Funksjoneel naakt

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Het was mijn eigen kleine geheimpje. In de laatste jaren van mijn humaniora was ik verslingerd aan de VPRO-serie We zijn weer thuis, een dramady over de belevenissen van de weduwe Nel van der Hoed-Smulders en haar drie volwassen zonen. Deze reeks na vijftien jaar opnieuw bekijken, is getroffen worden door het soort televisie dat we hebben verloren. Het kabelvoer is vandaag van top tot teen high concept. Zelfs de platste banaliteit wordt ons met de glans en gladheid van een perfect vormgegeven leegte door de strot geramd. We zijn weer thuis dateert uit een tijd toen er nog werd geknutseld, gezocht en geëxperimenteerd op de buis. In één beweging door haalde de tegendraadse humor van de reeks bovendien de mode van de postmoderne ironie onderuit om er zowaar iets leuks van te maken.

De dader van We zijn weer thuis was Wim T. Schippers, van wie ik al spoedig ontdekte dat hij wereldberoemd was in de Lage Landen als de stem van Ernie in Sesamstraat, en bij wijze van kunstactiviteit flesjes Orangina leeggoot in de Noordzee. Samen met Wim Verlinden had hij in de jaren 1960 een reeks controversiële Sad Movies gemaakt, waarvan Tulips (1966) de bekendste is: een statische opname van een vaas tulpen waar aan het einde een bloemblad van af dondert. Vervolgens liet de VPRO Schippers opzienbarende televisiereeksen als De Fred Haché Show (1971-72), Barend is weer bezig (1972-73) en Avondvullende Totaalspektakels als De Ondergang van de Onan (1976) maken, vaak met Dolf Brouwers als het onnavolgbaar vieze mannetje Sjef van Oekel. In zijn jeugdserie Op zoek naar Yolanda (1984) bracht Schippers dan voor het eerst de kernacteurs van We zijn weer thuis samen, min of meer in de rollen die ze later zouden spelen. We zijn weer thuis (1989-1994) zou niet alleen Schippers' langst lopende productie worden, de reeks is ook een catalogus van grappen en situaties die hij in zijn eerdere werk had uitgeprobeerd. De reeks is daarom de synthese van Schippers' project en bijgevolg zijn magnum opus. Jarenlang leek de serie echter van de aardbodem verdwenen, verwezen naar de zwijgende archieven van Mooi Geprobeerd Maar Niet Commercieel. Dankzij een recente en totaal onverwachte dvd-release van de reeks kan Schippers' televisiewerk nu vooralsnog subtiel naar de Eeuwige Kunstvelden molenwieken.

En terecht, want _We zijn weer thuis_ was een vrolijke aanrijding met Schippers' anarchistische geest: gortdroge humor die op subtiele manier ontzettend lomp wordt gebracht (of vice versa). Schippers kon hiervoor bogen op een fantastisch stel acteurs. Zelf speelde hij de rol van Simon Raaspit, de oudste broer en onfeilbaar rokkenjager. Govert Zwanenpark, de middelste broer, ging als ondernemend computertype door het leven en werd gespeeld door Kenneth Herdigein, toen vooral bekend als Dr. John in _Zeg 'ns Aaaaa_. De jongste broer, tenslotte, was Thijs van der Hoed (Dick van den Toorn), een puber gespeeld door een twintiger bij wie het sportieve lijf stilaan de terugweg naar babyvet begon aan te vatten. Schippers was zich goed bewust van de erotische potentie van een mooi blond godje en liet Van den Toorn steeds weer opdraven in ondergoed, sportpakjes of een twee maten te klein gekocht matrozenkostuumpje. Zoals het liberaal opgevoede knaapjes past, zat Thijsje ook te pas en te onpas met zichzelf te spelen, wat althans in het Vlaams Televisionair Landschap beslist onvertoond was. De ontegensprekelijke ster van de show was echter Truus Dekker als moeder Nel van der Hoed-Smulders. Met haar immer zonnige gemoed, golvend blonde lokken en melodieus stemgeluid sprak zij Schippers' kronkelend proza alsof het als dialoog was bedoeld. Uitdrukkingen als 'op _die_ manier' of ''t is _diep_treurig' zouden nooit meer hetzelfde zijn uit iemand anders' mond. Deze kern van acteurs werd aangevuld met een ware stoet van terugkerende bijrollen, ongerijmde gaststerren en schabouwelijk miskleunende amateurs die de gebeurtenissen een heel eind opvrolijken. Schippers' meest geniale acteurskeuze was echter de onwaarschijnlijke Albert Mol (!) als Simons doodgewaande vader die als bohémien-landloper een dandy-bestaan nastreeft in de marges van de beschaving.

We zijn weer thuis was doordrongen van Schippers' geprononceerde neus voor absurditeit en bewust bedoelde onzin. Banaal televisiedrama werd er uitvergroot tot de n-de macht. Schippers stuurde bewust aan op de slonzigheid van in videokleuren gefilmde pseudo-acteurs die in bordkartonnen decors de tenenkrullende ongein van het behang schrapen. Zowat de helft van de verbale humor draait rond het voorspelbare letterlijk nemen van het figuurlijke en omgekeerd. En bijna iedere aflevering eindigt in een vorm van chaos waarbij de acteurs elkaar half uit hun rol in de armen vallen. Dan zie je de pretlichtjes in Dekkers' ogen en het loutere plezier aan het slecht spelen dat deze acteurs beleven. Het eindresultaat was niet alleen geniaal, het ging ook nog eens prat op zijn veel te korte beentjes. Het afficheerde zijn eigen gemank en wentelde zich in gewild amateurisme. De dialogen hingen aan elkaar van clichés, onnozele woordspelletjes en doubles entendres en barstten zo nu en dan los in een ontaarde musical van vals gezongen smartlappen, 'Klokke Roeland' (ter ere van een kat) of een variant op de onweerstaanbare herkenningsmelodie. Doorgaans liet Schippers zijn acteurs echter spreken in volzinnen van purperen proza die ze halfweg aan elkaar doorgaven, van elkaar overnamen en voor elkaar aanvulden om ze, nadat ze de hele opgedraafde cast hadden aangedaan, met hervormde semantiek terug bij de instigator te laten aanbelanden. Bijgevolg hield de serie het midden tussen een absurdistische sitcom met een opzettelijk belegen neiging tot épater la bourgeoisie en een ironische vorm van théâtre brut waarbij het er in sommige afleveringen duidelijk op aankwam de rekwisieten zo snel mogelijk aan diggelen te slaan. Als een soort nadir van destructiezucht kwam ergens in het vijfde seizoen een bevolkte badkuip door het plafond van de woonkamer naar beneden gedonderd, net op het moment dat een leverancier de aangekoekte wc-pot had ontmanteld. Dat was dan ook de succesformule van We zijn weer thuis: Banaliteit Dubbelop, maar met een knipoog en een glimlach en het liefst nog zonder ondergoed.

Het was vooral deze goedgemutste combinatie van trivialiteit en ironie in een sfeer van imminente ineenstorting van het decor die de reeks op een hoger niveau tilde. De charme van Schippers' oeuvre ligt dan ook in zijn Janus-gezicht. Enerzijds staat zijn werk stijf van de postmoderne ironie. Anderzijds heeft het de subversieve frisson van iets dat gewoon heel erg stout is. Die twee horen niet samen te gaan. Het postmoderne is veel dingen, maar helaas zelden grappig. Postmoderne theorie heeft integendeel een obsessie met het reduceren van de wereld tot vreugdeloze taalspelletjes vol hautaine ironie. Schippers sluit dit spel kort. Hij brengt de taalspelletjes terug tot hun elementairste pies-en-poep-variant. En dat maakt het verschil. Waar We zijn weer thuis eigenlijk ontzettend irritant hoort te zijn, voel je gewoon een diepe affectie voor deze multifunctionele familie. Met We zijn weer thuis heeft Schippers alle postmoderne slimmeriken het stof uit zijn bontgekleurde puberslip laten vreten door een ironische deconstructie door te voeren van de postmoderne ironie. Dit is geen televisie met een knipoog, het is een knipoog met een knipoog. En dat zet de deur weer open voor wat om te beginnen door de ironie van het postmoderne werd weggeknipoogd: sentiment. Ziedaar ook de magie van We zijn weer thuis. Doorheen alle ongein en verbale bravoure is deze reeks dat meest schaarse van postmoderne cultuurproducten: hoogwaardige ironie op mensenmaat, met een lach en een traan en wat hapklaar bloot vlees. Meer moest dat niet zijn.

VPRO serie We zijn weer thuis (1989-1994)