Father John Misty: ‘Bored in the USA’

Door Vicky Vanhoutte, op Sun May 29 2016 14:28:56 GMT+0000

‘How many people rise and say/“My brain’s so awfully glad to be here/For yet another mindless day”?’  Opstaan en verpletterd worden door zelfbewustzijn. Father John Misty trekt meteen een vaatje paradoxen open op de heerlijk venijnige, even satirische als intrieste pianoballad ‘Bored in the USA’. Er mag gelachen worden, zoveel is duidelijk, al word je er niet direct vrolijk van.

In de reeks 'Zonder Klank' zetten we het volume op 0 en onze leesvaardigheid op 11

Niets romantischer dan verveling. Man, meestal van het kunstige type, ligt in het gras, grassprietje in de mond, en richt zijn blik naar binnen. Hij droomt zich weg van de opkomende industrialisering, die mens door machine vervangt en in een steeds hoger tempo op hem af dendert. Ontsnappen kan alleen in eenzaamheid, in verveling, die steevast een vrijgeleide zijn voor creativiteit. De gevaren van een inhumaan systeem liggen op de loer, maar vrijheid is nog mogelijk.

Niet zo bij Father John Misty. Ruim een eeuw na de dromerige verveling van de romantiek knijpen het kapitalisme en zijn escapistische uitwassen de ziel dood, is verveling een gevangenis van angst geworden, angst voor perceptie van de ander. Van een verpletterend zelfbewustzijn. Father John Misty ziet er nochtans uit als de belichaming van de negentiende-eeuwse poète maudit. Denk Jim Morrison, inclusief baard, wit open hemd, drugs, talent voor de betere lyrics, maar zonder leren broek. De man, geboren als Josh Tillman, werd bekend als drummer van Fleet Foxes en bracht daarna twee soloplaten uit. Zijn roots liggen in de folkmuziek: zachte gitaar, zachte stem, belijdenislyriek. Dat is de helft van het verhaal. Want wie zijn plaat I love you, honeybear doopt, waarop ‘Bored in the USA’ staat, steekt zijn middelvinger op naar de zeemzoete weltschmerz van de neoromantici.

‘A small nation of meaningful objects’

‘Bored in the USA’ is een portret van de doorsnee blanke Amerikaanse middenklasser. Als student droomde hij/zij van passie (‘When I was young, I dreamt of a passionate obligation to a roommate’), maar daar kwam niets van in huis. Net zomin als van het realiseren van het ideaal van ‘liberty and the pursuit of happiness’, dat verankerd zit in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring. Wie maar hard genoeg zijn best doet, zo wordt de American dream erin geramd, kan bereiken wat hij wil. Maar de Onafhankelijkheidsverklaring stamt uit 1776, toen het neoliberalisme Amerika, en bij uitbreiding de rest van de westerse wereld, nog lang niet in de wurggreep geklemd hield dat het nu wel doet. De American dream leven, is een privilege voor de happy few. Zo’n veertig procent van de rijkdom komt er terecht bij 1 procent van de bevolking. Of zoals de Republikeinse presidentskandidaat Donald Trump het samenvat: Amerika is een land van winnaars en verliezers, van alfa’s en zwakkelingen. Wat hij er niet bij vertelt: er zijn bitter weinig winnaars en zeer veel verliezers. Een winnaar zoals in Trumps kapitalistische universum is de stem in ‘Bored in the USA’ niet. Wel wordt het ‘ik’ meegesleept in de maalstroom van het consumentisme. ‘Now I’ve got all morning to obsessively accrue/A small nation of meaninful objects/And they’ve got to represent me too’, klinkt het. Gij consumeert, dus gij bestaat. En: gij consumeert, dus gij hebt schulden (‘By this afternoon, I’ll live in debt’).

72_Vanhoutte_Tilman_c_Erik Madigan-Heck-The Cut_700.jpg

In een artikel/getuigenis in The Atlantic van mei getiteld ‘The secret shame of Middle-Class America’ haalt schrijver/journalist Neal Gabler cijfers van de Federal Reserve aan. De Fed vroeg respondenten hoe ze een spoedopname van 400 dollar zouden bekostigen. 49 procent van de Amerikanen antwoordde dat ze zouden lenen, iets zouden verkopen of het bedrag gewoonweg niet zouden kunnen ophoesten. Om als middenklasser te beantwoorden aan de Amerikaanse droom (een eigen huis, twee auto’s, ziekteverzekering, een opleiding voor de kinderen, pensioengarantie en één vakantie per jaar), zegt Gabler, is een jaarlijks inkomen nodig van meer dan 130 000 dollar voor een gezin van vier. Het gemiddelde middenklasse-inkomen ligt in VS op ruwweg de helft daarvan. Het ‘ik’ in ‘Bored in the USA’ heeft een lening voor een deskundig ineengetimmerd huis (‘Oh, they gave me a useless education/And a subprime loan/On a craftsman home’). Reden tot geluk is dat allerminst.

‘Can I get my money back?’

Ook van de liefde hoeft geen verlossing te worden verwacht. De passie waarvan ooit werd gedroomd, is een uitgebluste relatie geworden. ‘How many people rise and think/‘Oh good, the stranger’s body’s still here/Our arrangement hasn’t changed’?’, zingt Misty zelfbewust ironiserend. En zelfbewustzijn leidt evenzeer tot inzicht als tot eenzaamheid en vervreemding. De ander is een ‘vreemde’, de relatie ‘een overeenkomst’. Een voedingsbodem voor wederzijdse, groeiende teleurstelling is het. Teleurstelling die voortkomt uit de angst voor hoe de ander naar je kijkt. (‘Now I’ve got a lifetime to consider all the ways/I’ve grown more disappointing to you/(…) I suspect you feel the same’). Meedogenloos is die blik voor tanende schoonheid (‘As my beauty warps and fades’) – een sneer naar Amerika’s obsessie met het schoonheidsideaal. Relaties zijn consumptiegoederen geworden: wie niet meer voldoet aan het beste, het mooiste, het nieuwste wordt waardeloos.

Krijg ik nu wat ik wil? (‘Is this the part where I get all I ever wanted?’), vraagt het ‘ik’ zich af in ‘Bored in the USA’. En voegt ironisch toe: Kan ik mijn geld terugkrijgen? (‘Can I get my money back?’). Niet heus. Dromen zijn vervlogen, het geld zit bij de bank.

Valt er van religie dan nog redding te verwachten (‘Save me white Jesus’)? Welneen. John Tillmans alter ego heet niet voor niets Father John Misty. De pastoor (Father) predikt in nevelen (Misty), zijn religieuze boodschap lost op in de opiumdampen van Marx. En ook het leiderschap is een farçe (‘Save me, President Jesus’). ‘In God we can’t trust anymore’ en als God Amerika zegent, dan vooral wie baat heeft bij het kapitalisme. De rest wacht enkel: verveling (‘I’m just a little bored in the USA/Oh just a little bored in the USA’).

‘I can kind of deal’

Is verveling de ziekte van onze tijd? Psychiater Dirk De Wachter denkt van wel. ‘Het lijkt alsof gelukkig zijn alleen kan bestaan door chemische hulpmiddelen, door psychologische stuitingen’, zei hij in een interview met Knack, nadat Borderline Times was verschenen. ‘Het verlangen valt stil, omdat de concrete verwachting instantbevrediging is. (…) Leren gewoon te genieten van de dingen zonder te streven naar het ongebreidelde, dat maakt depressief’.

Pillen zijn ook de reddingsboei waaraan de verveelde Amerikaan zich vastklampt. ‘Keep my prescriptions filled/and now I can’t get off/but I can kind of deal’, klinkt het. Amerika, dat collectief aan de antidepressiva en angstremmers zit, is niet alleen financieel impotent. Ook bevredigende seks zit er niet meer in. Maar hé, verdoofd kun je wel het leven aan. Net.

‘Bored in the USA’ mag dan wel satire zijn, evengoed is het een vlijmscherpe aanklacht tegen het ideaal van de American dream. Het idee van de selfmade man die, als hij maar genoeg wilskracht aan de dag legt, bereikt wat hij wil, is een illusie, zo wil Father John Misty ons doen geloven. Er is alleen voorgekauwd neoliberaal geluk, dat obsessief wordt nagestreefd. En maakt alleen maar ongelukkig maakt.

72_Vanhoutte_700.jpg

Aan gene zijde van verveling

Maar is de Amerikaan – en bij uitbreiding wij, het ‘Westen’ – enkel slachtoffer en slaaf van het systeem? Of maken we er ons iets te makkelijk van af door onze toevlucht te zoeken in ironie, zelfbewustzijn, zelfspot, sarcasme en een lading pillen?

Auteur David Foster Wallace – ook zelfbewust, ook sarcastisch en aan de pillen, maar wanhopig op zoek naar waarheid zonder scare quotes – wijdde de laatste jaren voor zijn zelfmoord obsessief aan een roman over verveling. The Pale King (De bleke koning, 2006) verscheen onafgewerkt en postuum. In Infinite Jest (1996) stelde hij nog scherp op onze desperate pogingen om de verveling en de leegte te stelpen, om ons koste wat het kost – obsessie, verslaving, dood – af te leiden van, tja, van wat eigenlijk? In De bleke koning opent hij een perspectief. Spirituele redding bevindt zich aan de andere kant van verveling. Verveling is niet de kwaal, maar (het begin van) de remedie. Noem het therapie. Enkel aandacht – het ultieme engagement – kan ons redden. Niet van verveling, wel van onszelf.

Uit The Pale King: ‘Pay close attention to the most tedious thing you can find (tax returns, televised golf) and, in waves, a boredom like you've never known will wash over you and just about kill you. Ride these out, and it's like stepping from black and white into color. Like water after days in the desert. Constant bliss in every atom.’

Hyperbewustzijn en ironie – dat teveel aan aandacht voor het ‘zelf’ – houden het gevoel op afstand, ontkennen het zelfs, net zoals antidepressiva dat doen. Wie ironisch is, zet weinig op het spel, toont niets wezenlijks, durft niet voluit te leven. Ironie maskeert angst voor verveling, voor het al te menselijke. Maar de ironie van Father John Misty is niet vrijblijvend. Het is ironie waar je je aan snijdt. Een gevoelige pianoballad blijkt ironisch en slaat lek, zodat de wanhoop binnensijpelt. En wanhoop is altijd waar.

‘Het is de sleutel tot het moderne leven’, schrijft David Foster Wallace over verveling in De bleke koning. ‘Ben je immuun voor verveling, dan is er werkelijk niets wat je niet kunt bereiken.’ Iets wat ook Tillman goed heeft begrepen. ‘Eeuwigdurende verveling’, zei hij in een interview met Noisey Vice, ‘is het antidotum tegen menselijke ervaring. Het enige wat je daaruit kan bevrijden, is pijn. Want pijn is het enige wat echt is.’

Vicky Vanhoutte is redactrice cultuur en media bij De Standaard.