Dubbele tongen

Door Ann Overbergh, op Mon Feb 09 2015 08:02:39 GMT+0000

Discriminatie, onderdrukking, aanval en vergelding: elke nieuwe opstoot van geweld in het conflict tussen Israël en Palestina versterkt het beeld van uitzichtloze onverzoenbaarheid. In het niemandsland daartussen zoeken zowel documentairemaker Avi Mograbi als curator-filmmaker Ariella Azoulay naar kritische nuance en begrip voor de feilbare mens. Hoewel hun benadering verschilt, bespelen deze Israëlische makers allebei de poreuze grens tussen documentaire en fictie. Tegenover de eeuwige confrontatie: de kracht van ambiguïteit.

In augustus 2014 prijkt op de cover van Vogue de achttienjarige Gigi Hadid, een bloedmooie vrouw van half-Palestijnse afkomst. In haar hand houdt ze een editie uit 1988 van hetzelfde blad, met de Israëlische Michaela Bercu op de frontpagina. Twee breed lachende modellen met roots in eenzelfde regio, die bovenal als twee druppels water op elkaar lijken. Nu waagt men zich in de modewereld wel vaker aan politieke statements, maar de boodschap hier, in een zomer waarin Gaza een zoveelste keer op vernietigende wijze onder vuur werd genomen, was bijzonder krachtig: hoe onoverbrugbaar de afstand tussen beide volkeren ook lijkt, uitgekleed tot op de huid zijn de gelijkenissen groter dan de verschillen.

65_Overbergh_jardin.jpg

Een vergelijkbaar idee loopt als rode draad doorheen Avi Mograbi’s laatste film Once I Entered a Garden (2013), afgelopen najaar te zien tijdens een Mograbi-retrospectieve in de Brusselse Cinema Nova. Het werk laat zich nog het best omschrijven als een ‘speculatieve documentaire’: documentaire omdat de werkelijkheid wordt getoond, met veel aandacht voor de figuur van de maker zelf – een handelsmerk van Mograbi – en voor zijn Palestijnse vriend Ali Al-Azrahi en diens dochtertje Yasmine. Speculatief, want de montage van documentaire scènes spiegelt ons een haast ondenkbare wereld voor: een wereld waarin de vriendschap tussen een Israëli en een Palestijn met een kind uit een Arabisch-Israëlisch huwelijk iets alledaags mag zijn. Nostalgie naar een gefantaseerd verleden? Of een suggestie voor een verhoopte toekomst?

1948: 48 minuten zwart

Zesendertig jaar eerder maakte Ram Loevy de televisiefilm Khirbet Khizeh (1978), gebaseerd op de gelijknamige novelle van Samekh Yizhar uit 1949. De ‘gebeurtenissen’ van 1948 worden getoond vanuit het perspectief van jonge soldaten in functie: de verdrijving, manu militari, van Palestijnse bevolkingsgroepen uit hun dorpen, geannexeerd voor de te stichten Israëlische staat. Of met een andere bril op: het begin van de gedroomde toekomst voor het landloze joodse volk, en de eerste steenlegging van een utopische samenleving met scholen, boerderijen en synagogen, een toevluchtsoord voor joodse vluchtelingen uit de hele wereld. Dat de film op zijn minst ruimte laat voor twijfel over de meest accurate versie van de feiten, bleek uit de plotse annulering van de vertoning door de Israëlische televisie; in de plaats kreeg de kijker in 1978 achtenveertig minuten lang een zwart scherm te zien.

Nostalgie naar een gefantaseerd verleden? Of een suggestie voor een verhoopte toekomst?

Cinema Galeries toonde Khirbet Khizeh in december 2014 binnen de Dissent!-reeks van Courtisane, Argos en Auguste Orts. De film maakt deel uit van Once Upon a Palestine: een door Ariella Azoulay samengestelde reeks films die het sleuteljaar 1948 op verschillende manieren belichten. Een van de soldaten in het verhaal belichaamt die ambiguïteit. Hij ziet hoe voor de verschillende partijen in het conflict nieuwe namen en regels worden gecreëerd. Voormalige bewoners van de bezette gebieden worden ‘vluchtelingen’: willen ze terugkomen, dan zijn ze ‘immigranten’. Azoulay wijdt een groot stuk van haar curatorschap aan het blootleggen van die dualiteit, ook met fotografisch materiaal. Foto’s uit 1948 en de jaren erna documenteren het Israëlische project vanuit een impliciet heroïsche visie, ter meerdere eer en glorie van ‘hun jongens’ aan het werk. Maar evengoed tonen die foto’s – onbedoeld en daarom dubbel pijnlijk – de denigrerende behandeling die de oorspronkelijke bewoners moesten ondergaan.

In een context als het Israëlisch-Palestijnse conflict is dualiteit op zich al een statement. Ook Mograbi bespeelt ze. In zijn video-installatie _Relief _(1998) toont hij de confrontatie tussen Israëlische politiediensten en Palestijnen in Oost-Jeruzalem die vijftig jaar Nakba (letterlijk ‘de catastrofe’ van 1948) willen gedenken met een minuut stilte, wat hun wordt verboden; het is immers feest in Israël, het land viert zijn eerste halve eeuw. De kijker ziet een vertraagde loop van een amorfe mensenmassa in een eindeloos heen-en-weer geduw en getrek. Relief is een spin-off van Happy Birthday Mr. Mograbi (1998), een langere film over de viering van vijftig jaar Israël en de parallelle Palestijnse herinnering van evenveel jaren van onderdrukking.

Indringers ongewenst

In tegenstelling tot Khirbet Khizeh wordt in Once I Entered a Garden slechts weinig in scène gezet. Het gros van de film bestaat uit bijeen gepuzzelde stukjes documentair materiaal: eenvoudige situaties die de hechte band tussen Avi en Ali onderstrepen. Het zijn diepmenselijke en eigenlijk banale stukjes tranche de vie die als metafoor dienen voor een utopische situatie van vrede. Een gedroomde werkelijkheid die tegelijkertijd wanhopig veraf blijft, want de toestand is al een halve eeuw uitzichtloos. Tegelijkertijd, zo tonen Mograbi en zijn vriend, is ze nabij; zo’n beetje als de maan die je als kind dacht te kunnen aanraken, als je maar een tikkeltje verder kon reiken.

Het alledaagse, hoopvolle, bijna haalbare … en het afpellen van de verschillen tot het niveau van de mens

De mannen maken grappen, filosoferen over leven en liefde, volgen de Egyptische Revolutie op de buis, pluizen elkaars familiegeschiedenis uit. Heden en verleden zijn getekend door het politieke probleem, maar het verwerken gebeurt samen en in het grootste vertrouwen. Wanneer Ali zijn dochtertje meeneemt naar het dorp waar hij opgroeide, en waar ze nu enkel nog een bordje aantreffen dat indringers (versta ‘Palestijnen’) toegang tot de grond verbiedt, zien we Yasmine twijfelen: volgt ze haar kinderlijke reflex van gehoorzaamheid aan autoriteit (‘wij mogen hier niet zijn, straks ziet iemand ons’) of wil ze rebelleren tegen wat ze als onrechtvaardig aanvoelt? Ali is onbeholpen in zijn poging haar te helpen en ze wordt kwaad. Even later zien we dat ze voor het protest kiest wanneer ze het bordje met haar voet tracht uit te graven. Het heeft iets triests, maar de sfeer is evengoed intiem, geborgen en veilig.

Samson, de zelfmoordterrorist

_Once I Entered a Garden_bevat ook fictie: gefingeerde straatbeelden van het Beiroet van de jaren 1960 en fracties uit liefdesbrieven, geïnspireerd op waargebeurde romances uit diezelfde periode. Na de zesdaagse oorlog van 1967 werd Libanon gaandeweg onleefbaar voor joden. Velen trokken er weg, vrienden en families werden uit elkaar gerukt. Opnieuw wordt de pijn van een bevolkingsgroep verpersoonlijkt: een vrouwenstem leest liefdesbrieven voor aan haar minnaar die de stad heeft verlaten. Ze vertelt over haar gemis, brengt gelukkiger tijden in herinnering, beschrijft haar dagelijkse leven. Als deel van de film echter is haar melancholie niet meer dan een fictief intermezzo, een weggepinkte traan in het gespeculeerde ‘nu’. Opnieuw is het dát waarin de film zich subversief toont: het alledaagse, hoopvolle, bijna haalbare … en het afpellen van de verschillen tot het niveau van de mens.

65_Overbergh_garden1.jpg

Maar Mograbi’s werk kan ook eenduidig zijn. Vaak vormen zijn films een expliciete aanklacht tegen de hegemonische (Israëlische) lezing van de Palestijnse kwestie. In Avenge but one of my two eyes (2005) plaatst hij de legende van de Nazareër Samson en de joodse Masada-cultus naast het eigentijdse discours over Arabisch zelfmoordterrorisme. Voor ons is Samson de man van het lange haar dat wordt afgeknipt door Delilah, waardoor hij zijn bovenmenselijke kracht verliest en in de boeien wordt geslagen door de Filistijnen. Het vervolg kennen we minder goed: Samsons haar groeit terug aan, en hij gebruikt zijn herwonnen krachten om de pilaren van een tempel omver te duwen en zich samen met duizenden willekeurige Filistijnen te laten verpletteren: een zelfmoordterrorist avant la lettre. De film praat ook over de legende van het Masada-plateau, waarin zo’n duizend mensen van het joodse geloof, belegerd door het Romeinse leger en zonder hoop op redding, elkaar van het leven beroven om de veroveraar het plezier van hun nederlaag te ontzeggen.

Beide verhalen – Samson en Masada – maken deel uit van een mythologisch verleden dat wordt gevierd binnen de Israëlische overlevering, waarin zelfmoord een daad van heldhaftigheid wordt wanneer een volk de hoop op zelfbeschikking wordt ontnomen. Avenge schakelt tussen deze verhalen en gesprekken met mensen in het uitzichtloos belegerde Palestina van vandaag: mensen die vertellen hoezeer ze het leven moe zijn, huilende vrouwen die urenlang in de zon wachten bij een grenspost en onverrichter zake huiswaarts moeten, het geschrei van een meisje dat toekijkt hoe een ziek familielid moet smeken om een ambulance in te mogen. Hier wordt begrip geëist voor de gewapende vrijheidsstrijd.

De feilbare mens

Aan het eind van Avenge verliest de filmmaker zich in een scheldtirade tegen soldaten die schoolkinderen op weg naar huis zonder reden laten wachten aan een gesloten grenspoort. Zijn kwaadheid is veeleer triest dan moraliserend. Hun daden kunnen je als kijker niet onberoerd laten, maar evengoed denk je: ‘het zijn maar jongens, kijk nu hoe verbouwereerd ze erbij staan, ze weten zich geen houding te geven’.

Volgens Azoulay maakt Israël deel uit van het grotere Europese koloniale project dat achter ons ligt, maar onverwerkt is gebleven

Er is weinig verschil tussen de balorige, puberale pesterijen van de soldaten in de eindscène van Avenge en de wreedheden begaan door de militairen in Khirbet Khizeh. Ook hier hebben we met jong volk te maken: gezond, vrolijk, met een frisse interesse voor vrouwelijk schoon. Ietwat anders gestileerd konden ze doorgaan voor boyscouts. Hun kameraadschap en branie houden hen menselijk, hoe verwerpelijk hun daden (en hoe onzinnig de vergoelijkingen) ook. Dit is wat mensen als Azoulay en Mograbi onderstrepen: de geschiedenis van het Midden-Oosten verdient meerdere lezingen, en wij als kritische buitenstaander worden best niet te zelfvoldaan in onze verontwaardiging. Er valt niet te voorspellen waartoe we als feilbare mens in staat zijn, en waarover we later berouw kunnen krijgen.

Dat komt expliciet aan bod in de documentaire Z32 (Mograbi, 2008): we volgen de confessies van een elitesoldaat die in het kader van een wraakactie willekeurig Palestijnse mannen heeft gedood, en zelfs toegeeft ervan te hebben genoten – jong, in opdracht, vol adrenaline. Meer dan een oorlogsmisdadiger zien we een doodgewone jongen die moet leren omgaan met de vreselijke daden die hij op zijn kerfstok heeft, en daarvoor steun zoekt bij zijn vriendin. Mograbi volgt de jongen en becommentarieert in één beweging ook zijn eigen dubbele houding als filmmaker: als een eenkoppig Grieks koor bezingt hij hoe hij beter wordt van de pijn van een ander.

Twijfelende gemeenschap

Niettegenstaande internationale erkenning en een indrukwekkend festivalparcours wordt Mograbi’s werk in Israël nauwelijks vertoond of gezien, laat staan dat het veel discussie weet uit te lokken. Internationaal ligt dat anders, en binnen het jodendom wereldwijd lijkt het zionistische paradigma van sinds eind jaren 1940 te wankelen.

In Palestina is van twijfel of paradigmaverschuiving dan weer geen sprake: na Khirbet Khizeh volgt in Cinema Galeries de korte video Al Midya (Dani Gal, 2014), die de publieke vertoning van de film in het dorp Al Midya toont, het decor voor vele scènes uit de televisiefilm. Het feit dat de screening gepaard gaat met live vertaling in het Arabisch, inclusief hatelijkheden aan het adres van het Arabische volk – in de film beschreven als primitief en minderwaardig – bevreemdt. We zien milde geamuseerdheid veeleer dan kwaadheid of verontwaardiging bij het Palestijnse publiek. Het verhaal is triest maar welbekend, en kent aan deze zijde geen alternatieve of conflicterende vertellingen. Slechts één lezing is mogelijk: in 1948 werd een probleem gecreëerd, en dat probleem blijft tot op heden onopgelost.

65_Overbergh_retour-a-beyrouth4.jpg

Zijn vertellingen op meerdere benen dan het exclusieve domein van een twijfelende gemeenschap van Israëlische en/of joodse artiesten en intellectuelen? Azoulay ziet het breder dan dat. Ten eerste vallen voor elk ‘hybride’ filmproject dat de Palestijnse kwestie behandelt, klassiekere tegenvoorbeelden te noemen. Denk maar aan The Law in These Parts (2012), waarin Ra’anan Alexandrowiczmet oud-rechters en juristen praat over de gepolitiseerde rechtspraak in de bezette gebieden, of aan The Gatekeepers (Dror Moreh, 2012), over geschiedenis en werking van de Israëlische geheime dienst Shin Bet. Ten tweede, en wellicht belangrijker: volgens Azoulay maakt Israël deel uit van het grotere Europese koloniale project dat achter ons ligt, maar onverwerkt is gebleven. Hetzelfde gebalanceer, het zoeken naar nuance en ruimte voor ambiguïteit zonder daarom opinieloos te zijn, ziet ze terugkomen in andere postkoloniale filmprojecten.

Tijdens de nabespreking van Khirbet Khizeh en Al Midya vraagt ze hoeveel kritische films wij bijvoorbeeld hebben over Leopold II in Congo. De zaal blijft haar het antwoord schuldig en ik moet denken aan het werk van twee hedendaagse makers: de Nederlander Renzo Martens en de Belg Sven Augustijnen. De ene maakt controversieel werk dat de kijker op het verkeerde been zet en hem pijnlijk bewust maakt van zijn eigen blik in postkoloniale context (zie Enjoy Poverty); de andere behandelt ons koloniale verleden in een mengvorm van geënsceneerde non-fictiefilm en de expositie van archiefbeelden en historische voorwerpen (zie Spectres). En zij zijn lang niet de enigen. Zou Azoulay een punt hebben?

Ann Overbergh (1978) is programmeur bij Vlaams-Nederlands Huis deBuren en redactielid van rekto:verso.

Alle films vermeld in dit artikel zijn online te bekijken op YouTube of Vimeo, of op de website www.palestinedocs.net. Werk van Mograbi vind je op www.avimograbi.com.

Aankomende Dissent!-avonden: BOZAR / 19 februari 2015: Allan Sekula and Noël Burch, KASKCinema. Van 1 tot 5 april 2015 is er het Courtisane Festival (www.courtisane.be), met onder anderen Thom Andersen en Pedro Costa. Dissent! is een samenwerking tussen Courtisane, Auguste Orts en Argos. Meer info: www.diagonalthoughts.com.