwe film 'My Life as an Actor'._