Dromen als een Turk

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Jonge Turk (2005), de jongste roman van de Joods-Turkse schrijver Moris Farhi, is een van de meest verhelderende boeken die ik in de afgelopen jaren heb gelezen. Verhelderend, omdat het een massa informatie bevat over de recente geschiedenis van Turkije, maar vooral omdat die informatie anders is dan wat ik tot nu toe over het thuisland te horen kreeg. Op haast elke bladzijde lees ik iets nieuws. Zo was mij maar weinig verteld over het ideologische begrip 'de ware Turk', waarmee Farhi uitvoerig de traditie van pluralisme, multiculturalisme, vrijheid en solidariteit aanduidt die het post-Ottomaanse, moderne Turkije van zijn jeugd kenmerkte. Het was een Turkije waarin moslims, christenen, joden, Koerden en Armeniërs samenleefden in een goed geolied maatschappelijk systeem. Evenmin had ik gehoord van de ware Turk die andere culturen en religies omhelsde en diversiteit als een verrijking beschouwde. Integendeel.

JAM

Jonge Turk, is een geestig, innemend en dartel boek, terwijl het ook historisch en politiek wat te vertellen heeft. Wat me echter nog het meest aanspreekt, is de levenslust die luid gonst in elk van de dertien verhalen waaruit de roman is opgebouwd. Vooral omdat het me confronteert met de moeilijke vraag waar het fatalisme vandaan komt in de Turkse omgeving waarin ik ben opgegroeid. Het boek biedt niet meteen antwoorden, maar het is prettig te weten dat het ooit anders was.
Op de cover van Farhi's boek staat een fijne belofte: Jonge Turk, is een erotische roman. In een badhuis ontdekken enkele jeugdvrienden hun seksualiteit, en rozenblaadjesjam blijkt daarbij een deugdelijk verleidingsmiddel. Erotiek in literatuur kan ik wel smaken, dus nam ik het boek enthousiast mee naar huis. Voor wie opgroeit in een beklemmende cultuur is er immers niets fijner dan een onschuldig ogende roman met erotische fabels: als vieze blaadjes het huis niet in mogen, en als er bij elke kusscène op televisie wordt weggezapt, moet men toch ergens zijn mosterd (of rozenblaadjesconfituur) halen? Er stond op de achterflap ook iets over politiek, maar daar leest een mens makkelijk over. Halverwege het boek blijkt het erotische gehalte echter tamelijk ondermaats, en wanneer een van de dertien personages die in de roman als verteller optreden in het vierde hoofdstuk voor een erotische omleiding van haar verhaallijn afwijkt, ben ik zelfs even ontgoocheld. Al vestigt die ontgoocheling mijn aandacht ook op iets anders. De brieven waarin Selma, het personage in kwestie, haar verhaal uit de doeken doet, bevatten zoveel geschiedenis dat het me begint te dagen waarom Farhi zijn boek van erotische verstrooiingen wou voorzien: om de weinig sexy indruk niet te wekken dat zijn roman in feite een lesje Turkse geschiedenis betreft. Vreemd eigenlijk, want laat dat laatste nu net de voornaamste troef van de roman zijn: via een mozaïek van verhalen die zich afspelen in het Turkije van Atatürk en zijn volgelingen, tussen 1930 en 1960, ontstaat een beeld dat de (Turkse) samenleving van vandaag ondervraagt, ook al is dat beeld vanwege zijn utopische, idealiserende trekjes zelf niet helemaal onschuldig.
In Jonge Turk , vertelt Moris Farhi aan de hand van dertien onderling verstrengelde verhalen van evenveel jonge Turken over de totstandkoming en de ontplooiing van de jonge republiek Turkije. Gekant tegen de laatste Ottomaanse sultans, die vooral op het vlak van onderwijs hun eigen volk verwaarloosden, probeerde Mustafa Kemal Atatürk een nieuwe Republiek op te richten. Hij deed dat op de ruïnes van wat weleer een 'paradijs op aarde' was. Door de onrust in Europa zochten intussen heel wat Europese joden hun toevlucht in het neutrale Turkije. Meer nog, verschillende joodse vervolgden werden zelfs uitgenodigd om hun werk en hun activiteiten in Turkije verder te zetten. Het boek speelt zich grotendeels af in Istanbul, op dat moment in de geschiedenis een ware etnische smeltkroes.
De dertien stemmen die we in het boek te horen krijgen, leven temidden van de beroering die de republikeinse hervormingen van Atatürk en zijn zogenaamd 'kemalistische' opvolgers teweegbrachten, door de stichting van de republiek in 1923. Het historische gegeven van de 'jonge' republiek en de ronduit boeiende beschrijving van de manier waarop Atatürk kennelijk te werk moest gaan om zijn ingrijpende transformatie van het uiteengevallen Ottomaanse rijk tot een moderne Turkse republiek te bewerkstelligen, wordt als het ware weerspiegeld door de 'jeugd' van de personages die aan het woord komen. Hoewel het ene hoofdstuk al vlotter leest dan het andere, wordt dertien keer een jonge spreker opgevoerd die getuigt van een nieuwe hoop. Het gaat dan ook telkens om overtuigde idealisten met een zeer humanistisch wereldbeeld, belichamingen van ware Turksheid, reïncarnaties van Moris Farhi zelf in laatste instantie. Dat laatste wordt niet alleen door de auteur onderschreven, het legt meteen ook het autobiografische karakter van de roman bloot: Farhi werd zelf in 1935 in Ankara geboren, maar ontvluchtte zijn land en de joodse gemeenschap waarin hij opgroeide in 1954 om zich in Groot-Brittannië te vestigen, teneinde zijn vrije meningsuiting te behouden. De ontbinding van de Turkse samenleving na het overlijden van Atatürk ging immers gepaard met toenemende intolerantie tegenover minderheden (Koerden of joden) en andersdenkenden.

GEMENGD BLOED

Het spreekt vanzelf dat die autobiografische inslag grotendeels de teneur bepaalt ten overstaan van de droom van een cultureel pluralistische samenleving die de personages gemeen hebben. Meer nog, in het profiel van de personages, die als individuen doordrongen zijn van het universele, schemert het ideaal door dat Farhi zelf aan zijn jeugd in Turkije heeft overgehouden. Dat uit zich bijvoorbeeld in de invloed die de meeste vertellers ondergaan van Nazim Hikmet, de bekende Turkse dichter die vaak met Neruda wordt vergeleken en die een gevangenisstraf diende uit te zitten vanwege zijn actieve verzet tegen zowel Franco als de nazi's. Als je weet dat Farhi voorzitter is van het comité ter verdediging van auteurs in gevangenschap (voor PEN, de internationale vereniging van schrijvers), dan hoeft het niet te verwonderen dat Hikmet hem (en zijn vertellers) heeft beïnvloed. Farhi riep met het personage van de inspirerende leerkracht Ahmet Poyraz, alias Âsik (of 'verliefde') Ahmet, zelfs een spreekbuis voor de ideeën van Nazim Hikmet in het leven. Met zijn streven om de slaapzaal van het jongensinternaat in een perfecte miniatuursamenleving te herscheppen, is Ahmet immers ook dé pleitbezorger van ware Turksheid: de slaapzaal staat namelijk model voor een multi-etnische samenleving, verbonden door het streefideaal om tegelijk 'één en iedereen te zijn'. Verscheidene malen wordt benadrukt dat gemengd bloed een zegen is, want volbloedrassen werken volgens hem 'overgevoeligheid, om niet te zeggen paranoia of zelfs waanzin' in de hand.

JONG GELEERD

Het is tegenover dit autobiografisch geïnspireerde idealisme dat de jongeren in Farhi's roman zich verhouden, in die zin dat de woelige, maatschappelijke realiteit waarin hun verhalen plaatsvinden hen dwingt om positie in te nemen. Dat blijkt onder meer uit hun reactie op de invoering van de 'weeldetaks', een historische belastingsmaatregel waarmee het antisemitisme en de onverdraagzaamheid tegenover 'niet-Turkse' minderheden ook in Turkije begon vorm te nemen. Een en ander veronderstelt uiteraard een mate van volwassenheid bij de jongeren in kwestie en als dusdanig, vroeg volwassen door de omstandigheden, worden ze dan ook geportretteerd door de schrijver. Het verklaart tegelijk ook waarom eenieder over een overweldigende kennis van (historische en politieke) zaken blijkt te beschikken. Vanuit hedendaags westers oogpunt kan het vreemd lijken dat een veertienjarige puber, Bilal, de beslissing neemt om met vrienden stiekem Griekenland binnen te sluipen om er enkele familieleden het land uit te smokkelen die het slachtoffer zijn geworden van nazistische praktijken, maar in situaties van crisis of oorlog is het hoegenaamd niet ongewoon dat kinderen of jongeren verhinderd worden om kind of jong te zijn, zoals de ellendige situatie in heel wat derdewereldlanden vandaag nog altijd bewijst. Ik ben vanuit die optiek dan ook geneigd om de kunde en kennis waarvan Farhi's personages blijk geven te geloven. Zijn keuze voor pubers en jongeren als hoofdpersonages speelt immers in op het concept van de 'Jonge Turk' dat Atatürk nieuw leven inblies, en ze beantwoordt ook aan de centrale rol die van oudsher en vandaag nog aan het kind wordt gegeven in Turkije. Dat er in het sowieso erg toekomstgerichte Turkije een uitgebreid gevierde, nationale feestdag bestaat die volledig aan het kind gewijd is, spreekt wat dat betreft boekdelen. De prestatiedruk die de schoolgaande jeugd in Turkije al heel vroeg wordt ingepeperd, en die zich bijvoorbeeld uit in het feit dat er zelfs een toelatingsexamen voor de middelbare school bestaat, vormt een andere illustratie van het (officiële) belang dat aan het kind wordt gehecht, als toekomst van het land.

WARE TURK

Jonge Turk, gaat echter niet alleen maar over jonge Turken. De jeugd vormt veeleer een welgekozen en autobiografisch ingegeven perspectief om de spanning tussen geschiedenis en idealisme te beschrijven in het Turkije van de twintigste eeuw. Het gaat er Farhi vooral om een duidelijk beeld te scheppen van de omstandigheden waarin de Turkse republiek opgericht werd, van de utopie die men tijdens dat proces voor ogen had en de degeneratie van de idealen na de dood van Atatürk. Dat beeld is bijzonder leerrijk, maar het heeft ook zijn beperkingen. Die komen vooral tot uiting wanneer de gevoelige plekken van de recente Turkse geschiedenis worden aangeraakt. Zo onderzoekt Farhi uitvoerig de joodse kwestie en gaat hij ook het heikele probleem van de Armeense genocide niet uit de weg, maar hij doet wel bijzonder veel moeite om te benadrukken dat die officieel niet erkende genocide geen 'Turkse' maar een Ottomaanse fout betreft, wellicht omdat hij het (ideaal)beeld van de Turkse republiek smetteloos wil houden. Farhi weigert verantwoording af te leggen voor alles wat voor de oprichting van die republiek gebeurd mag zijn. Hij kijkt niet te ver voor- of achteruit wat de historische feiten betreft, maar isoleert het moment van de republiek in de geschiedenis als het ware, alsof dat zou kunnen. Zo wordt bijvoorbeeld ook de Koerdische kwestie wel aangehaald en veroordeeld, maar verder dan dat gaat het eigenlijk niet.
Ik kan het op zich wel begrijpen dat Farhi — vanwege zijn persoonlijke achtergrond — vooral over de joodse aanwezigheid in Turkije schrijft, maar vraag me toch af of hij de politieke realiteit niet ten onrechte inperkt, of zelfs uit de weg gaat. Mijns inziens is de auteur hier iets te voorzichtig gebleven, in een poging met zijn boek aanvaard te worden in zijn 'geliefde vaderland' — wie weet wel vanuit de schrik om mee te maken wat Orhan Pamuk en recenter ook Elif Shafak overkwam door de Armeense kwestie ter sprake te brengen: Pamuk werd en Shafak wordt voor de rechter gedaagd vanwege het beledigen van de Turkse staat, met het risico op een gevangenisstraf. Het maakt van Farhi, hoe geëngageerd ook, alleszins niet de meest moedige auteur: hij valt te vergelijken met de personages Zeki en Davut (aspirant-schrijvers), die beiden vanuit verschillende motieven angst koesteren om in het woord te worden gekortwiekt en op de vlucht slaan, zoals Farhi zelf ooit deed — met het lot van Nazim Hikmet in gedachten. Al geeft Farhi daarmee, ondanks zijn gebrek aan moed, wel een treffend beeld van het gevaar dat met schrijven kan samenhangen in Turkije, een beeld dat in flagrante tegenstelling staat met de droom van ware Turksheid, wars van etnische en religieuze intolerantie, die hij met veel vuur verdedigt.

HOOP

Schrijven kan Farhi in elk geval goed. Toen ik in Jonge Turk , begon, vreesde ik aanvankelijk voor een carnavalesk beeld van Turkije. Het had gemakkelijk een roman kunnen worden in de trant van de films van Emir Kusturica, met vrolijke en luchtige sprookjes over kolderieke zigeuners en hun in magisch-realisme ondergedompelde leven: een heus circus met terloopse wijsheden over het 'echte' bestaan. Mijn vrees bleek echter ongegrond. Farhi slaagt er wonderwel in om oprechte en ontroerende verhalen te vertellen, meestal gebaseerd op reële gebeurtenissen in zijn omgeving, maar ook verweven met de bovennatuurlijke en occulte thema's (hekserij, zwarte magie) die de Turkse cultuur en haar bijgeloof vandaag nog kenmerken. Verfrissend aan zijn boek is echter vooral de manier waarop het ook de intellectuele kant van Turkije eens voor het voetlicht plaatst. Het boort via het carnavaleske een onbekende bron van wijsheid in de Turkse geschiedenis aan, als een aanvulling op wat we al over dat land weten, een werkelijkheid die misschien bedreigend is, maar die in feite niet meer schrikbarend is dan de moderne geschiedenis van de westerse landen die ons omringen. Daarom is Jonge Turk , uiteindelijk ook meer dan alleen maar een historische roman over het ontstaan van de Republiek Turkije. Farhi heeft grote idealen en zijn hele boek door weerklinkt de nood, of eerder het aandringen om het pad naar de universele vrede te kiezen, een vrede die ontstaat wanneer men van nationalisme afziet en voor pluralisme kiest. Op die manier weet de schrijver de historische problematiek van het Turkije tussen 1930 en 1960 dan ook erg actueel te maken. Aan de ene kant krijgt men een mooi beeld van de vernietigende kracht van foute propaganda, antisemitische spotprenten, en het creëren van geïnstitutionaliseerde paranoia en xenofobie door weinig subtiele berichtgeving in de media. Aan de andere kant biedt Farhi's roman echter ook een boodschap van hoop. Niet iedereen trapt in het lepe raderwerk van de media. Tijdens het hoogtepunt van de onstabiele politieke situatie die hij schetst, waarbij pijnlijk blijkt hoe vernietigend de vermelde 'weeldetaks' werkte voor mensen die men voordien als vrienden of buren beschouwde, toont Farhi ook hoe mensen kunnen samenspannen om de benadeelden te helpen overleven.

DUBBELE MORAAL

De hoofdpersonages belichamen in feite stuk voor stuk de idealen die Atatürk voor ogen had. De ondernemingen die hij wenste te realiseren kan je vergelijken met de idealen van de puriteinen, die zich in New England vestigden. Zowel Atatürk als de puriteinen stelden vooruitgang (van de mens) voorop als een essentieel onderdeel van hun ideologie. Alleen beriep Atatürk zich daarbij in tegenstelling tot de puriteinen niet op geloof maar op democratie, met als gevolg dat in Turkije een strikte scheiding tussen kerk en staat werd ingevoerd. Het zijn verschillende uitgangspunten, maar ze hebben hetzelfde effect. Een vaste leidraad om dat doel te verwezenlijken was zelfkritiek, maar zowel de Verenigde Staten als het huidige Turkije schijnen dat aspect van hun ideologie uit het oog te hebben verloren. De Turkse mentaliteit is overigens wel in meer opzichten Amerikaans. Dat blijkt treffend uit de vele verwijzingen naar God in de media: zoals elke Amerikaanse president (republikein of democraat) openlijk bidt voor de nabestaanden van een ramp, of zich tot God wendt bij elke grote beslissing, zo zal men in de Turkse media wel eens hopen op de zegen van Allah bij de aanvang van een groots project. Voor wie dat niet gewoon is, vanuit zijn of haar Vlaamse cultuur, valt elke verwijzing van die aard des te meer op. Met andere woorden, als je de desintegratie van Turkije wil begrijpen, zonder een beeld te hebben van hoe het land functioneert, is een vergelijking met de Verenigde Staten niet vergezocht. Beide naties hanteren een dubbele moraal, waarbij de rol van de media niet te onderschatten valt. Een dubbele moraal in het bestuur, gesteund door een even besluiteloos mediabeleid, kan de desintegratie van een natie gruwelijk gezwind tot stand brengen.

TURKIJE AAN ZEE

De actualiteit van een en ander mag duidelijk zijn. Een vooroordeel is snel gevormd. Niet elke allochtoon kan worden gelijkgesteld met het feit dat hij (eventueel) moslim is, zoals ook niet elke moslim een fundamentalist, een jodenhater of een westenhater is. In mijn ogen is dit een vanzelfsprekendheid, maar men staat ervan versteld hoe vaak dit simplistische patroon in de media wordt herhaald. Jonge Turk, is daarom niet alleen zinvolle lectuur als een middel om tot 'autochtonen' door te dringen en de 'onbewuste', vaak bijzonder eenzijdige beeldvorming rond 'de allochtoon' te verhelpen. Het is ook een boek voor die 'allochtoon' zelf, als een aanmaning om zich niet te laten vastpinnen op het mediabeeld dat men van zichzelf krijgt voorgeschoteld. Jonge Turk, is daarom een boek dat niet zou misstaan in Turkse huishoudens met jonge mensen van de tweede generatie, die dicht genoeg staan bij de voorgaande generaties en hun verleden, maar te veraf om zelf een waarheidsgetrouw beeld van het land te kunnen vormen. Het is eigenlijk een boek voor iedereen die alleen het beeld van Turkije kent zoals het door de oudere generaties van mond tot mond wordt overgedragen, of voor diegenen die het land alleen maar kennen van tijdens de zomervakantie, een familiebezoek aan het stadje waar de ouders werden geboren, of met wat geluk van op het strand. Zelden zijn dat immers uitjes die in cultuur, politiek of geschiedenis zijn ondergedompeld, zoals de verhalen van Farhi dat wel met hun lezer doen. Zijn boek lijkt me ideaal ter vervanging van een introductie op de Turkse geschiedenis die niet wordt onderwezen in het buitenland. Het schetst een Turkije dat doordrongen is van idealen, vooruitstrevendheid en verdraagzaamheid. Het zet ook aan tot onbaatzuchtigheid en begrip voor alles wat buiten jezelf staat. En het waarschuwt uiteindelijk ook op een indringende wijze voor het gevaar van een monolithische, eenkennige samenleving, want 'inteelt leidt tot de ondergang'. Een beeld van Turkije zoals men het nog te weinig zag, ikzelf incluis.

Moris Farhi, Jonge Turk, De Geus: Breda, 2005.