Een nieuwe leerschool der liefde

Door Tom Van Imschoot, op Tue Sep 08 2015 07:28:53 GMT+0000

Ja, de kunstscholen moeten nieuwe horizonten opzoeken. Maar niet alleen voor zichzelf. Elk jaar studeren aan onze universiteiten ook tientallen studenten kunst-, literatuur- of theaterwetenschap af. Zij kunnen juist in die kunstscholen een ideale biotoop vinden om zich als criticus, essayist of schrijver te scholen, oog in oog met kunststudenten die daardoor ook zelf gevormd zouden worden. Haal de muur neer tussen doen en denken, lichaam en geest. Creëer kritische liefde, te beginnen met een goed gezelschap.

Deze zomer herlas ik De leerschool der liefde (L’éducation sentimentale, 1869) van Gustave Flaubert. Er viel een kasticketje uit mijn exemplaar waarop ik nog net kon lezen dat ik het boek op 27 december 1996 kocht, in de boekhandel van het provinciestadje waar ik toen woonde. Ik moet pas achttien geweest zijn, en in mijn eerste jaar Germaanse gezeten hebben. Ineens daagde het me: Flauberts meesterwerk was de eerste van zes romans waarover ik een analyse maakte voor het vak ‘inleiding in de moderne literaturen’ in dat eerste jaar. Daar begon dus mijn bestaan / te vergaan, realiseerde ik me, om dat gapende besef maar even met een rijm van Hugo Claus te dichten. Op zich was het analyseren kinderspel. Je leerde enkele termen kennen (idee, thema, ruimte, tijd …) en daar zocht je dan de toepassing van in de roman. Met wat geluk, of ongeluk, had je dat soort oefeningen al in de middelbare school gemaakt, misschien minder uitgebreid. Maar daarvoor was ik niet gekomen.

Ik had voor Germaanse gekozen omdat ik hoe dan ook met mijn eigen taal wilde werken en omdat niets zo dicht kwam bij hoe ik me voelde, als de wereld in een roman als Liefde in tijden van cholera (1985) van Gabriel García Márquez. Niet de taal op zich interesseerde me in de Nederlandse vertaling van zijn vertelling, maar het grenzeloze verlangen dat erin tot uiting kwam. Alles wat mij boeide – van de menselijke psyche over filosofie, theater en politiek tot het sociale leven – vond daarin een plaats. En misschien is de geschiedenis van de moderne roman, van Cervantes over Melville en Proust tot Boon, in de eerste plaats de geschiedenis van dat verlangen naar alles, een geschiedenis waarin de hele wereld een nieuwe plaats krijgt door het verlangen, eerder dan een opeenvolging van tegenstrijdige stromingen die je op basis van eenduidige kenmerken kan onderscheiden.

Creëer kritische liefde, te beginnen met een goed gezelschap

Nochtans was dat laatste precies wat je in een vak als ‘inleiding tot de moderne literaturen’ uit je hoofd diende te leren. En de roman-analyses dienden om je van die abstracte kennis te doordringen. Ik vond het niet onnuttig, maar er was iets grondig mis met de methode, de benaderingswijze: ze leidde je af van waar het om ging. Wat in een roman op het spel stond, ontsnapte aan de termen waarin je vorm en inhoud moest omzetten. Een schrijver als Gustave Flaubert had zijn hele leven en al zijn verlangen geïnvesteerd in een worsteling met de stijl – hij droomde van een boek ‘over niets’ dat toch door de stijl overeind zou worden gehouden. Maar niets in de opleiding vroeg mij om me te verhouden tot wat echt in het geding is in Flauberts stijl: een oorspronkelijke manier van denken. Een conventionele manier van leren kijken stond dat in de weg.

Opmerkelijk genoeg is dat precies waar De leerschool der liefde over gaat, besef ik achttien jaar later. Als de provincialistische rechtenstudent Frédéric Moreau faliekant mislukt in zijn ambitie om in Parijs een groot schilder of schrijver te worden en, vooral, een grootse liefde te beleven met mevrouw Arnoux, dan is het net door de romantische en burgerlijke conventies die zijn denken vertroebelen. Hij ondergaat zijn verlangens zo lijdzaam dat hij zijn lafheid voor een deugd aanziet, zonder ooit stelling in te nemen. In dat failliet schetst Flaubert het morele portret van een verloren generatie, tegen de achtergrond van politieke en sociale evoluties in Frankrijk anno 1840-1851 – met de naweeën van revolutie en restauratie, de opkomst van social(istisch)e theorieën en van een bourgeoisie die alleen op zelfverrijking uit is. ‘De jaren verstreken; en hij aanvaardde de lediggang van zijn geest en de doelloosheid van zijn hart.’ Niemand, schreef Edward Said, tekende ooit een even briljant als genadeloos beeld van de intellectueel op drift, niet in staat om een standvastige koers te varen.

Gewoonlijk wordt L’éducation sentimentale daarom louter als een afrekening met de romantiek gelezen. Maar het blijft natuurlijk wel een leerschool heten. En ik geloof dat je de les over de liefde van Frédéric, waarin Flaubert overigens veel van zijn eigen leven stopte, ook minder eenduidig negatief kan begrijpen. Laat ik het een les in kritische liefde noemen. Ja, natuurlijk, Frédérics gedweep met een alleen te vervullen of te verliezen ideaal moest er radicaal aan. Flaubert laat geen kans verlet om zijn ruggengraatloze gedrag en clichématige denktrant te kijk te zetten als de oorzaak van zijn eigen mislukking. Maar te midden van die genadeloze kritiek duikt net door de afstandelijke stijl en het harde maar liefdevolle zoeken naar het juiste woord ook een reserve aan tederheid op, een groot en vrijwel amoreel begrip voor het leven zoals het nu eenmaal loopt. De oorspronkelijkheid van Flauberts denken schuilt in die kritische liefde die we zijn ‘realisme’ zijn gaan noemen.

Ik moet daaraan denken wanneer ik, al herlezend, bij de doelloosheid stilsta die zovele letterenstudenten na hun studies treft. Hoeveel zien hun intelligentie niet afgeleid worden? Hoeveel zien hun zin om kritisch aan de slag te gaan met dat waarvan ze houden, niet gestremd door hun deugdelijke opleiding? Het probleem is niet dat ze romantisch zijn. Het probleem is ook niet dat ze realistisch moeten worden – ‘de samenleving heeft maar nood aan een beperkt aantal mensen die leven van literatuur, kunst, theater’. Het probleem is dat in de plaats van de romantische liefde die ze dienen uit te zweten, geen model voorhanden is om een kritische liefde mogelijk te maken. Ze worden opgeleid in een wetenschap die hen niet uitdaagt om even oorspronkelijk te leren denken als de kunst waarvan ze houden.

Maar ik ken een plek waar dat wel het doel is, zelfs het enige middel: de kunstschool. Wat als we daar een nieuwe leerschool der liefde zouden organiseren? Een leerschool waar de liefde kritisch kan zijn, die de kritiek in haar geheel zelfs als een lastig soort liefde heruitvindt! Voor wie? Voor kunstenaars en afstuderende letterenstudenten die hun liefde in een master (of meteen daarna) een kritisch doel willen geven. Het hoeft niet eens over kunst te gaan – Flaubert dacht vast ook niet aan kunst als hij het over liefde had. Net als in kunst kan de hele samenleving het voorwerp vormen. Het gaat er om kritiek als bron van meer oorspronkelijk denken. Hoe kunnen we in deze samenleving beter een kritisch milieu tot bloei brengen dan door toekomstige kunstenaars en andere critici op te leiden in een dialoog met elkaar, verbonden door de nood aan kritische afstand in de liefde die ze delen, gescheiden door een eigen stijl in wat ze doen of schrijven? Het zou een brug kunnen slaan over de kloof tussen geest en lichaam, die hier al te vaak verhindert dat een kunstenaar ook als een scherp criticus optreedt – denk Boon – of dat een criticus een vernieuwend kunstenaar wordt – zie Godard. En het zou de meesters van morgen, artistiek of anders, een alternatief bieden voor het oude model van de meester-gezel: dat van het goede gezelschap, eentje waarin kritische liefde autoriteit vervangt. Of laten we eerst nog eens een generatie verloren gaan?

Tom Van Imschoot doceert op LUCA School of Arts, schrijft over literatuur en maakt deel uit van de brede redactie van rekto:verso.