De val van de goden

Door Wouter Hillaert, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Bestaat er zoiets als een underground cultuur van de upper class? Het had er alle schijn van, die vrijdagavond begin november in Wijnegem. Amper een kilometer voorbij het vermaarde shopping center, staan netjes naast elkaar een hoop chiquere karren te glimmen, voor een fabriek. Van buitenaf lijkt het massieve gebouw niet meer dan een ordinaire kubus in rode baksteen met een paar hoge, betonnen silo's er tegenaan: een old lady van wie het industriële vooruitgangsoptimisme in rimpels getrokken is. Binnen trakteert deze voormalige mouterij op onvermoede sensaties. Een eclectische architectuur, een tijdloze verzameling kunststukken en een indringende podiumvoorstelling. Jonge, gekostumeerde pinguïns drukken er elkaar de hand-met-zegelring, hun dure dames delen gestifte zoenen uit. Welkom in de salons van de fine fleur.

De afgetakelde mouterij heet nu 'Kanaal', en is sinds een paar jaar eigendom van antiquair en kunsthandelaar Axel Vervoordt. De man is gefortuneerd, dat is het minste wat je kan zeggen. Hij verhandelt wereldwijd 250 werken per maand en heeft daarvoor vijf kunsthistorici in dienst. Zijn klanten kunnen ook meteen hun hele interieur laten inrichten, door een ploeg van ingenieurs, architecten en de beste handwerklui. Daartoe beschikt Vervoordt over een stock van maar liefst 13.000 decoratieve stukken 'op maat van de persoonlijkheid en de levensstijl van elke bewoner'. Maar niet alles is te koop. 's Mans privé-collectie gaat van antieke beeldhouwkunst tot moderne kunstenaars als Mapplethorpe en Picasso, met een nadruk op Oosterse kunst en arte povera (letterlijk: 'arme kunst'). Het kasteel van 's Gravenwezel werd er te klein voor, dus kocht Vervoordt het leegstaande industriële complex 'Kanaal' op. Zo kon hij zijn eigen, geliefde kunstsalons eens in een alternatief kader organiseren. …

Vanavond speelt Vervoordt gastheer voor Prometheus, het theaterdebuut van het kersverse duo In Vitro. Hij onthaalt het publiek in de Zuilenkamer 'Karnak', genoemd naar de Egyptische tempel waar de massieve betonpilaren in deze ruimte aan zouden herinneren. Er staan een paar eeuwenoude Buddha-torso's in verspreid, blijkbaar de grootste verzameling ter wereld. Had hun kop er nog op gestaan, ze zouden samen verre herinneringen kunnen ophalen. Nu zijn het de achterovergekamde arrivés die gedempt staan te kwetteren in trosjes, tussen het gewone publiek. Ze blijken leden van Inspiratum, een vzw van Vervoordt rond de idee 'dat geen kunstbeleving méér intens en authentiek is dan die in een intieme groep vrienden'. Zin in een privé-uitvoering van Bachs Johannespassie onder leiding van Sigiswald Kuijken, in het Kasteel van Verdoodt? Sluit je aan bij Inspiratum. Een lidmaatschap met garantie op de beste plaatsen kost 1250 euro per jaar.

De voorstelling vindt plaats in de Escher-ruimte, een rechthoekige hal waar brede, ronde gaten tussen de verdiepen herinneren aan de fameuze moutketels van weleer. Zowat alles is monumentaal aan deze avond. Zo trekt Prometheus je meteen binnen in een visioen, wanneer aanzwellend geraas plots gebroken wordt door een felle lichtinslag waarin een manshoge circusbal heen en weer hangt te zwiepen als een wereldbol. Je staat oog in oog met een majestueuze vrouw in een barokke, zwarte sleepjurk, met een zwarte voile voor haar gezicht. Ze debiteert poëtische beelden uit het libretto van Luigi Nono's opera Promoteo, maar die ontglippen je van zodra ze uitgesproken zijn. Deze voorstelling wil ook niet openlijk communiceren. Ze wil je raken in beeld en geluid. Achter de dame reinigt een andere statige vrouw in het wit de vloer met een voorhistorische fabrieksstofzuiger, waaruit later een naïef clowntje met een gloeilamp op zijn kop zal opduiken. Ziedaar Adam.

Prometheus is een postmoderne beeldengalerij naar klassieke mythes over mens en kosmos. Voorop komt die van Prometheus zelf. Je weet wel, de Titaan die het vuur van de Olympus stal en het aan de mensen schonk. Zeus ontstak daarover in een antieke woede en klonk hem vast in de bergen, waar een adelaar elke dag zijn lever kwam uitpikken. In Vitro interesseert zich echter meer voor de mensontwikkelaar in Prometheus. Hij bracht de stervelingen immers ook de beginselen bij van taal, astrologie, metaalbewerking en kunst. Hij was industrieel avant-la-lettre én wetenschapper — een vooruitgangsideoloog, kortom. Zo verschijnt hij in deze opvoeringals een witgeschminkte Frankenstein met hoge hoed, aan een tafel met borrelende reageerbuizen en pipetten. Het doet denken aan Murnau's film Das Kabinett des dr. Caligari uit 1920: spooky, gothic, Faustian. Alleen de duivel ontbreekt nog. En ja, als een goochelaar duikt Lucifer op achter Prometheus' rug. Net zijn spiegelbeeld. Twee gevallen goden.

In Vitro, zijnde (licht)architect Jan Dekeyser en ontwerpster Daphne Kitschen, hebben zich diep ingelezen in de menselijke historie en mythologie, en hun vondsten naar believen vermengd met hun voorkeur voor straffe performance. Uit een waterbokaal op hoge poten stijgt een naakte vrouw op, die naar beneden kronkelt als een sensuele paaldanseres: Pandora, met haar doos vol rampen. Achter haar op een berg zwarte schoenen: de contrabassist van Dez Mona, het jonge, Vlaamse gothic trio, dat de hele voorstelling voorziet van een zware soundscape, nooit ver van de pijngrens. Lucifer plet ondertussen een vlieg onder een microscoop, wat op video een esthetisch doodspalet met uitvloeiende sappen oplevert. En het houdt niet op: alchemistische trucjes met oplichtende vloeistoffen, vier monologen met wetenschappelijke dogma's (door elkaar gedebiteerd op circusballen), stroboscopen, vuurknallen, show. Het fascineert, het overdondert, het pakt je helemaal in.

Maar eens je weer buiten bent, onder de hoge silo's met hun geschampt beton en al die afbrokkelende muren, overvalt je opnieuw dat gevoel van pure decadentie. Deze aftakeling van de industriële vooruitgangsdroom: koket geëtaleerd. Zelfs geësthetiseerd, als een museum voor de nouveau chique. Het gaat nu plots een (vrij toevallige) paardans aan met Prometheus. Want wat de performance zo superieur in scène zet, is eigenlijk de eeuwige menselijke strijd tegen de natuur, maar dan tegen zichzelf gekeerd. Zoals de hemelreikende silo's die nu afschilferen. Immer voorwaarts de afgrond in: de ontvoogdende wetenschap heeft ons enkel leed gebracht, dood en verdoemenis. Dat idee krijg je toch uit de slotrede van Prometheus, waarin acteur Pascal Maetens met een zak over het hoofd en zijn broek op de knieën (een gijzelaar in Irak?) verwoede pogingen doet om Prometheus' vergeefse opoffering een theatrale tragiek te geven. De heroïek van het verlies: de mens is geen veroveraar, maar zal deemoedig buigen voor zijn eeuwige lot, in handen van god. Zijn monoloog is een zwanenzang, terwijl de rest van de acteurs manisch schoenen poetst. Uitzichtloosheid troef, de schoonheid van het verval. Bij die doodskus tussen voorstelling en locatie gaan mijn gedachten onwillekeurig naar Visconti's magistrale prent La caduta degli dei ('De val van de goden', 1969), waarin een rijk geslacht van industriëlen ten onder gaat aan zijn eigen perversie. Datzelfde geflirt met het failliet, met de esthetische verfijning van erotiek en dood, spreekt uit deze hele avond.

Maar zelf hebben de geparfumeerde pinguïns het niet helemaal gesnopen, blijkt achteraf op de kleine champagnereceptie. Ze zijn danig in de war over zoveel enigmatische beelden. 'De schoenen, wat betekenen de schoenen?' Kitschen en Dekeyser zitten tussen het aambeeld van hun postmoderne kunstvisie die alle betekenissen wil openhouden, en de hamer van hun gastheer Vervoordt, die voor zijn salon een woordje uitleg vraagt. Ze kiezen voor de eieren. 'De berg schoenen, dat is de vulkaan van Hephaistos.' Dat zegt genoeg. Om Prometheus te kraken, moet je door een bos van dramaturgische referenties, afgeschermd door een slagboom 'propriété privée'. Voorkennis vereist, want de beelden van In Vitro communiceren geen betekenis uit zichzelf. Gerrit Komrij zei het al bij zijn vertaling van Aeschylus' origineel, over alle moderne bewerkingen ervan: 'Prometheus is een kreet zonder inhoud geworden, een kapstok zonder kleren.' Net zoals de betekenis van Vervoordts antieke vazen, meubels en torso's enkel ligt in de impact van hun dure presentatie op de toeschouwer, zijn ook de beelden van In Vitro louter straffe plaatjes. Eén adagium: gij zult niet denken, maar met open mond ondergaan.

'Vol-ledig' is dan ook niet toevallig het codewoord van Vervoordts kunstpraktijk. Het staat te lezen in het dikke boek 'Axel Vervoordt', dat in culturele kapitalen op de schouwmantel van zijn receptiekamer pronkt. Centraal staat zijn logo: een A en een V ineengeschoven tot een cirkel die alles wegheeft van het vrijmetselarij-symbool. In deze bijbel legt Vervoordt uit dat de ware kunst de tijdloze is, uitnodigend tot spirituele contemplatie. Zijn eclectische verzameling legitimeert hij met een citaat van Picasso: 'Er is in de kunst geen verleden of toekomst. De kunst van de Grieken of de Egyptenaren, of van grote schilders uit verstreken tijden, is geen kunst van het verleden; misschien leeft ze vandaag zelfs meer dan ooit tevoren.' Uit Prometheus spreekt in dit kader dezelfde artistieke visie: kluts de Grieken, het christendom, de middeleeuwse freakshows, de barokke Wunderkammer en het negentiende-eeuwse fin-de-siècle samen en je komt vanzelf uit bij het eeuwige onderbewuste van de mens. Oh, gij ontheven kunst boven 's werelds bezoedelde wentelingen. …

Ja, zo is het heerlijk toeven in de underground van de upper class. In een zoete nostalgie naar het verleden, op zoek naar absolute waarden en waarheden, badend in een irrationele spiritualiteit sinds God jammerlijk dood is verklaard. Van enige inhoudelijke stellingname is geen sprake, laat staan van enig contact met de maatschappelijke werkelijkheid van vandaag, of het is in een esthetisch verfijnd ondergangsdenken. 'De kunst appelleert aan een realiteit die niet buiten ons ligt, maar in onze ziel', staat er nog in 'Axel Vervoordt'. Lang leve de
status-quo: de onveranderlijkheid der dingen. In Prometheus wordt renaissance — de mens kan iets veranderen — maniëristische en duistere romantiek. Bij Vervoordt is het veeleer een hang naar lichte leegheid. Zo troont de (best sympathieke) man me op het eind van de avond mee naar zijn absolute pronkstuk: At the edge of the world, het enige kunstwerk van de beroemde Brits-Indische kunstenaar Anish Kapoor in particuliere handen. Het is een holle, rode schelp van acht meter doorsnee, bevestigd aan het plafond van een circulaire ruimte achter de Escher-zaal. Als je eronder gaat staan, is dat het ultieme niets. Geen gevoel van afmetingen meer, maar één eeuwig rood uitspansel. Hier komt de mecenas tot zichzelf: een hoogburger in het centrum van het vol-ledig onthechte universum dat hij zelf verzilverd heeft, narcistisch één met zijn akoestisch versterkte stem. Ik doe het bijna in mijn broek.

Als ik naar huis rij, is dat als Alice die ontwaakt uit Wonderland. In de cassettespeler Stef Bos, voor mijn eigen contemplatie: 'Jij hebt het vuur gestolen van de goden.' Nee, hij ook al? 'En jij bent niet van deze wereld. Jij bent niet van deze tijd.' Ik kies voor de autoradio. Rellen in Parijs.

www.axel-vervoordt.com