Gewoel

Door Nina de Vroome, op Sun Jan 13 2013 14:35:12 GMT+0000

Geluid klinkt in ons leven voortdurend op de achtergrond, tot het ineens naar voren treedt. Dan worden klanken een gebruiksmiddel, een vorm van cultuur. Met een doel, een betekenis, een geschiedenis. Nooit blijkt dat zo duidelijk als wanneer geluid muziek wordt, en muziek dans. Wanneer dans één collectief lichaam wordt. Geluid als religieuze extase.

In het halfduister bewegen lichamen heen en weer. De ogen zijn gesloten. Drank- en zweetvlekken kleuren de kleren donker. Maar het is alsof al het zichtbare er niet meer toe doet. Iedereen beweegt op hetzelfde ritme. De uren verliezen hun betekenis. De voeten die op de grond stampen, zijn onhoorbaar ondergestopt in het gedreun van de beat. Op de gezichten ligt een uitdrukking van diepe concentratie.

De dansers lijken aangestuurd door motoren, die hen eindeloos in beweging houden, tot de zon opkomt en nog lang daarna. De industriële soundscape die ons nu al meer dan honderd jaar omgeeft, heeft onze voorkeuren voor geluiden ongetwijfeld vervormd. Overdag in de fabriek, ‘s avonds in de disco. De machine neemt de menselijke trommelslag over als toerental. Daar klinkt de Grote Muziek, die de concurrentie aangaat met de luide, machinale wereld. Muziek vormt niet alleen een sfeer, ze is een krachtenveld. Dat mensen zich op de dansvloer toevertrouwen aan de muziek, is een bewuste overgave. De gehele ruimte is in beweging gebracht. Het bier in de glazen trilt, het vormt patronen van geluid. In de aanrakingen tussen mensen is een gemeenschappelijke resonantie voelbaar. De bassen zetten zelfs bot en vlees in beweging. Het geluid is letterlijk allesdoordringend. De normaal onoverbrugbare grens tussen verschillende lichamen is opgeheven. Mensen dansen tegen elkaar aan, houden elkaar vast, schurken tegen elkaar.

Een klassieke orkestratie à la Prokofiev zal niemand in trance brengen, terwijl muziek van Steve Reich zich daar wel toe leent. Er is dus iets bijzonders aan de hand met ritmes die steeds terugkeren

Een klassieke orkestratie à la Prokofiev zal niemand in trance brengen, terwijl muziek van Steve Reich zich daar wel toe leent. Er is dus iets bijzonders aan de hand met ritmes die steeds terugkeren: muziekstructuren die geen verloop hebben, maar in cirkels lijken te draaien. David Toop schrijft in zijn boek Ocean of Sound hoe een muziekproducent ooit een vertrouwelijke opdracht gaf voor een mix van maar liefst zeventien minuten van ‘I Love To Love You Baby’ van Donna Summer. Deze manier van muziek uitrekken bleek een kassucces. Een revolutie in muziek werd dus op gang gebracht door de drang van een directeur naar een persoonlijke soundtrack voor zijn seksuele avonturen. Het ritme van seks veranderde de muziekindustrie. De tune ‘I Love To Love You Baby’ werd, met al zijn varianten, duizend en één keer herhaald, alsof een klein stukje muziek gevangen zat in een echoput.

Men kan zich afvragen of popmuziek in die put verloren is gegaan. Is trance pervers, is iedere dansmove een lichamelijke uitnodiging om te neuken? Misschien schuilt in de perversiteit een grote waarheid. In de overgave aan de holle herhaling van één muzikale geste wordt de betovering van transgressie gevonden. Het zinloze ritme is als een naderen en terugdeinzen, steeds weer over de grens van het fatsoenlijke heen, en weer terug. Van de arbeid naar het feest, van het nuttige gebruik naar het offer, van project naar ogenblik en van het verbod naar de overschrijding ervan. De muziek spiegelt die ene beweging die door de democratisering van anticonceptie nutteloos is gemaakt. Het is een ervaring die niet ophoudt, die steeds verder doordringt in een stukje tijd dat zich steeds opnieuw herhaalt. Steve Reich en Donna Summer hebben dan ook één ding gemeen: ze maken muziek als een wiel. Wanneer dat wiel aan het rollen is gebracht, rolt het door, tot het einde van het muziekstuk – en nog daarna. De eindeloze herhaling van een stukje muziek dat bijna niets is, is een veruiterlijking van het oneindige.

Ik-dood

Maar wat er gebeurt op bijvoorbeeld trance- of Goafeesten, lijkt gevoed te worden door een ander soort vervoering. Wanneer iedereen meebeweegt op dezelfde muziek, zonder te kunnen praten of elkaar zelfs maar aan te kijken, neemt het samenzijn een nieuwe vorm aan. Het is de dans zelf die iedereen verbindt. In het samenvloeien van het lichaam met de dans wordt de dans zelf – fysieke beweging – met de muziek – mentale beweging – samengebracht. Het is alsof het ‘ik’ zich bevindt in de muziek, die in elk aanwezig lichaam resoneert. Het standpunt van waaruit geluisterd wordt, bevindt zich overal. Daardoor vervaagt het gevoel van het zelf. Sommigen spreken over de ervaring van ‘ego-death’, die optreedt onder invloed van dans, meditatie of drugs. Je ziet mensen met hun hoofd heen en weer zwaaien, steeds opnieuw, als bezeten. Veel van deze eindeloos repetitieve bewegingen zijn terug te vinden in religieuze dans.

De eindeloze herhaling van een stukje muziek dat bijna niets is, is een veruiterlijking van het oneindige

Zo bestaat de Turkse dans van de derwisjen sinds de oprichting van de Mevlevi-orde door Djalāl ad-Dīn Roemi (1207-1273). Karen Armstrong beschrijft in haar prachtige boek Een geschiedenis van God hoe de soefi rond- en ronddraaide en met zijn dans versmolt: ‘Hij voelde de grenzen van zijn ‘ik’ vervagen en zette zo de eerste stappen op weg naar fanā, de ontwording van het eigen persoon.’Zowel monotheïstische als natuurgodsdiensten nemen in hun religieuze beleving dansrites op. Wat al hun verschillende dansgebruiken gemeen hebben, is dat mensen zich binnen de controle van een groep overgeven aan trance, binnen een afgebakende tijd en plaats. De gebeurtenissen worden ingeleid met verhalen of drugs, die overigens niet verstrekt worden aan deelnemers die ze niet nodig hebben of er slecht op reageren, waarna de trance in gecontroleerde omstandigheden wordt opgewekt. Er wordt gezongen, de stemmen vloeien samen tot één geluid. Vaak wordt met slagwerk het ritme aangegeven. De muziek blijft binnen de besloten ruimte waar de dansers samen zijn, zelfs al bestaat die beslotenheid uit een open plek tussen bomen. Vaak wordt er rond het dansdomein een kring gevormd. Deelnemers betreden de binnencirkel wanneer zij zich willen overgeven aan de trance en treden er weer uit – of worden er door de omstanders uitgenomen – wanneer de bedwelming en de extase te groot worden.

De moderne ongebonden trancedans, die in principe niet religieus van oorsprong is, blijkt heel anders van aard. In onze geseculariseerde maatschappij wordt de beleving van het transcendentale niet langer gezocht in een vaste gemeenschap, maar als individu te midden van een vloeibare gemeenschap, die altijd aan verandering onderhevig is. Er is geen controle van de trance, er is niemand die toeziet op het gebruik van drugs, mensen die vallen blijven in hun eentje liggen. De hechte verbondenheid die de dansers voelen, houdt enkel samen door de resonantie van de muziek: een trance even vluchtig als een ontmoeting. Wanneer de muziek stopt, houdt de verbondenheid op. Iedereen gaat weer zijns weegs, tot het volgende feest.

Dit artikel is het eerste in de vijfdelige reeks 'Ontluisteringen', een onderzoek naar de culturele betekenis van geluid. Bij elk deel maakt Nina de Vroome ook een eigen online filmpje.

Nina de Vroome is filmmaker. Deze artikelenreeks past in haar stage bij rekto:verso, als aanvulling op haar afstudeerproject aan het KASK in Gent.