Griezelige gedachte

Door Jeroen Olyslaegers, op Wed Jul 27 2011 17:02:04 GMT+0000

Gemeenschap. Probeer dat woord maar eens van inhoud te voorzien. Het is een wat schunnig woord, dat iets of niets maskeert als een attribuut van een stripteaseuse. Soms transformeert het moeiteloos in een vraag aan kunstinstellingen. Enkele jaren geleden stelde de overheid nadrukkelijk voor aan het kunstenlandschap om het woord ‘gemeenschap’ met ‘nut’ te verbinden. Wat wordt er met al dat geld gedaan dat die kunstinstellingen jaarlijks binnenrijven? Hoe zit dat met dat publieksbereik? Sommige tenoren uit de kunst- en theaterwereld waren verbolgen.

Anderen, meestal van een jongere generatie, waren bereid om hun werking in vraag te stellen. Tegelijk gebeurde iets merkwaardigs. Het ging niet louter over geld en nut: ‘gemeenschap’ moest ook op een bijna metafysisch niveau werken. Het was alsof de kunsten een symbiotische opdracht kregen. De samenleving is uiteengevallen, de burger is een consument. Zouden kunst en cultuur niet als superlijm kunnen werken tussen al die dolgedraaide consumenten, valt er niets te vinden dat ‘ons’ bindt? Het is alsof een goedlachse Goliath aan een verbouwereerde David vraagt of hij zin heeft om badminton te spelen. Dit gaat over andere dimensies, andere grootheden, andere waarden zelfs misschien.

Ik vind het ontroerend dat genoeg mensen in de kunstwereld de vraag ernstig nemen, en zuchtend moeten vaststellen dat het niet simpel is. Het getuigt van intellectuele eerlijkheid om zelfs een vage vraag oprecht te beantwoorden. Dat de wereld van de kunst en de wereld van de overheid alleen verbonden zijn door subsidies, maakt de zaak niet makkelijker. Probeer daar meer eens andere waarden aan te koppelen. Bovendien gedraagt de overheid zich tegelijk als geldschieter én als klant ten opzichte van de cultuurwereld. De relatie beperkt zich dus node tot het financiële, en tot een paar prijzen die worden uitgedeeld aan kunstenaars. Al eens naar zo’n prijsuitreiking geweest? Het lijken rouwplechtigheden waarbij de priester geen idee heeft wie of wat aan de aarde wordt toevertrouwd. Dat werkt vervreemdend, maar niemand deed er zijn mond over open. Toen cultuur als bindmiddel naar voren werd geschoven, werd die vervreemding expliciet. Er gaapt een kloof, er is niet meer dan een gedoogbeleid jegens die minderheid die kunst belangrijk vindt. Kun je daar een volledige gemeenschap mee heropbouwen?

De absolute meerderheid van de bevolking zoekt zijn vertier op een televisiescherm of aan een computer.

De absolute meerderheid van de bevolking zoekt zijn vertier op een televisiescherm of aan een computer. Bovendien heeft de overheid haar openbare omroep tot een commerciële instelling laten transformeren. Geen haan die daarnaar kraaide, ook de cultuurwereld bleef grotendeels stil. Deze commercialisering leverde misschien wat tewerkstelling op, maar de overheid heeft zo ook elk mogelijk bindmiddel naar de slachtbank geleid. Kan kunst de wereld redden? Uiteraard, zo lang die wereld zich laat begrenzen door het innerlijke. And it will not be on television.

En ja, we zijn nog steeds kinderen van de Tweede Wereldoorlog, het moment waarop ideologie en gemeenschapsvorming finaal ontspoorden. We zijn nog steeds traumapatiënten. De tijd dat een gemeenschap samenviel met een land of een landsgedeelte is nog altijd voorbij. Een troep mensen geschaard rond een vlag is op zijn best een uiting van nostalgie. Ik moet dan denken aan critici die in de wij-vorm spreken wanneer ze het over hun persoonlijke kunstervaring hebben. Zelfs als camouflage slaat het op niets, het is een retorische draai aan de molen die hier en daar zelfs bescheidenheid wil projecteren. Niet ‘ik’, maar ‘wij’ vonden er niks aan. Het is zo ingeburgerd dat niemand er nog over valt. Op diezelfde manier ontmaskert het woord ‘gemeenschap’ knipogend zichzelf, en toont de leegte.

Doch niet getreurd! ‘Wij’ vinden onszelf altijd opnieuw uit. Alleen is de schaal anders, zijn de bindmiddelen tijdelijk, stolt ons verbond nooit meer tot een virus dat iedereen besmet. Gemeenschappen worden nog dagelijks gevormd, zonder de volgende dag te halen. Sommige duren enkele seconden, als een prachtige zeepbel die slechts even de lucht inzeilt. De aanleiding kan kunst zijn, maar evenzeer een lege plastic zak waar de wind mee speelt of een stunt van de Neveneffecten. Die naam ‘Neveneffecten’ is briljant gevonden. Want dat zijn ‘wij’ allemaal: neveneffecten op een markt van vraag en aanbod, in een wereld waar elke overheid zich heeft laten uitverkopen, elke gemeenschap zich heeft verkwanseld. Tenminste: dat statuut van neveneffect is ons masker. Eronder wemelt een andere wereld die niets met ‘gemeenschap’, ‘overheid’ of zelfs ‘wij’ te maken heeft. Daar heerst de echte vrijheid, mocht je die willen ontdekken. En daar wordt af en toe ook kunst geboren, maar ook kwelling, liefde en waanzin. Ziel. Anarchie. Ik.

Als er al een nieuw ‘wij’ ontstaat, zal het daar zijn. Vanuit het ik; een revolutie, zoals die Tunesische man die zich onlangs geheel alleen in brand stak en zo een revolte op gang bracht. Toch een griezelige gedachte?

Jeroen Olyslaegers schrijft proza, columns en theaterstukken. Momenteel staat hij op de planken voor de literaire tournee Te gek voor woorden.