Gevangenissen in België

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

KONTRO
HET LEVEN ZOALS HET ABSOLUUT NIET IS: VOLGENS DE KUNST
OVER DE ON(T)MENSELIJK(T)E FOTO'S VAN LIEVEN NOLLET
: Thibaut Verhoeven

Volgens de begeleidende tekst is de expositie Gevangenissen in België in het Caermersklooster immers het resultaat van een sociaal-artistiek project dat fotograaf Lieven Nollet initieerde en begeleidde in diverse Belgische gevangenissen, met als hoofdbedoeling 'het onmenselijke leed achter de gevangenismuren te tonen'. Om dit mooie ideaal kracht bij te zetten, gaf hij in de maanden die voorafgingen aan de tentoonstelling een workshop fotografie aan de gedetineerden en werd filosoof Richard Anthone uitgenodigd om een aantal conversaties te voeren met de gevangenen over hun leven achter de tralies.

Die werden bescheiden maar mooi gebundeld in een onopvallende, begeleidende brochure, die overigens stevig naar de strot grijpt. Rond veel uitspraken van de gedetineerden hangt een aura van sobere, maar geniale filosofische eenvoud, een aura dat zijn impact enkel en alleen kán danken aan de authentieke littekens die vingerdik op hun woorden liggen. Littekens die ongetwijfeld het resultaat zijn van een compleet artificieel leven van jaren vol hol wachten, lege verveling, extreme routine en frustrerende herhaling. Je moet voorwaar een harde bolster zijn om niet compleet ondersteboven te zijn van uitspraken als: 'Is het zo dat zwart in de gevangenis zwarter is dan buiten, en het wit ook witter?' Intuïtief voel je tot in je middenrif dat er achter zulke mijmeringen vooral tijd zit. Veel tijd. Veel te veel tijd. Tijd die wij als zondagnamiddaagse kunstkijkertjes niet eens zouden wíllen hebben …

Ook de foto's van de gevangenen zelf, die het resultaat zijn van Nollets workshop, beklijven dankzij een mengeling van de zoektocht naar het technisch-fotografische metier, en het snapshotgehalte dat getuigt van een soort onbedwingbare, intuïtieve drang om hun dagelijkse leven in die cocon van beton tóch vast te leggen. Niet in de eerste plaats voor de verwende en veilig kijkende tentoonstellingsbezoeker, zo lijkt het, maar ook als een bijna sadomasochistisch souvenir voor de gevangenen zelf — geen souvenir om te koesteren maar een hulpstuk om hun situatie te blijven beseffen … of te relativeren.

Relevant maatschappelijk engagement in overvloed, dus. Alleen vind je van deze sociaal-artistieke goodwill vreemd genoeg bitter weinig terug in de tentoonstelling. De reden hiervoor lijkt me simpel: ze is gewoon te artistiek. En net daardoor wordt ze asociaal. Nollet keldert en mismeestert immers zijn eigen sociale en maatschappelijke uitgangspunt en zaagt met andere woorden de hoogstnoodzakelijke poten van onder zijn eigen stoel. Meer nog: het kernprobleem is de aard van de foto's zelf.

Begrijp me niet verkeerd, Lieven Nollet is ongetwijfeld een zeer goede fotograaf, maar als ik naar zijn gevangenisfoto's kijk, bekruipt me toch het weeë gevoel dat de man achter zijn camera in eerste instantie maniakaal met de strakke kadrering van gevangenis_architectuur_ bezig geweest is, en een pak minder met het empathisch in beeld brengen van gevangenis_bewoners_. Een voorbeeld: in heel de tentoonstelling, waar pakweg zestig foto's op groot formaat te zien zijn, hangen er welgeteld negen waarop gevangenen prominent aanwezig zijn. Negen. Al de rest zijn compleet overgeësthetiseerde, compositorisch hypercleane en compleet ontmenselijkte, zwart-witte architectuurfoto's van de gevangenisgebouwen. Uiteraard is Nollet als fotograaf professioneel genoeg om de foto's door middel van — we zeiden het al — maniakale kadrering en een degelijk spel met strak tegenlicht, een sterke existentiële en eenzame uitstraling mee te geven. Maar mijns inziens is het net door de overesthetisering ruimschoots onvoldoende om nog maar tot aan de enkels te reiken van wat de gedetineerden daar tussen die zeer mooie muren écht moeten meemaken. Het lijkt wel of Nollet als fotograaf daar net het tegenovergestelde van zijn uitgangspunt bereikt heeft, namelijk een volkomen, door een overdreven hang naar esthetiek ingegeven, radicale blindheid voor menselijk leed.

Ook de tentoonstellingsarchitectuur is in hetzelfde bedje doodziek. Nollet koos ervoor om rond het gros van zijn foto's een soort celarchitectuur te bouwen, naar eigen zeggen om de bezoeker aan te moedigen 'om elke foto in een gevoel van beslotenheid te bekijken'. Die keuze werd ongetwijfeld ingegeven door een oprecht aanvoelen van hoe de (uiteraard architectonische) sfeer van een gevangenis het best wordt opgeroepen, maar binnen het kader van een sociaal-maatschappelijk project, slaat een dergelijke verschrikkelijk mooie en strak afgelikte spielerei de sociale problematiek gewoon morsdood. Nee, dan had men er veel beter voor kunnen kiezen om de eigenlijke resultaten van het sociaal-artistieke project — met name de foto's van de gevangenen zelf en hun persoonlijke filosofische mijmeringen — degelijk en vooral uitgebreid te confronteren met de artistieke interpretatie ervan, lees: Nollets foto's. Op die manier had je op zijn minst een genuanceerdere poging gekregen om het evenwicht tussen sociaal en artistiek — wat naar mijn gevoel steeds het precaire maar na te streven principe dient te zijn van een dergelijke tentoonstelling — in scène te zetten. Precies daar wringt in dit geval het schoentje: er werd zonder scrupules voor geopteerd om net die twee sociaal-maatschappelijk relevante resultaten van Nollets project volkomen weg te moffelen en te verbannen naar een achterzaaltje van de tentoonstellingsruimte. Dat is zonder meer jammer, en schrijnend. De inmate-foto's bijvoorbeeld, flitsen clean gemonteerd aan één beeld per vijf seconden voorbij op een monitortoren. Tijd om ze serieus te bekijken en doorvoelen krijg je simpelweg niet. Goesting om daar wat inspanning voor te leveren nog minder. Nog voor je een beeld hebt opgenomen, zapt Nollet al naar het volgende … Resultaat: na vijf minuten in dit mooie én relevante achterzaaltje, verbaas je jezelf erover dat je zuchtend terug staat te kijken naar … de sublieme presentatie van Nollets eigen, verschrikkelijk mooie architectuurfoto's. Lamgeslagen, verveeld, wachtend op iets authentieks. Kortom, gevangen. In fucking esthetiek nog wel. Hoog tijd om gelucht te worden …

VERSO

TUSSEN CONTEMPLATIE EN ISOLATIE

: Lieven Nollet

Volgens Thibaut Verhoeven zou de hoofdbedoeling van de tentoonstelling Inside (25 november 2005 - 8 januari 2006, Caermersklooster, Gent) het tonen van 'het onmenselijke leed achter de gevangenismuren' zijn. Het lijkt me niet meer dan noodzakelijk er de nadruk op te leggen dat de echte reden achter dit project wel iets genuanceerder en complexer is.

Mijn 'gevangenis-project', waartegen Verhoeven in zijn tekst zo hevig van leer trekt, is eigenlijk niet meer dan het logische vervolg op Ateliers d'artistes, mijn vorige project, dat foto's uit vierentwintig ateliers van beeldende kunstenaars in België omvatte en tentoongesteld werd in het Museum voor Hedendaagse Kunst te Antwerpen.

Een atelier is, net als een gevangenis, een symbolische binnenruimte; de kunstenaar laat er (vrijwillig) de buitenwereld achter zich. Hij zal bepaalde 'bestaans'-ervaringen uit die buitenwereld tot een concept transformeren waaruit een oeuvre kan ontstaan. De gevangeniscel mag dan wel de antipode van het atelier zijn — een atelier stap je uit vrije wil binnen, een gevangenis uiteraard niet — beide vertonen echter ook een intrigerende, symbolische verwantschap: ook de gevangene trekt zich — zij het dan onder dwang — terug uit de buitenwereld. In zijn cel zal hij zijn al dan niet traumatische ervaringen moeten verwerken. De gevangenis fungeert in mijn ogen als een metafoor van de algemeen-menselijke situatie, een situatie die gestoeld is op twee paradoxale aspecten: vrijheidsberoving en contemplatie. Met mijn foto's probeer ik zowel het ondergaan van het totalitaire strafsysteem als het mediterende effect van de isolatie te duiden. Vaclav Havel, die verscheidene keren in de gevangenis heeft gezeten vooraleer hij tot president van zijn land werd gekozen, verwoordt mooi de opeenstapeling van inzichten, gedachten, vragen en twijfels waarmee je als gevangene geconfronteerd wordt: 'het in de wereld geworpen zijn, de existentiële betekenis van het verleden, de herinneringen — ook de toekomst, het uitspinnen van hoopvolle gedachten, het thema van de eenzaamheid, de pseudo-hoop, het ontdekken van 'naakte' waarden, enz. ... ' In geen ander maatschappelijk instituut staat de levensproblematiek van de mens in haar totaliteit zo centraal.

Als fotograaf heb ik geprobeerd aan die vertwijfeling een concrete vorm te geven. Die vorm, waaraan Verhoeven een groot deel van zijn kritiek ophangt, was overigens niet alleen een keuze, maar ook een voorwaarde. Het 'Directoraat Generaal Straffen en Maatregelen' verlangde van mij dat ik enkel ruimtes zou fotograferen met mijn eigen middelen, zwart-wit en grijs, met gebruik van bestaand licht en uiterst zorgvuldig uitgesneden.

Ik kon opnames maken in tien gevangenissen. In ieder instituut kon ik drie dagen werken. Begeleid door een 'chef' kon ik bijna iedere hoek van de penitentiaire centra verkennen. Bij het eindeloos aanschouwen van strafcellen, gangen, gewone cellen (lege en bewoonde), de wandelruimtes, de kamers voor ongestoord bezoek, bezoek achter glas, de werkateliers ... werd ik geconfronteerd met een enorme desolaatheid. Een gevoel van totale verlatenheid maakte zich soms van mij meester. Dikwijls dacht ik ook aan mijn eigen wereld, aan de wereld buiten de gevangenis. Op een bijzondere manier werd ik een soort lotgenoot van de gevangene, werd ik zelf een beetje gevangene. Uiteraard ben ik me er bewust van dat ik mezelf nooit in de plaats kan stellen van een gedetineerde. Niettemin werd ik daar en dan, in die specifieke, architecturale omgeving, op een visuele en plastische manier geconfronteerd met het existentiële leven en overleven in de gevangenis. De esthetisering van dat gevoel was een middel om de pijn van het kijken te verzachten, 'een zacht bed, waarin de zieke minder lijdt' (Johan De Vos). Het esthetiseren was mijn manier van overleven. Lieven Dupont, professor strafrecht aan de KULeuven, merkte bij het bekijken van enkele foto's op dat het hem een bijzonder gevoel gaf dat ik kon esthetiseren in de gevangenis. Als signaal, als teken.

Mijn manier van werken — camera op statief, met lange belichtingstijden — impliceerde dat ik het directe leven van gedetineerden en penitentiaire beambten niet kon fotograferen. Ik had er overigens de toelating niet voor. Het was in elk geval niet mijn 'ding'. In mijn visie zindert in elk foto van een architecturale ruimte de aanwezigheid van de gebruiker. Kamers zijn dan ook meer dan een interieur: het zijn innerlijke klankborden van de half verborgen buitenwereld. Toch wilde ik een stem aan de bewoners geven. De begeleidende chef vertelde mij veel over het gevangenisleven, ik keek goed en veel rond. Vanuit een groeiend vertrouwen tussen beide partijen kon ik in sommige gevangenissen toch intense gesprekken voeren met gedetineerden en penitentiaire beambten. Uit die gesprekken zijn de enkele portretfoto's ontstaan. Precies dat spoor wil ik in mijn volgende project volgen, indien ik er van de bevoegde instantie de toelating voor krijg.

De portretten fungeren in mijn optiek bijna als een emotioneel antwoord op de geïsoleerde architectuur. Een even krachtig antwoord waren overigens de foto's die de gedetineerden zelf gemaakt hebben. In zeven workshops heb ik met hen een intens contact gehad. De teksten die de gedetineerden tijdens de woord-workshops schreven, die parallel aan de fotoworkshops georganiseerd werden, getuigen van een doorgedreven meditatie over hun menselijke grenssituatie.

De foto- en woord-workshops vonden voornamelijk plaats in de gevangenis van Antwerpen. De Rode Antraciet, een instelling voor vormingswerk in de penitentiaire sector, en ikzelf hebben in die gevangenis een omvangrijk tentoonstellingsparcours ingericht. In tegenstelling tot wat Verhoeven beweert, ging er aan deze tentoonstelling een uitgebreid traject vooraf. De tentoonstelling Inside in het Caermersklooster is hier een rechtstreekse uitloper van en accentueert de gevangenisarchitectuur als een uitgesproken symbool voor de existentiële, menselijke grenssituatie. Dat ik het leed van een ander zou esthetiseren, wordt dan ook hevig tegengesproken door het gastenboek waarin tal van gedetineerden en penitentiaire ambtenaren hun waardering voor dit project uitspreken.