Headbangen om te overleven

Door Karel Vanhaesebrouck, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Dude, look around. We are living in a heavy metal world. Dat is het evidente maar onthutsende antwoord van een van de bandleden van Acrassicauda, op dat moment de enige actieve metal band in Bagdad, wanneer documentairemakers Eddy Moretti en Suroosh Alvi hen vragen waarom ze doen wat ze doen. Verscheidene jaren volgden beide heren, op gevaar van eigen leven, het wel en wee van de band. Het eindresultaat, de documentaire Heavy Metal in Baghdad, ging in 2007 in première, maar is nu ook in onze contreien op dvd beschikbaar, voorzien van een hele reeks extra's.

In 2003, vlak na de val van Saddam Hoessein, stranden Morettu en Alvi, via een achterpoortje, in Irak, in volle Amerikaanse bezetting. Het land bevindt zich in een spiraal van geweld en de Amerikanen krijgen nauwelijks tot geen controle op de situatie die ze zelf gecreëerd hebben. Aanleiding voor hun bezoek is het artikel 'No war for heavy metal' van muziekjournalist Gideon Yago. In dat artikel, gepubliceerd in Vice Magazine, probeert Yago zicht te krijgen op de heavy metal scene in Bagdad. Die scene blijkt welgeteld uit één groep te bestaan: Acrassicauda, een pseudowetenschappelijke term voor de gevreesde zwarte schorpioen. Acrassicauda bestaat uit vier jonge, intelligente gasten, die proberen te werken als journalist of vertaler en in hun heavy metal de doodsangst die ze dagdagelijks aan den lijve ondervinden, uitschreeuwen. Zonder gevaren is die onderneming niet. Heavy metal is een uitgesproken westers genre en dus allesbehalve populair in Iraakse middens. En dat is overigens een bijzonder eufemistische bewoording: headbangen, lang haar of een Slipknot-T-shirt kunnen je je kop kosten. En toch spelen ze heavy metal, tegen beter weten in. 'Zonder metal was ik al lang zot geworden', zo formuleert de drummer het. Repeteren doen ze in het computerwinkeltje van de bassist, in 'a shabby practice room that smells like if a kebab shop owner shat in your face.' Optreden doen ze nauwelijks, dat laten de omstandigheden waarin ze leven niet toe. In 2003 hadden ze nog maar drie maal opgetreden. Hun idolen Slayer, Metallica en Mayhem kennen ze alleen maar van illegale tapes en mp3's, een optreden van een _heavy metal-_groep hebben ze nooit meegemaakt: die zijn er immers niet. En toch brandt hun hart vurig voor everything metal: meer nog dan hun favoriete muziek, is metal voor deze vier jonge Iraki's die dromen van een beter leven, hun enige mogelijke way of life. Hun verlangen om te spelen is grenzeloos.

Gefascineerd door de jongelui trekken Morettu en Alvi tussen 2003 en 2006 meerdere malen naar Irak. Ze willen weten of de leden van de band nog in leven zijn. Ze komen terecht in een postapocalyptische omgeving geregeerd door angst en paranoia. Elk individu is je potentiële moordenaar, achter elke hoek schuilt gevaar. Voorzien van kogelvrije vesten trekt de ploeg naar Bagdad. Ze laten zich daarbij noodgedwongen vergezellen door een tot de tanden gewapende privémilitie, die hen a rato van 1500$ per dag moet beschermen en die algauw zal uitgroeien tot een minileger van een vijftiental man. In dat gigantische mijnenveld proberen de bandleden van Acrassicauda muziek te maken. Het zijn twintigers die niet de tijd gekregen hebben om twintiger te zijn en naar de repetitie sluipen met een pistool in de hand. Interviewen na 18 uur kan niet, want dan moet iedereen binnen zijn, _metalhead_ of niet. _Heavy Metal in Baghdad_ portretteert hun _struggle for life_, vanaf de val van Saddam Hoessein tot hun noodgedwongen ballingshap in Damascus, Syrië (op de bijhorende website kun je overigens lezen dat ze na de documentaire in Istanbul terecht kwamen en er in februari 2009 in slaagden om te emigreren naar de Verenigde Staten). Met politiek houdt de band zich in zijn muziek niet bezig: het feit dat ze bestaan én volhouden, bijna zonder optredens en later ook zonder repetitieruimte (ook hun kleine Utopia, hoe stinkend en stoffig ook, zal niet ontsnappen aan de Amerikaanse bombardementen), is een politieke daad _an sich_. Ergens halfweg de documentaire krijgen we opnames te zien van een van de weinige optredens onder het Saddam-regime. Om te mogen spelen moeten ze een pro-Saddam-song spelen. Een zaal jonge Iraki's headbangt alsof hun leven ervan afhangt, de tekst horen ze nauwelijks. Liever dit dan hun laatste uitlaatklep kwijt te spelen. In Irak is headbangen een daad van moed. _Heavy Metal in Baghdad_ toont hoe deze jongeren in hun muziek en subcultuur pogen te ontsnappen aan een alles verstikkend No Future-gevoel en vormt daarom de antipode van de machtige documentaire _Some Kind of Monster_ (2004), een staalhard portret van Metallica waarin de makers laten zien hoe de band langzaam in zijn eigen luxe en zelf gecreëerde problemen wegzinkt. Dat de leden van Acrassiccauda Metallica als ware idolen verafgoden, is dan ook best pijnlijk en ironisch.

Meer nog dan een muziekdocumentaire, toont Heavy Metal in Baghdad ons de onwaarschijnlijke omstandigheden waarin deze en vele andere jongeren van minuut tot minuut leven. Bassist Firas Al-Lateef, een bijzonder geestige en warme kerel die elke zin met een sappige 'dude' laat beginnen, heeft net een kindje maar weet niet of hij dat 's avonds na de repetitie terug zal zien. Deze documentaire is niet alleen een mooi en confronterend portret van de bandleden, hun dromen en angsten, maar gaat ook en misschien zelfs in eerste instantie over de impact van de oorlog op het dagelijkse leven van jongeren, én over de onmogelijkheid om over dat onderwerp journalistiek werk te brengen. Precies in dat gegeven ligt het belang van dit document: Moretti en Alvi hanteren de muziekdocumentaire als een specifieke vorm van onderzoeksjournalistiek, als een instrument voor de analyse van de geopolitieke problemen die het Westen wat graag vergeet. Alleen al daarom is Heavy Metal in Baghdad een must-see: beide makers demonstreren hoe je via de jongerencultuur kunt doordringen tot de essentie van de wereldpolitiek. Ze laten zien dat muziekzenders als MTV of magazines als Vice, NME of Rolling Stone zich niet hoeven te verschuilen achter het excuus dat de jongerencultuur enkel op commodificatie en consumptie gericht is, dat dergelijke media wel degelijk een kritische rol op geopolitiek niveau te spelen hebben en dat verzet geen modegril of haarstijl hoeft te zijn. In Heavy Metal in Bagdhad is deze subcultuur immers een kwestie van overleven in een geopolitieke situatie die zij nauwelijks of niet overzien.

Heavy Metal in Baghdad wordt in de Benelux verdeeld door Filmfreaks.

www.heavymetalinbaghdad.com