Een ballet van bloed, moord en zwaarden

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Jan Geers heeft lang gewacht op de nieuwe Tarantino. Maar hij is er. Dat Kill Bill een lege doos is, ontkent hij niet. Maar is het een probleem? "Het thema van Tarantino's film zou wraak kunnen zijn. Maar eerder dan een thema lijkt het een alibi om onder te duiken in een wereld van vol bloed en afgehakte ledematen." Meer moet dat niet zijn, vindt Geers.

Het was lang wachten op Kill Bill, de vierde film van Quentin Tarantino. Even leek het er immers op dat het enfant terrible van de nineties cinema de shock van het eerste succes nooit meer te boven zou komen.

Sinds Reservoir dogs werd Tarantino zo een beetje gebombardeerd tot het fenomeen van de Amerikaanse jaren negentig cinema. Sindsdien maakten we slechts mondjesmaat kennis met het filmische talent van de man. Tarantino is immers geen veeldraaier — het was maar liefst zes jaar wachten op Kill Bill — maar dit seizoen hebben de fans geluk. Onder impuls van de beruchte Weinstein Brothers van "Miramax films" werd er besloten om de nieuwste Tarantino in twee delen uit te brengen. Met grote ogen keken we naar volume een, terwijl het op volume twee nog even wachten is. Kill Bill is een uiterst vormelijke film geworden, en de contoverse rond deze film was dan ook groot. Tegenstanders vinden er maar niets aan. Ze vinden dat de film nergens over gaat, dat het een lege doos is. En misschien hebben ze nog gelijk ook. Wat mij betreft, hoeft dat niet noodzakelijk een zwak punt te zijn. Integendeel, Kill Bill draait om de doos en niet om wat erin zit. En dat is in de eerste plaats een andere manier van kijken.

Van bij het begin zuigt Tarantino ons het verhaal in. We zien het getrashte gezicht van de bloedmooie Uma in zwart-wit. The Bride bloedt. Rondom haar: de Divas (the Deadly Viper Assasination Squad) van Bill. Dan: haar laatste woorden. Bang Bang: Nancy Sinatra galmt door de cinema. Fade out to black. En titels. Voila: dat is cinema. Niks meer, maar ook niks minder. Tarantino vertelt met deze Kill Bill immers een eenvoudig wraakverhaal dat zich makkelijk laat samenvatten:

Uma blijkt niet dood te zijn. Ze leeft. Coma. The viper assassin California Mountain Snake, AKA Elle Driver fluit zich een weg doorheen de gangen van het hospitaal. De blonde engel des doods vermomt zich als verpleegster en wil de schone Uma verlossen van haar coma en bevrijden met de dood. Plots rinkelt een telefoon. Bill. The Bride mag niet vermoord worden. Een kwestie van eer. Je doodt niemand in een coma.

Vier jaar later: Black Mamba ontwaakt. Ze ontdekt dat ze in haar coma meermaals werd verkracht door de dienstdoende verpleger en zijn klanten. Ze neemt wraak, vlucht en steelt de wagen van de verpleger. De Pussy Wagon. Haar missie kan starten.

Eerste doel is de Viper Cottonmouth of O-Ren Ishii. O-Ren Ishii is een Aziatisch-Amerikaanse onderwereld figuur met een levensgroot trauma. Op haar zevende was ze getuige van de bloedige moord op haar ouders. Op haar elfde nam ze wraak. Nu is ze de boss-of-all-bosses van de japanse Yakuza underworld.

Om O-Ren Ishii te lijf te gaan gaat Black Mamba op zoek naar een zwaard. Een superzwaard. Dat superzwaard wordt gemaakt door de legendarische zwaardensmid: Ninjitsu Honzo.

In Tokyo klieft het hoofdpersonage zich een weg doorheen de stad op haar gele motor en treft ze Viper Cottonmouth samen met haar persoonlijke assistente, Sophie Fatale en haar private bodyguard, Go Go Yubari in the house of blue leaves. Uma doodt zowat elke medestander van O-Ren Ishii — ze roeit zowaar een volledig leger bestaande uit achtentachtig japanners met zwarte maskers uit. The house of blue leaves kleurt rood. Het bloed stroomt weelderig.

Black Mamba treft O-Ren Ishii in de tuin. Een decor van witte sneeuw waarin O-Ren Ishii sterft. De deels ontarmde Sophie Fatale is Black Mamba's boodschap aan Bill.

Een paar dagen later. Passedena. California. Ook het tweede item op de lijst van The Bride moet eraan geloven: Viper Copperhead AKA Vermita Green. Een messengevecht en Copperhead sterft voor de ogen van haar eigen schattige dochtertje.

Ondertussen in de nasleep van de Tokyo oorlog: Does she now, vraagt Bill aan Sophie, that her daughter is still alive? Einde.

De synopsis van Kill Bill vol 1 is zonder twijfel (ontzettend) dun. De kracht van de film ligt dan ook niet zozeer in het verhaal dat Tarantino vertelt, maar wel in de vorm die Tarantino aan dat verhaal geeft. Niet iedereen denkt daar echter zo over. In een vernietigende recensie op Urbanmag schrijft st1:personnameJan</st1:personname> Devries dat hij de film van Tarantino al van bij de titels saai vindt.  Hij geeft Tarantino op die manier weinig kans: de film is op dat moment nog maar enkele minuten bezig en zijn oordeel is al onomkeerbaar gevormd. Niettemin zadelt zijn kritiek mij met een legitieme maar moeilijk te beantwoorden vraag op: waarom ervaar ik die eerste minuten van de film als meesterlijk terwijl iemand anders diezelfde minuten blijkbaar als shit van de hand doet?

Tarantino opent  zijn film met een getrashte ster. We zien een verminkte Uma die vecht voor haar leven. De sequens is in het zwart-wit gedraaid en je voelt zowel een western als moderne vechtcinema in de lucht hangen. Luttele seconden later wordt Uma afgeknald door Bill en plakt Tarantino Bang Bang , een nummer van Nancy Sinatra, er achteraan. Op meesterlijke wijze accentueert én relativeert hij met behulp van dit nummer de voorgaande sequens. De boodschap is duidelijk: het mag er dan wel allemaal erg uitzien, in de eerste plaats is het een spel. Als was de film ontsproten aan het brein van kinderen die met veel fantasie elkander ombrengen met namaakpistolen en speelgoedzwaarden van het plaatselijke winkeltje.

Visuele samplemachine

Tarantino plaatst werelden naast elkaar als samples, als schijnbaar lukraak gekozen citaten. Door die verschillende werelden met elkander te confronteren opent hij alvast mijn fantasie. De som der delen fungeert als trigger, prikkelt de kijker en zorgt ervoor dat Kill Bill meer is dan de som der delen. De tekst en de muziek van Bang Bang in confrontatie met de bloedige openingssequens vormen daar een mooi voorbeeld van.  Die merkwaardige combinatie opent voor mij als toeschouwer een wereld waarvoor ik op het puntje van mijn stoel ga zitten, een houding die — toegegeven — in de eerste plaats te wijten is aan mijn levendige fantasie en aan mijn verslavende drang naar beeldjes en nog eens beeldjes. Om die reden deel ik de scepsis van st1:personnameJan</st1:personname> Devries, die het resultaat in de eerste plaats strontvervelend vindt, niet. De film wijkt bij momenten af van het type cinema dat wij zo goed kennen, waarin een film in de eerste plaats als een verlengstuk van de literatuur fungeert. Je moet de film dan ook niet lezen in de traditie van de literaire cinema. De film laat zich eerder lezen als een montage van genres, stijlen, werelden dan als een klassiek verhaal en werkt voor mij eerder associatief dan narratief.

De vorm van Kill Bill bepaalt dan ook de inhoud en niet omgekeerd. Tarantino begeeft zich op glad ijs en flirt met de doorgedreven stijloefening. Kill Bill is een recycle film die bijzonder virtuoos van het ene genre naar het andere springt: Van pak weg de spaghettiwestern naar Bruce Lee en Jackie Chan. Op die manier schept de regisseur door de weinig voor de hand liggende confrontatie van dergelijke genres een geheel nieuw universum. Tarantino laat zijn eigen wereld, zijn eigen filmische universum, ongegeneerd flirten met de kungu Fu-achtige wereld van de material art films en de Japanse samurai movies. En die kruisbestuiving situeert zich zowel op inhoudelijk als op vormelijk gebied. Hij springt van zwart-wit naar kleur, van kleur naar animatie, van een zwaardengevecht in Tokyo naar een messengevecht in een Amerikaanse huiskamer. Een chaos is het echter verre van. Tarantino bakent zijn hoofdstukken duidelijk af met klassieke pancartes en geeft zijn film op die manier een duidelijke, heldere structuur. De structuur geeft de film mee vorm en laat toe dat Tarantino, net zoals in zijn eerdere films, met behulp van een doordachte montage speels met het begrip tijd kan omspringen. Zo verschuift hij de passedena-moord naar voren zodat je eerst de tweede moord krijgt en daarna pas de eerste. De montage prikkelt de kijker en doet die zo op zoek gaan naar de juiste chronologie van het verhaal.

Reeds in zijn eerdere films bewees Quentin Tarantino één van de meest talentvolle schrijvers van Hollywood te zijn, een schrijver die garant staat voor vlijmscherpe dialogen die vooruitgaan als rapteksten. Maar nu exploiteert hij daarenboven ook een filmrepertoire. Hij recycleert de wereld van Jacky Chan, Bruce Lee, John Woo, samurai and material art films en vele andere en herwerkt dit tot een buitensporig en exuberant spektakel. Zijn virtuositeit is niet alleen van een strikt verbale, maar ook van een visuele aard. Spelen met woorden en beelden. In Kill Bill gaat Tarantino nog een stap verder dan voorheen: alle zin voor dosering gooit hij bewust overboord. Hij kiest voor zijn eigen trip en laat zich gaan.

Een choreografie van geweld

Het geheel heeft iets bijzonder vormelijks. Het is alsof je zit te kijken naar een ballet van bloed, moord en zwaarden. Een ballet waarin de camera op virtuoze wijze geweld capteert en registreert. De gevechtscènes van Kill Bill doen een beetje denken aan het betere John-Woo-werk. Ook bij Woo registreert de camera het geweld als een gestileerde dans. De kijker wordt getuige van een choreografisch spel tussen cinema en beweging.  John Woo (de regisseur van o.a. The Killer, A Bullet in the Head, _Hard-Boiled,_Broken Arrow en Face/Off ) heeft daar zo zijn eigen verklaring voor: 'When I was a kid, I was fascinated by musicals and cartoons - especially musicals. I'm crazy about them. So, I've got a strong feeling for rhythm and body movement. When I'm deciding how to do an action sequence, it seems to me I'm creating a dance scene." De camera is in Kill Bill steeds op het juiste moment in beweging , participeert aan de actie en maakt op die manier deel uit van de choreografie. De film flirt voluit met de "bullet-and-blood ballets" van Woo. Voor het camerawerk deed Tarantino een beroep op director of photography Robert Richardson, die in die hoedanigheid onder meer samenwerkte met Martin Scorcese (zie onder meer Casino en diens zwaar onderschatte Bringing out the dead) en met Oliver Stone (zie JFK en Natural Born Killers — voor die laatste controversiële film schreef nota bene Tarantino het verhaal). Ook in Kill Bill is Richardsons hand onmiskenbaar aanwezig. Zijn fotografie esthetiseert geweld. In deze film geeft hij een esthetische vorm aan het bloederige geweld en maakt hij het voor de kijker visueel aantrekkelijk. De gruwel wordt als het ware mooi.

De confrontatie van de geësthetiseerde gruwel van Richardson en de exuberante regie van Tarantino vormt voor mij tevens een confrontatie van gruwelijke schoonheid en bitsige humor. Toegegeven, het blijft allemaal heel erg vormelijk en echte weerhaakjes zijn er niet. Kill Bill haalt dan ook nergens het niveau van pakweg Casino, maar dat deed tot op heden geen enkele film. De doodknuppelsequens in Casino is een schoolvoorbeeld van de perfecte symbiose van fotografie, muziek/geluid en inhoud tot één vertelling. Het geweld dat zich in die bewuste sequens aan de achteloze kijker openbaart, is mooi maar ook pijnlijk gruwelijk. Scorsese lepelt het publiek de gruwel met een zilveren lepel de mond in. Tarantino gebruikt diezelfde zilveren lepel maar hij lepelt het publiek een groteskere vorm van geweld in, waardoor het geheel eigenlijk een beetje braaf wordt en dus ook kinderen toegelaten had kunnen zijn. Wat grotesk in beeld gebracht wordt, is immers ongevaarlijk, komt minder hard aan. Toch dekt Tarantino zich hier op strategische wijze in. Zoals ik immers al eerder stelde, wijst hij er ons van bij het begin op dat het maar "om te spelen" is, dat zijn choreografie een vrijblijvend spel is. It's all about boys and toys. Net zoals de jonge Shakespeare in zijn Titus Andronicus, overigens nog steeds een van mijn favoriete stukken, op een jongensachtige manier omgaat met geweld, speelt Tarantino in Kill Bill met wapens en bloed. Er wordt gehakt, gekapt en het bloed stroomt er van de muren. Maar steeds blijft het speels. Net zoals u en ik vroeger riddertje speelden in de tuin en vochten met houten zwaarden. En in onze fantasie zagen wij overal bloed. Bloed dat wij zagen. Slechts één ding wilden wij: de vijand vermoorden. Kill die Bill.

De trukendoos van Tarantino

Het thema van Tarantino's film zou wraak kunnen zijn. Maar eerder dan een thema lijkt het een alibi dat Tarantino hanteert om onder te duiken in een wereld vol bloed en afgehakte ledematen. Centraal in Kill Bill staat de vrouw of beter de supervrouw. Want Uma Thurman moet in goede conditie geweest zijn om deze rol te vertolken. Ze springt en hakt als een beest. Met haar onweerstaanbare krachten trekt ze ten strijde tegen andere dodelijke vrouwmensen. Ze hakt zowaar een leger van achtentachtig belagers in mootjes. En overleeft op de koop toe een dodelijke kogel. Tarantino toont de kick van een trip waar het onmogelijke plots mogelijk wordt via het medium cinema. Cinema, vierentwintig leugens per seconde, zei Brian De palma al. De magie van de illusie, daar had hij het over en daar heeft ook Tarantino het over. Cinema als een goocheltruc.

Tarantino speelt hard in op de huidige trend van gewelddadige games en op de fascinatie van het publiek voor helden met bovenmenselijke krachten — het succes van films als The Matrix liegt er niet om. Als filmmaker laat hij ons genieten van zijn grenzeloze fantasie. Ondertussen slurpen wij van onze maxi coca en genieten we van de op st1:personnametim</st1:personname>ale klank- en beeldkwaliteit ons aangeboden door het plaatselijke multi-multi-complex. Incorrect is het zonder twijfel, maar dol zijn we er ook op. Wow, die kop gaat eraf en het is precies echt. Wat een giller. Slurp slurp. Het gevoel is van alle tijden. We duiken even onder in onze eigenste brood en spelen en ontsnappen op die manier aan de ondragelijke lichtheid van ons eigen bestaan. Want als een stuk vuil door het multicomplex uitgespuwd op de kale beton van de steeds grijzer wordende stad, waag je je nog even in QT's world. Drijf je verder weg op tonen van de begeleidende score. En waan je je even de held in je eigenste supergame. Even ben je weggeweest en daarover gaat het (in Kill Bill).