Grensoverschijdingen

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Aanvankelijk leek Pat Barker (°1943, Thornaby-on-Tees) niet voor het succes in de wieg gelegd. Ze begon op haar zesentwintigste te schrijven, maar kreeg haar werk aan de straatstenen niet gesleten. Ze was al negenendertig toen ze debuteerde met de roman Union Street (1982). Met Blow Your House Down (1984) en Liza's England (1986) vestigde ze haar reputatie als een feministisch georiënteerd auteur met een sterk oog voor de ervaringen van vrouwen uit de arbeidersklasse uit haar geboortestreek (de streek rond Yorkshire). Haar vierde roman, The man who wasn't there (1989), werd gevolgd door Regeneration (1991), het eerste deel van een breed opgezette trilogie over de Eerste Wereldoorlog. Met Regeneration wist Barker zowel publiek als kritiek voor zich te winnen. Sindsdien zijn al haar nieuwe romans op jubelkreten onthaald. In 1995 mocht Barker zelfs de prestigieuze Booker Prize in ontvangst nemen voor The Ghost Road, het sluitstuk van de Regeneration-trilogie waarvan het middenluik, The Eye in the Door, in 1993 verscheen.

In dit essay probeer ik de thematische eenheid toe te lichten die de reeks romans kenmerkt die Barker sinds 1989 heeft gepubliceerd: The man who wasn't there (1989), de Regeneration-trilogie (1991-1995) en daarna Another World (1998), Border Crossing (2001) en Double Vision (2003), haar meest recente roman. Elk van die romans draait op meerdere manieren rond het overtreden van de grenzen tussen heden en verleden, realiteit en fictie, normaal en transgressief of gestoord gedrag (homoseksualiteit, neurose, psychose en misdaad). Het zijn complexe psychologische romans die met een economische literaire hand zijn geschreven en zich laten lezen als beklemmende thrillers. Barkers stijl is direct, nuchter en filmisch, met een sterk visuele impact. Maar tegelijk leggen haar scherpe, analytische oog en haar oor voor herkenbare conversatie genadeloos de minder aantrekkelijke kanten van de menselijke geest bloot. Meer specifiek beschikt zij over een opmerkelijke gave om binnen te dringen in de leefwereld van haar mannelijke protagonisten. Het omploegen van de mannelijke psyche is dan ook zowat haar keurmerk geworden. Nochtans beweert Barker dat er in haar romans op elke pagina een vrouw aanwezig is: zij zelf, als auteur.

In wat volgt, zou moeten duidelijk worden hoe het overtreden van reële, symbolische en denkbeeldige grenzen de motor is van Barkers romans. Barker plaatst haar figuren in reële (en in haar laatste romans zelfs aan de actualiteit ontleende) situaties die ze vervolgens bijna hermetisch afsluit om haar psychologische alchemie aan het werk te zetten. Haar voornaamste doel hierbij lijkt een streven naar inzicht in de rol van herinnering en verleden in ons geestelijke en emotionele leven, de constructie en betekenis van mannelijkheid, en de soms ondoorgrondelijke sluipwegen en afgronden van de menselijke psycho(patho)logie. Het beeld van Barker zelf dat hierdoor ontstaat, is er één van een betrokken humaniste met een hartstochtelijk analytische blik: Barkers afgemeten taal is een scalpel voor de geest.

De titelfiguur van The man who wasn't there is de vader van Colin Harper, een twaalfjarige jongen die in het Engeland van de vijftiger jaren  ervaart hoe het voelt om op te groeien met een vader die nog voor zijn geboorte in de storm van de Tweede Wereldoorlog spoorloos uit zijn leven verdween. Colin is uitsluitend door vrouwen opgevoed, hoofdzakelijk zijn moeder Viv en zijn grootmoeder. Ook Barker zelf, die tot dezelfde generatie als Colin behoort, heeft haar vader nooit gekend. Colin probeert zijn schrale leefwereld (eenzame avonden thuis terwijl zijn moeder in een goedkope nachtclub werkt; altijd kop van jut op school) te ontvluchten door middel van clandestiene bezoekjes aan de bioscoop. Hij projecteert het beeld van de heldhaftige helden uit oorlogsfilms op het lege scherm van zijn afwezige vader. Telkens wanneer de werkelijke wereld hem verveelt, glipt Colin weg in een mentale filmfantasie: een oorlogsdrama over verzet en collaboratie waarin hij zelf de jonge held is en waarin alle mensen en gebeurtenissen uit zijn 'echte' leven hun denkbeeldige dubbel krijgen. Barker onderscheidt de filmscènes nadrukkelijk van het 'gewone' verhaal door ze in scenario-vorm te beschrijven en het traditionele proza uitsluitend te gebruiken voor het hoofdverhaal: een tweeledige experimentele vormgeving die onverwacht overtuigt en verrassend ongekunsteld is uitgewerkt.

Het verhaal van The man who wasn't there draait rond de eeuwige vraag wat het betekent om een 'echte' man te zijn. Het boek is een mild ironische kritiek op de hardnekkige misvatting dat een sterke vaderfiguur onmisbaar is om een opgroeiende knaap op het gezonde, rechte en fatsoenlijke pad te houden. Alle gezagsfiguren in het boek, en op de eerste plaats de schooldirecteur, wijten Colins typische, rebelse tienergedrag aan de afwezigheid van zo'n sterke vaderfiguur die hem zou helpen zich 'normaal' te ontwikkelen. Barker suggereert ook meer dan één keer dat Colin zal opgroeien tot een homoseksuele man en laat de jongen zich verregaand identificeren met een verzetsheld uit zijn filmscenario die als travestiet door het leven gaat. Waarbij de 'geïnverteerde held' kan gelden als een voorafschaduwing van de complexe en vechtlustige Billy Prior in de Regeneration-trilogie. Haar meest meedogenloze kant toont Barker wanneer ze Lorrimer ten tonele voert, één van Colins klasgenoten: een jongen die met overgewicht kampt en na het voetballen de verplichte douche probeert te ontduiken om niet nog eens de vernederende confrontatie met zijn vrouwelijke 'borsten' te moeten ondergaan. De pesterijen van de andere jongens worden in contrapunt geplaatst met de martelingen door de Gestapo in Colins mentale film en suggereren veel over de rol van opvoeding en trauma's in het ontstaan van afwijkend en antisociaal gedrag in volwassenen. Tot slot moet er ook worden gewezen op één van de centrale scènes in de roman, wanneer Colin een spiritistische séance bijwoont en zich geen moment laat misleiden door de oplichterij van religieuze hysterie. Die scène zal namelijk in The Ghost Road terugkeren met opnieuw Billy Prior als de volwassen versie van Colin.

In de Regeneration-trilogie (Regeneration, 1991; The Eye in the Door, 1993; en The Ghost Road, 1995) vormen de traumatische herinneringen van frontsoldaten in de Eerste Wereldoorlog de spil van het verhaal. Barker gebruikt de historische context van Craiglockhart, een Brits oorlogsziekenhuis voor patiënten met psychische problemen (doorgaans shell shock), als een miniatuuruniversum waarbinnen ze verschillende tijdsniveaus door elkaar laat lopen. Op die manier wordt Craiglockhart een plaats met zijn eigen tijd en ruimte: het is een geïsoleerde wereld-in-de-wereld, zoals het sanatorium in Thomas Manns Der Zauberberg (1924). Centraal staat de psycholoog Rivers, een historisch figuur die onder meer de oorlogsdichters Siegfried Sassoon en Wilfred Owen heeft behandeld (beide auteurs zijn ook hoofdfiguren in de romancyclus). Rivers wil zijn neurotische en getraumatiseerde patiënten genezen door hun herinneringen aan het front los te weken. Het principe dat hij daarbij hanteert, is freudiaans: door zich de gruwelen te herinneren die hun neurotische symptomen veroorzaakten en zo hun trauma onder ogen te zien, zullen de patiënten genezen. In Regeneration, het eerste deel uit de cyclus, wordt deze helende vorm van herinneren vergeleken met het herstelproces van doorgesneden zenuwbanen in het menselijk lichaam. Aan het begin van de genezing is het lichaam rond de behandelde plaats ontzettend gevoelig voor prikkels en veroorzaakt de kleinste speldeprik een helse, moeilijk te localiseren pijn. Pas later wordt de pijnervaring draaglijker en handelbaarder. Zo ook bij shell shock: de patiënt moet de gruwel die hij heeft verdrongen (en die dus aan de basis ligt van zijn neurose) onder ogen durven te zien om ze vervolgens een hanteerbare plaats in zijn levensverhaal te geven.

Rivers verbindt het ontstaan van oorlogsneurosen met een vernietigende ervaring van passiviteit en (dus) ontmannelijking. Jongemannen worden gemobiliseerd om ten strijde te trekken, maar eens ze aan het front komen, belanden ze in een toestand van fatale en tragische immobiliteit. Ze zitten als ratten in de val van de loopgraven, strijden een hopeloze strijd en zijn genadeloos blootgesteld aan het constante spervuur van de vijand. Overleven heeft onder die omstandigheden meer te maken met geluk dan met moed. Deze gedwongen passiviteit, in combinatie met de gruwelen waarvan ze getuige zijn, leidt tot zenuwinzinkingen bij de soldaten. Barker ziet hier terecht een problematiek van sekserollen: activiteit is mannelijk, passiviteit is vrouwelijk. Precies die oppositie was in de Britse beleving van de Grote Oorlog van centraal belang: 'passieve' pacifisten werden met een zwaar sociaal stigma beladen en werden niet zelden op één lijn geplaatst met 'sodomieten'. De uit de eigentijdse actualiteit geplukte en tot hysterische hoogten opgeklopte seksschandalen die Barker in het weefsel van haar romans verwerkt, onthullen veel over de manier waarop men in 1917 over homoseksuelen en vrouwen dacht en over wat het betekende een man te zijn.

Barker slaagt er op briljante wijze in deze spanningen naar het individuele niveau te vertalen in de figuur van Billy Prior. Die duikt in de eerste roman op als één van Rivers patiënten en treedt in het tweede deel, The Eye in the Door, op de voorgrond als één van de meest gekwelde figuren uit de cyclus. Hij voelt zich schuldig over zijn verdrongen homoseksuele en sadistische verlangens en ergert zich aan de manier waarop sociale klassen de (seksuele) relaties tussen mannen beïnvloeden. Hij probeert zijn demonen te ontvluchten in een relatie met Sarah Lumb, een meisje dat in Edinburgh in een munitiefabriek werkt. Maar Billy's innerlijke verdeeldheid gaat dieper dan dat. Wanneer hij betrokken raakt bij een onderzoek naar de pacifistische activiteiten van enkele van zijn jeugdvrienden moet hij voor zichzelf de vraag beantwoorden waar zijn loyaliteiten liggen. Voor een stuk lost hij dit conflict op door een tweede zelf te creëren: een andere, hardere Billy Prior die naar voren treedt op momenten waar de 'gewone' Billy zich later niets van herinnert. Zo blijkt dat hij tijdens één van zijn blackouts zijn beste jeugdvriend, een gezocht pacifist, heeft verraden. Hiermee bevinden we ons precies midden in het web van psychologische en sociale transgressies dat Barker zo boeit. Geplaagd door ondraaglijke herinneringen, hallucinaties en gaten in zijn herinnering komt Billy tot het besluit dat 'the past is a palimpsest [...]. Early memories are always obscured by accumulations of later knowledge' (Barker 1996: 264). De werkelijkheid verliest haar betrouwbaarheid, de paranoia zet in, en vooral het eigen zelf als fundament van elk denken en handelen verliest de grond onder zijn voeten. Vertrouw niemand, ook jezelf of je herinneringen niet.

Het hoogtepunt van Barkers epische verhaal vormt The Ghost Road, het sluitstuk van de trilogie. Het meest opmerkelijke aan deze roman is de manier waarop alle zorgvuldig gesponnen draden van de trilogie hier samenkomen. Waar Barker in de eerdere romans de wisselwerking tussen heden en (onderdrukt) verleden uitwerkte door beide tijdsniveaus naast elkaar te plaatsen, zet ze hier resoluut een stap verder. Ze breekt de gebeurtenissen open door verschillende tijdsniveaus vrij in elkaar te laten overvloeien: Rivers' therapeutische activiteiten (nu in een Londen dat door luchtaanvallen wordt geteisterd), Billy Priors terugkeer naar het front, en (als nieuw element) Rivers' herinneringen aan zijn antropologische expedities naar Melanesië. Door parallellen en motieven op deze verschillende niveaus te laten functioneren, is Barker in staat om naadloos van het ene verhaal in het andere te glijden, waarbij ze bij elke overgang nieuwe lagen van inzicht aanboort. Het resultaat van dit proces is dat de tijd in zekere zin haar betekenis verliest. Heden en verleden, al dan niet gedroomd of herinnerd, zijn evenwaardig en smelten samen tot wat Billy Prior een 'levend moment' noemt: 'If the whole of one's life can be summoned up and held in the palm of one hand, in the living moment, then time means nothing' (Barker 1996: 493). Dat is waar het Barker om gaat: het levende moment dat altijd kruispunt is van verleden en heden en dat, indien men het van nabij in de diepte beschouwt, de essentie van een leven in zich bevat. Het is Barkers niet geringe verdienste dat ze erin slaagt om niet alleen de onmenselijke gruwel van de oorlog met meedogenloos humanisme tot leven te wekken, maar er tevens over waakt dat dit hallucinante verhaal ook altijd het verhaal van individuele mensen blijft. 'There was a real danger,' denkt Rivers op een bepaald moment, 'that in the end the stories would become one story, the voices blend into a single cry of pain' (Barker 1996: 564). Barker ontwijkt dit gevaar wonderwel en vertelt haar verhaal met aangrijpende precisie doorheen het persoonlijke lijden van herkenbare en afgeronde figuren waarin de lezer voor een groot stuk zijn eigen angsten en verlangens in kan herkennen.

Ook in Another World blijft de worsteling met een onvoltooid verleden Barkers voornaamste bekommernis. Enerzijds voert de auteur hier het eigentijdse disfunctionele gezin van Nick en Fran en hun kinderen op, die hun intrek nemen in een oud Londens herenhuis en onder het behang in de woonkamer een akelig levensgroot familieportret aantreffen. Dit portret blijkt een afbeelding te zijn van het gezin Fanshawe, de oorspronkelijke bewoners van het huis. De Fanshawes hadden een duister geheim te verbergen en hoe meer Nick en Fran over hen ontdekken, des te sterker beginnen de alarmerende parallellen met hun eigen gezinssituatie op te vallen. Dit klinkt als de plot van een derderangs griezelverhaal, maar Barkers uitgepuurde psychologische karakterisering maakt de roman beangstigend geloofwaardig. En tegelijk voert de auteur de problematiek van het verleden een stap verder: het blijkt nu dat niet alleen ons eigen verleden ons achtervolgt, ook het verleden van anderen wiens woning wij betreden en 'innemen' (symbolisch uiteraard), kan ons in de rug besluipen. Opnieuw lopen verschillende parallelle werelden door elkaar en oefent de ene wereld invloed uit op de andere: want hoe meer Nick en Fran zich inlaten met de geschiedenis van de Fanshawes, des te sterker lijkt die geschiedenis zich te zullen moeten herhalen.

Maar anderzijds keert ook de oorlog terug in deze roman. Nicks grootvader Geordie, één van de laatste overlevende frontsoldaten uit de Eerste Wereldoorlog, ligt op sterven en herbeleeft in zijn dromen en hallucinaties zijn ervaringen uit de loopgraven, en met name de dood van zijn broer Harry. De herinneringen van Geordie zijn echter zo intens en levensecht dat ze de vraag opwerpen of het hier nog wel om herinneringen gaat. Geordie herinnert niet, hij herbeleeft. En in die zin is het verleden voor hem het heden. Hier blaast Barker de grens tussen heden en verleden, tussen droom en werkelijkheid onbeschroomd op ten voordele van het 'beleefde moment' dat Billy Prior omschreef. Dit moment wordt door Geordie zelf uitgedrukt in zijn laatste woorden voor hij sterft: 'I am in hell.' In zijn eigen beleving sterft Geordie niet in zijn eigen bed, maar in de hel van de loopgraven die hij zijn hele leven heeft meegedragen. Zijn doodstrijd maakt 'the power of old wounds to leak into the present' (Barker 1999: 75) pijnlijk voelbaar. Dat Geordie samen met Billy Prior één van Barkers meest volmaakt gerealiseerde creaties is, hangt ongetwijfeld samen met het biografische feit dat Barkers eigen grootvader een overlever was van de Grote Oorlog die pas op het einde van zijn leven over zijn frontervaringen begon te praten omdat de last van de herinnering te zwaar werd om ze alleen te dragen.

In deze vijf romans gaat het er in hoofdzaak om dat het verleden het heden 'besluipt' en beïnvloedt. In The man who wasn't there is de botte afwezigheid van het verleden (de vader) onverteerbaar, in de trilogie is het verleden (het trauma) de antagonist met wie men zijn persoonlijke oorlog uitvecht, en voor Geordie is het net de opdringerigheid van het verleden die zo ondraaglijk is. Maar wat als we de relatie omkeren? Is het verleden inderdaad een palimpsest, zoals Billy Prior beweerde? Kunnen we doorheen onze herinnering het verleden hertekenen en herschikken? En zijn onze herinneringen zelf dan niet vertekend? Dit is voor een groot deel de vraag waar Border Crossing om draait, een roman waarin naast de grenzen tussen heden en verleden vooral ook de grenzen tussen arts en patiënt vrijelijk worden overtreden.

Tom Seymour, de hoofdfiguur in de roman, is een kinderpsycholoog die op een dag een zelfmoordenaar uit de Tyne redt, de rivier die langs zijn woning nabij Newcastle stroomt. Het slachtoffer blijkt Danny Miller te zijn, een jongeman die in zijn vroege tienerjaren een roofmoord pleegde en op basis van Toms getuigenis toerekeningsvatbaar werd verklaard en veroordeeld. Inmiddels is Danny uit de gevangenis ontslagen en probeert hij onder een andere identiteit zijn leven weer op te bouwen. Hij vraagt Tom om hulp om zijn verleden definitief uit te klaren. Dit is de start van een herinneringsoefening waarin Danny het verleden een nieuwe vorm probeert te geven. Al snel blijkt dat de jongeman over een bijzondere gave beschikt om mensen voor zich te winnen en hen te manipuleren. Hoe meer Tom bij Danny en diens verleden betrokken raakt, des te sterker wordt het bedreigende gevoel dat Danny en niet Tom de touwtjes van de therapeutische relatie in handen heeft. Ondertussen valt Toms huwelijk in duigen, een ervaring die hem in de verleiding brengt om ook zijn verleden met zijn echtgenote Lauren te gaan herschrijven.

De ontknoping van Border Crossing behoort tot het meest beklemmende dat Barker tot nu toe heeft gepresteerd. Naar aanleiding van de moord op een oude vrouw door twee tienerjongens komt de schandaalpers Danny op het spoor, waardoor zijn nieuwe identiteit bekend raakt. De klopjacht waar hij het slachtoffer van wordt, veroorzaakt een kortsluiting in zijn herinneringsproces en brengt hem tot op de rand van een psychose. Barker beschrijft dit psychologisch cataclysme met haar gebruikelijke sobere directheid en slaagt erin om zonder enig sensationalisme de diepe tragiek van de situatie tot uitdrukking te brengen. Op het einde van de roman verdwijnt Danny een tweede keer uit Toms leven: hij krijgt opnieuw een andere identiteit en begint nog maar eens aan een nieuw leven zonder verleden. Maar wat Barker ons hier meegeeft, is de gedachte dat het soms goed is dat het verleden wordt afgesloten en 'vergeten'. Of beter: dat de mensen die het verleden zijn onomkeerbaar dramatisch karakter hebben gegeven (de roofmoord waaraan Danny zich schuldig maakte), van de last van het verleden worden bevrijd. Maar niet helemaal: want met een oude, belaste identiteit verdwijnen nog niet de herinnering aan het gebeurde of de onomkeerbaarheid van het feit dat een mens is vermoord.

Barkers meest recente roman, Double Vision, is naar vorm en thematiek haar meest complexe werk. Het graaft minder diep in de psychologie van de personages, biedt de trouwe lezer talloze sleutels tot verbanden met haar vroegere werk en is niet in de laatste plaats een labyrintische thriller waarin al Barkers vertrouwde thema's opnieuw de kop opsteken. In dit boek worden meerdere sporen tegelijk verkend in een vaak barok geconstrueerd verhaal. Barker tast de grenzen van de geloofwaardigheid af en test de draagkracht van haar talent om een gekunstelde en overladen plot toch naar een gaaf werk te vertalen. Double Vision gaat dan ook niet alleen over de personages: het is eveneens een portret van de auteur net voor ze een parodie wordt van zichzelf. Het zegt iets over Barkers talent dat ze veilig aan deze zijde van de pastiche blijft: Double Vision lijmt de lezer opnieuw aan de bladzijden vast.

De oorlog is eens te meer prominent aanwezig, maar dit keer zien we de eigentijdse oorlogsvoering door de ogen van Stephen Sharkey, een oorlogscorrespondent die lijdt aan posttraumatische stress-stoornis en (net als Geordie) geplaagd wordt door slapeloosheid en zeer levendige nachtmerries. Hij heeft pas zijn carrière als reporter opgezegd. Tegelijk heeft zijn vrouw hetzelfde gedaan met hun huwelijk. Stephen trekt zich terug bij zijn broer Robert in Noord-Engeland om een boek te schrijven over de manier waarop oorlog in de media wordt afgebeeld. De achtergrond van het verhaal wordt gevormd door de oorlog in Afghanistan, het proces tegen Milosevic en, onvermijdelijk, 11 september. Een prominente roman van een prominent auteur die over De Gebeurtenissen reflecteert: de lezer zou voor minder het ergste vrezen. Maar Barker trapt niet in de val van de hippe eigentijdsheid en biedt ons in de plaats daarvan een beschouwing over de grens tussen waarheid en fictie, en vooral de manier waarop de media die grens zonder scrupules overtreden in het verhaal dat ze over de eigentijdse geschiedenis schrijven. Hiermee zet Barker haar kritiek op de sensatiepers voort die in Border Crossing reeds de katalysator van het finale drama was. Dit keer gaat ze echter een stap verder: ze bevraagt de moraliteit van het ensceneren van (echte) executies ten behoeve van de pers (een niet ongewone praktijk in oorlogssituaties; men leze het boek Killing for Culture van David Kerekes en David Slater [1994]) en contrasteert dit in één adem met de gesaniteerde versie van het wereldnieuws die de 'kritische' burger in het als infotainment verpakte journaal bereikt.

Een tweede lijn wordt ontwikkeld rond Kate Frobisher, de weduwe van Ben, één van Stephens collega-vrienden die tijdens een opdracht werd neergeschoten en wiens foto's Stephen in zijn boek wil gebruiken. Kate is een beeldhouwster die aan het werk is aan een belangrijke opdracht: een immens christusbeeld. Ten gevolge van een ongeval kan ze echter tijdelijk niet zelfstandig werken en op aanraden van de lokale priester neemt ze Peter Wingrave in dienst als assistent, een wat mysterieuze jongeman die al snel een ongezonde obsessie voor haar ontwikkelt en langzaam haar persoonlijkheid probeert over te nemen. Het komt voor de personages als een grotere schok dan voor de lezer om te vernemen dat Peter moeite heeft om de grens tussen zichzelf en andere personen te trekken en dat hij (net als Danny in Border Crossing) als tienjarig kind een moord heeft gepleegd.

Een derde lijn draait rond Justine, de twintigjarige oppas van Adam, het zoontje van Robert en diens vrouw Beth (die eveneens aan de rand van een echtscheiding staan). Adam lijdt aan het syndroom van Asperger, wat erop neerkomt dat hij moeite heeft om andere mensen als mensen te zien. Stephen begint een relatie met de twintig jaar jongere Justine (opnieuw een grensoverschrijding), die bovendien ook nog eens de dochter van de voornoemde priester èn de ex-vriendin van Peter Wingrave blijkt te zijn. In de finale van de roman betrapt Justine twee inbrekers in het huis van Robert en Beth en wordt ze in elkaar geslagen. In het ziekenhuis treedt ze uit haar lichaam en observeert zichzelf in de afdeling intensieve zorgen. Dit is niet alleen één van de opmerkelijkste psychologische grensoverschrijdingen in de roman, maar tevens een zoveelste ontdubbeling in een verhaal waarin bijna iedereen twee kanten heeft of vroeg of laat zijn dubbel krijgt: Peter neemt de persoonlijkheid van Kate over, Robert leidt een dubbelleven waarin hij zijn vrouw bedriegt, Peter Wingrave en Adam spiegelen zich als tienjarige jongens met psychische problemen en Justine treedt uit zichzelf ten gevolge van een trauma.

Het lijkt allemaal wat veel voor één roman, en in het boek zelf zijn de draden nog dichter en strakker gespannen. Toch speelt Barker het klaar om deze hoogst onwaarschijnlijke constellatie van personages en ontwikkelingen te doen slagen. Bij het lezen van Double Vision krijgt men dan ook meer dan bij Barkers vroegere romans het gevoel dat dit alles dieper reikt dan de ambitie om een sterke psychologische roman af te leveren. Hoewel haar werk stevig in de realiteit is gegrond (en altijd goed is gedocumenteerd), creëert Barker toch vooral beklemmende universa die functioneren als een bijna metaforisch huis clos. Ze bereikt dit door isolerende plotconstructies en locaties uit te kiezen: mentale films en parallelle werelden (The man who wasn't there en Another World), ziekenhuizen en loopgraven (de trilogie), de gevangenis van droom, herinnering en psychose (de trilogie, Another World en Border Crossing). Haar romans mogen dan nog zo direct met de actualiteit verbonden zijn als Double Vision, uiteindelijk zijn het volledig op zichzelf staande bouwwerken die dieper en breder reiken dan een gebruikelijke psychologische roman. Ook de manier waarop Barker (heel filmisch) het landschap gebruikt om de psychologie van haar personages toe te lichten, is in dit opzicht onthullend. Nacht, zonlicht, hitte en mist zijn nooit een vrijblijvend decor in haar werk, en zowel Border Crossing als Double Vision eindigen met een bijna fatale oversteek van water, in het eerste geval Tom die (in de mist) bijna gevangen raakt op een dijk die bij vloed onderstroomt, in het tweede geval Stephen en Justine die (opnieuw in de mist) bijna schipbreuk lijden bij de terugkeer van een uitstap naar een eiland.

Barker verstaat als geen ander de zeldzame kunst om diepe morele vraagstukken te hertalen naar absorberende romans waarin de lezer de personages op de huid zit. We leren haar hoofdfiguren van binnenuit kennen: vanuit hun angsten, hun twijfels en onzekerheden, en vanuit hun obsessies met het onverteerde verleden. Hierbij vinden talloze grensoverschrijdingen plaats. Maar de grootste grensoverschrijdingen zijn misschien nog die van Barker zelf. De eerste overtreding begaat ze puur formeel in de Regeneration-trilogie, waarin ze historische gebeurtenissen en figuren (Rivers, Sassoon, Owen) tot personages in een roman maakt en zo de grens tussen fictie en realiteit opblaast. Tegelijk werpt ze hierdoor ook de vraag op of het verleden iets anders (iets 'werkelijkers' of 'tastbaarders') is dan de verhalen (romans) die wij erover vertellen. De tweede overtreding begaat Barker wanneer ze ons binnenleidt in de levens en private ruimtes van haar personages. Maar Barker doet dit niet met de obscene gretigheid van de rioolpers. Integendeel: haar overtredingen verrijken haar personages in plaats van ze tot monsterlijke karikaturen te herleiden. Barker behandelt haar creaties met het respect van iemand die tot op de duistere bodem van hun ziel heeft gekeken en vrede heeft met het bezinksel dat ze daar heeft aangetroffen. Net daardoor is ze ook in staat om de gesel van het verleden te bezweren en haar personages en lezers een doorgang te bieden naar een nieuwe, diepere menselijkheid. Maar iedere menswording dient met een pond vlees te worden betaald. Bijgevolg komen personages noch lezers zonder kleerscheuren van deze boeken weg.

BIBLIOGRAFIE

Pat Barker, The man who wasn't there [1989], Londen, Penguin, 1990.

Pat Barker, The Regeneration Trilogy (bevat Regeneration [1991], The Eye in the Door [1993] en The Ghost Road [1995]), Londen, Viking, 1996.

Pat Barker, Another World [1998], Londen, Penguin, 1999.

Pat Barker, Border Crossing [2001], Londen, Penguin, 2002.

Pat Barker, Double Vision, Londen, Hamish Hamilton/Penguin, 2003.