De wrede paradox van de holocaust. 'Nachschrift 1 + 2' van Heimrad Bäcker

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Ontelbare pogingen zijn er geweest om de wreedheden van de Holocaust te vatten in films, documentaires, schriftelijke getuigenissen, gesublimeerde poëzie. De Oostenrijkse auteur Heimrad Bäcker, onlangs herontdekt in Europa door de Amerikaanse vertaling van zijn dichtbundel nachschrift, deed het straffer dan wie ook. Hij gebruikte originele nazi-documenten, en drukte ze af als conceptuele poëzie. Gruwel wordt lyriek.

De eerste weken na de bevrijding van de concentratiekampen waren cruciaal voor een goed begrip van de Endlösung. Honderden vlugschriften en snel geschreven getuigenissen verschenen in ijltempo. De meeste vormden geen hoogstaande literatuur, maar waren hooguit bestemd om de grote massa in te lichten. Hun meldingen over Duitse vernietigingskampen stuitten op ongeloof. Kon zoiets wel waar zijn? Was zoiets überhaupt mogelijk?

Hoe getrouw deze getuigenissen de realiteit ook weergeven, ze blijven subjectief ingekleurd. Daartegenover staat Heimrad Bäcker (1925-2003) _met zijn onomstotelijke, primaire bronnen. D_e Oostenrijkse auteur, fotograaf en uitgever behoorde ooit tot de verkeerde kant: op zijn achttiende was hij Gevolgschaftsführer bij de Hitlerjugend.Later werd hij bezieler van het Oostenrijkse tijdschrift edition neue texte, gespecialiseerd in concrete en concreet-visuele poëzie, onder meer van Gerard Rühm en Reinhard Priessnitz. Vanaf 1968 begon Bäcker originele teksten en documenten over de Holocaust te verzamelen, voor zijn dichtbundel nachschrift. Het is zijn eeuwige boetedoening voor zijn Partei-lidmaatschap.

baecker-copyright-linschingerDe bundeling van brute teksten is geen beschrijving geworden. Bäcker: ‘de totaliteit van de nationaal-socialistische moordmachine, de cynische dialectiek van geperverteerde ethiek en vernietiging, hygiëne en bestialiteit zijn noch beschrijfbaar noch bevattelijk.’ Volgens de Oostenrijker staat elke beschrijving de realiteit in de weg. Nachschrift is ook geen weergave van een genocide. ‘Het volstaat om de taal van de daders en van de slachtoffers te citeren, om bij de taal te blijven die in de documenten bewaard gebleven is. Document en ontzetting, statistiek en gruwel vallen dan samen’, aldus Bäcker in zijn nawoord. De schrijver verzamelde dodenlijsten, optellingen, data, verbodsvoorschriften, statistieken, cijfers, randbemerkingen, kilometerlijsten … Onopvallende, onschuldige verwijzingen worden in nachschrift dodelijke en duidelijke connotaties van foltering en moord.

Onschuldige verwijzingen worden dodelijke connotaties van foltering en moord

Bäcker noemt de tekstfragmenten ‘citaten met een buiten het citaat liggende literariteit’. Hij onderzoekt de literaire aard van de zakelijke communicatie, zo verschillend van het puur narratieve aspect van andere getuigenissen van de Holocaust. Bäcker schept geen dramatis personae en laat zich ook niet door zijn taalmateriaal meevoeren. Zijn enige inzet is het historische materiaal, door eigen ordening, zo zorgzaam mogelijk uit de context van zijn gruwelijke waarheid te lichten. ‘De spiegel van de realiteit behoeft hier geen illusie.’

Daarvoor bedient Bäcker zich van de concrete poëzie: een poëzievorm waarin gevoelens of gedachten niet talig uitgedrukt worden, maar via een bijzondere klank- of grafische vorm. Hij stoft het materiaal af, zonder het van zijn drek te bevrijden. Hoewel hij goed beseft dat hij zo vervreemding creëert, leidt zijn methode niet tot een op zich staande werkelijkheid. Bäckers basishouding tegenover het document is zorgvuldig: ‘documenten zijn literatuur, die zichzelf schrijven en als literatuur erkend worden.’

De waarde van nachschrift ligt in het raffinement waarmee Bäcker zijn bronnen hanteert. Neem zijn omgang met een reeks tweetalige plakkaatjes met namen van geëxecuteerde joden. In ‘gedicht’ citeert hij ze onder elkaar: ‘rywka kliegerman / sala pasztejn / josek pajkus …’ Bäcker past geen trucje toe. Zijn subtiele ingrepen beperken zich tot plaatsing, arcering en hier en daar het schrappen van een overtollig woord. Maar de tweestrofige, zangerige herhaling van joodse namen – en je besef dat het hier om vermoorde mensen gaat – geven ‘gedicht’ een ongeziene kracht.

Heimrad Bäcker schreef niks, hij gaf alleen maar weer. De grote, onoplosbare paradox van nachschrift is dat dit tot ongemeen straffe poëzie leidt. Veel is gelegen aan de uitgekiende, visuele vormgeving van de bundel: op spaarzaam bedrukte witte pagina’s verschijnen letters, woorden en brokstukken van zinnen gerangschikt in lange rijen, kolommen, lijsten en afkortingen. Omringd door leegte wordt hun boodschap extra uitvergroot. De verbeelding van de lezer wordt geprikkeld, maar nergens ingeperkt. Dat geeft een schokeffect.

Nachschrift verscheen in 1986. In 1997 bracht Bäcker een tweede bundel uit. Nachschrift 2 werd opgedeeld in twaalf onderscheiden stadia, van de voorbereiding tot de nasleep van de Holocaust. Nachschrift als geheel werkt niet op elk niveau. Soms zie je door de overvloed aan cryptische afkortingen, cijfermateriaal en experimenteerdrift de poëzie niet meer. Maar op zijn best is dit een duizelingwekkende opeenvolging van onthutsende gespreksflarden en scherven wereldliteratuur. Het blijft een fantastisch enigma dat Da., Sah., Bu., Mau., Flo., Neu., Au., GrRo., Natz., Nie., Stu., Lub., Rav. en Herz. een van de sterkste staaltjes naoorlogse, concrete antipoëzie oplevert.

Heimrad Bäcker, Nachschrift 1 + 2_, Graz-Wien: Literaturverlag Droschl, Edition Neue Texte, 1993/1997._

Op peterwullen.blogspot.com vind je meer informatie en enkele volledige gedichten van Heimrad Bäcker.