De uppercut van BAVO

Door Karel Vanhaesebrouck, op Wed Jul 27 2011 17:34:53 GMT+0000

In Too active to act. Cultureel activisme na het einde van de geschiedenis houden architect-filosofen Gideon Boie en Matthias Pauwels het hedendaagse culturele activisme in Nederland tegen het licht. Hun conclusie is ontnuchterend: eerder dan de bestaande orde te bevragen, bestendigt dit activisme die orde.

Boie en Pauwels leiden samen het erg actieve onderzoeksbureau BAVO, dat zich richt op de politieke dimensie van kunst, architectuur en planning. Ze richten zich daarbij op actuele hete hangijzers zoals creatieve stadsplanning, cultureel activisme en democratie in onze neoliberale wereld. Ze doen dat via symposia, publicaties, interventies en acties. Eerder stelden ze al de bundels Urban Politics Now. Re-imagining democracy in the Neoliberal City (2007) en het erg inspirerende Cultural Activism Today. The Art of Over-identification (2007) samen.

In Too active to act werken Boie en Pauwels de lijnen van die publicaties verder uit. In een begeleidend beeldessay vertaalt Hendrik-Jan Grievink hun denkpistes in beelden. Samen fileren ze het zelfverklaarde, kritische engagement van de culturele avant-garde in Nederland en laten ze in één beweging meteen hun licht schijnen op andere, radicale praktijken. Ook hier fungeert de centrale these in het werk van politiek filosoof Francis Fukuyama als afzetpunt. Die beweert dat het einde van het ideologische, politieke tijdperk meteen ook het failliet inluidt ‘van alle kunst die als maatschappelijk nuttig beschouwd kan worden’. Maatschappelijke relevantie en engagement, zo stelt Fukuyama, zijn maar fata morgana’s en dus een symptoom van het aanstellerige decadentisme van de verwende burger. Op het eerste gezicht heeft Fukuyama ongelijk. In Nederland (maar ook in Vlaanderen) wordt er erg veel verwacht van de politieke, kritische en zelfs activistische potentie van kunst. En precies dat is het misverstand, zo onthullen Boie en Pauwels. Kunst is een instrument van de creatieve economie geworden. Ze is enkel kritisch op een oppervlakkig niveau. Kunstenaars zijn niet langer autonome en soms overmoedige actoren met een eigen agenda. Neen, ze zijn bescheiden, dienstbaar, maken zich nuttig en aanvaarden daardoor de context waarin ze werken. Het culturele activisme kreunt onder de goede bedoelingen en verliest – paradoxaal genoeg – precies daardoor zijn activistische kracht: ‘Hoe gretiger culturele actoren de handen uit de mouwen steken met het doel om een daadwerkelijk verschil te maken met betrekking tot de talrijke wantoestanden van de huidige orde van het einde van de geschiedenis, des te meer laten zij de fundamentele onhoudbaarheid van deze orde onaangeroerd.’ Het hedendaagse engagement, aldus het duo, is apolitiek: het is niet in staat daadwerkelijke verandering te denken.

Vooral het Nederlandse pragmatisme (‘handen uit de mouwen en dan komt het wel goed’), waarin alle betekenisvolle en dus te bevechten verschillen uit de weg gegaan worden, moet het in Too active to act ontgelden. Haalbaarheid in theorie en praktijk, dat is het sleutelbegrip. Dromen is voor dromers en utopisten. Ziedaar de kern van het postpolitieke tijdperk: een klimaat waarin de middenweg (‘de derde weg’) als politieke durf verkocht wordt. Machthebbers verwelkomen actief kritiek (ook in Vlaanderen sloven kunstenaars en instellingen zich in subsidiedossiers uit om hun ‘kritische engagement’ aan te tonen) en verwijten de criticasters een gebrek aan daadkracht en initiatief (‘doe jij dan eens iets’). Dus beperkt de rol van kunstenaars en culturele actoren zich tot het verlenen van hand- en spandiensten die negatieve effecten van de bestaande orde moeten neutraliseren.

De analyse in dit boek is messcherp en glashelder. Minder scherp afgelijnd is het alternatief. Hoe dan wel het verschil te maken (als dat al de bedoeling van de artiest in kwestie is)? Too active to act geeft slechts een aanzet: de tekst is een krachtig pleidooi om via kunst en cultuur écht verandering te denken, met alle radicale consequenties van dien. Boie en Pauwels pleiten voor een terugkeer naar de essentie van het activisme: sabotage, directe actie, propaganda en overidentificatie. Vooral dat laatste begrip, dat de auteurs ontlenen aan de Sloveense sterfilosoof Slavoj Žižek, neemt een cruciale plaats in in het denken van BAVO en stond al centraal in eerdere publicaties. Bovendien zal de geïnformeerde lezer merken dat de voorbeelden die in die context opduiken vaak dezelfde zijn. De meedogenloos kritische analyse die het kloppende hart van dit boek uitmaakt, verliest daardoor ietwat aan scherpte en overtuiging. Niettemin is Too active to act een uitdagend en scherp pamflet dat bijwijlen gewild ongenuanceerd en ongegeneerd militant is. Die stelligheid is meteen ook de kracht van deze tekst.

Boie en Pauwels leggen meteen al hun kaarten op tafel, open en bloot. De hond in het kegelspel, de luis in de pels, voor minder doen ze het niet. Want iemand moet het doen. Alleen al daarom is Too active to act een belangwekkend essay dat ruime aandacht en verspreiding verdient en verplichte kost op elke kunsthogeschool zou moeten zijn. Al was het maar om het er grondig mee oneens te zijn.

Bavo, Too active to act. Cultureel activisme en het einde van de geschiedenis, Rotterdam: Valiz, 2010, 158 blz, ISBN 978 90 78088 38 7

Karel Vanhaesebrouck is redacteur van rekto:verso.