De Uitsmijter: lijden voor de kunstkritiek Akkkefietje over Alphavillle

Door Jurgen Tas, op Sun Oct 09 2011 19:17:44 GMT+0000

In het kunstkritische nachtleven, waar recensies en essays elkaar periodiek ontmoeten in exclusieve magazines, geldt rekto:verso als dé hotspot. Van de vroege morgen tot de late avond staat in onze inbox (ons adres: redactie[at]rektoverso.be) een lange rij tekstontwerpen te wachten om te worden afgetast. Allemaal willen ze een positief geluid horen van onze resident desk jockeys, maar zij die niet voldoen aan onze inhoudelijke criteria, zullen niet worden toegelaten tot de club – zelfs al werden de vormelijke voorschriften ('vlotte, niet-academische stijl') in acht genomen.

48.5_Tas_bouncer.jpgAangezien ik, in tegenstelling tot mijn hooggekwalificeerde mederedacteurs, een man van het volk ben die niet bang is gespierde taal en desnoods verbaal geweld te gebruiken, heeft dat stelletje militante pacifisten mij aangewezen als de 'buitenwipper' van rekto:verso. In de praktijk heb ik een blanco volmacht om een onwelkom voorstel per omgaande de mailbox uit te flikkeren, en de verantwoordelijke verzender op de hoogte te stellen middels een beleefde, doch kordate afwijzingsmail. Mijn weinig benijdenswaardige belevenissen als uitsmijter verschijnen voortaan in deze incidentele rubriek, die u mag beschouwen als een ui… euh … uitsmijter.

Jurgen Tas

Disclaimer: alle uitgesproken meningen in deze column zijn fictief. Elke sprekende gelijkenis met bestaande opvattingen berust op louter toeval.

From: redactie
To: Pieter-Jan Pisseclodde
Sent: Saturday, September 24, 2011, 2:12 AM
Subject: Re: Superinteressant voorstel voor een keizalig artikel over Alphavillle!!! 

Geachte heer Pisseclodde,

Een paar minuten geleden had rekto:verso het genoegen een tekstontwerp van u te ontvangen. Hierbij deel ik u mee dat uw voorstel helaas werd afgewezen. Ik poog mijn besluit summier te motiveren.

Aanvankelijk ging ik ervan uit dat u in de onderwerpregel hierboven een tikfout had gemaakt, en ‘Alphaville’ bedoelde, met twee in plaats van drie l’en in ‘-ville’. Als connaisseur van de Franse Nouvelle Vague-beweging verheugde ik me reeds op een voorstel over – ! – Alphaville, de cinematografisch significante sciencefictionfilm van Jean-Luc Godard uit 1965. Het leek me immers ook ondenkbaar dat iemand aandacht wilde wijden aan de gelijknamige Duitse opblaaspopgroep uit de eighties – hoewel die keuze uiteindelijk evengoed mijn zegen had gekregen (onze 65-jarige ouderdomsdeken Ervé De Patser alias Netwerkman, een pissige zeikstraal die me op grond van 'anciënniteit' zijn wil kan opleggen, beschouwt hun hit ‘Forever young’ namelijk als zijn lijflied – ook al kost het hem almaar meer moeite om zich de songtekst te herinneren, tussen de incontinente ongelukjes door). Tot mijn spijt, en ik ben nota bene halftijds eindredacteur, bleek evenwel al snel dat die extra ‘l’ geen lapsus was, maar een weloverwogen tierlantijntje. Op basis van die aangeboren stilistische afwijking wist ik direct de pijnlijke diagnose te stellen: we hebben te maken met een mismaakt, doodgeboren geesteskind van – ecce pomo – Dirk van Bastelaere, dat erfelijk belast was met het poëtische defect van de Vent van de Vorm.

U geeft aan een pas afgestudeerde kapper van amper 24 te zijn, dus allicht kent u de voornoemde duivel-doet-al enkel maar in de hoedanigheid van seksgod. Zo veel heeft die – en ik citeer de dichter Van Bastelaere – ‘zeurderige, incontinente nicht’ van een Gerrit Komrij dan wel bereikt door eerder dit jaar, uit aperte jalousie de métier, ruchtbaarheid te geven aan een pornovideo met zijn poëticale opponent. De albasten adonis die u daarin een melkwit plengoffer hebt zien brengen aan het bevlekte altaar van Eros, staat bij de oudere generaties echter bovenal bekend als de pontifex van de postmoderne poëzie in Vlaanderen. In het begin van de jaren 1980 heeft de jonge Dirk van Bastelaere, bepaald geen koorknaap op literair gebied, immers onverschrokken de heilige huisjes van de destijds dogmatische Vlaemsche dichtkunst durven omverschoppen.

Ironisch genoeg is hij naderhand getransfigureerd in een icoon van het postmoderne iconoclasme, aanbeden door hele volksstammen zondagsdichters die zijn non-conformisme consacreerden tot een nieuw, paradoxaal dogma. Hoe dan ook, zijn debuutbundel Vijf jaar (Soethoudt, 1984) heeft ook op mij een onuitwisbare indruk gemaakt – niet het minst omdat ik bij de publicatie ervan toevallig zelf vijf jaar was; het scheen me toe dat die verzen speciaal voor iemand van mijn leeftijd waren geschreven! Mijn favoriete gedicht eruit is nog steeds ‘Die Reinheit des Herzens 2’: de dichter wil daarmee duidelijk een gevoel van volslagen onverschilligheid teweegbrengen bij de lezer, en slaagt daar wonderwel in.

Mocht ik intussen ongewild uw interesse hebben gewekt voor Van Bastelaeres dichtwerk, dan adviseer ik uw ontdekkingsreis door zijn literaire universum, waarin alles draait om de in nevelen gehulde superster Ego (waarneembaar in het sterrenbeeld Poeta Minor), te beginnen met de lectuur van zijn jongste bundel, De voorbode van iets groots (Atlas, 2006). Achteraf bekeken was die titel overigens een kwaad omen: kort nadien pleegde de postmoderne revolutionair een putsch in Poëzieland, in de vorm van Hotel New Flandres (Poëziecentrum, 2008), een anarchistische anthologie van de poëzie in Vlaanderen na 1945. De samenstellers, Van Bastelaere en zijn wapenbroeders Erwin Jans en Patrick Peeters, proclameerden in hun voorrede eenzijdig de onafhankelijkheid van de Vlaamse poëzie. Bovendien hadden ze blijkbaar een etnische zuivering uitgevoerd tijdens de selectie, waarbij gedichten van immigranten uit Nederland, zoals Benno Barnard en de voormalige Antwerpse stadsdichters Ramsey Nasr en Joke van Leeuwen, stelselmatig waren geëlimineerd. (Dat was des te merkwaardiger, daar Dirk van Bastelaeres familienaam op zijn Nederlands wordt gespeld, met een kleine v! Of moeten we dat wegwuiven als een jeugdzonde, van een auteur die zoals zoveel van zijn kunstbroeders ooit een nom de plume heeft aangenomen, in de waan daarmee enig intellectueel cachet te winnen? Ik zal mijn licht eens opsteken bij Ivo Victoria, Pjeroo Roobjee of Roel Richelieu Van Londersele.)

De uitgave sloeg in als een bom (in de [Nederlandstalige] poëziewereld)! Ze ontketende een totale stellingenoorlog tussen haar voor- en tegenstanders, die elkaar wekenlang onder vuur namen rond twee netelige academische kwesties: ‘Zijn de Nederlandse en Vlaamse poëzie autonome literaire “systemen”, of bestaat er alleen een unitair Groot-Nederlands “systeem”?’, en ‘Is Hotel New Flandres een representatieve en literair-historisch verantwoorde bloemlezing, of betreft het een veredeld poëziealbum van drie grote kinderen, waarin vooral hun vriendjes uit de Vlaamse Postmoderne School versjes hebben mogen krabbelen?’ Beide kampen leden zwaar gezichtsverlies door de dagelijkse scheldkanonnades over en weer, die werden afgestoken vanuit als recensie of essay gecamoufleerde schotschriften. De ‘trotsistische’ trojka Jans-Peeters-Van Bastelaere organiseerde zelfs een massale karaktermoord op andersdenkenden, op een speciaal daartoe ingerichte weblocatie. O, nie wieder Narzißmus!

Sindsdien was het verdacht stil rond die laatstgenoemde oproerkraaier. Ik nam aan dat hij was gesneuveld in de pennenstrijd: monddood gemaakt door de polemische orangist Benno Barnard, of gestikt in zijn eigen giftige woorden terwijl hij venijn spuwde naar dat serpent van een Philip Hoorne, de poëzierecensent uit de journalistieke slangenkuil die Knack heet. Toegegeven, dat was wellicht wensdenken. Want indien u mij, om in de poëtische sfeer te blijven, zou vragen de dichter Van Bastelaere in een metafoor te vatten, dan bezigde ik een beeld uit de William S. Burroughs-verfilming Naked lunch (1991), waarin een opvallende bijrol is weggelegd voor – hint – een schrijfmachine in de gedaante van een reusachtige mestkever die uit zijn reet lult.

Bewonderaars van de bard vreesden dan weer dat hij zijn lier aan de wilgen had gehangen, en reeds op zijn lauweren lag te rusten aan de voet van de muzenberg. De enige keer dat hij nog eens in het middelpunt van de belangstelling kwam te staan, was toen Komrij het voormelde seksfilmpje liet uitlekken, ofschoon dat niet meer om het lijf had dan de karakterspelers die erin te zien zijn. De gewezen poëzierebel werd voor zijn naturelle acteerprestatie niettemin bedacht met de toepasselijke erenaam ‘Dirk Sansculotte’ – althans door mij, daarnet.

Uit uw e-mail komt evenwel naar voren dat hij helemaal terug is van weggeweest. Gezien ’s mans onbeteugelde profileringsdrift, is dat net zo’n verrassing als de verrassing die ik jaarlijks mag ontvangen op de redactionele ‘Verrassingsdag’, nog een ideetje van onze half-Indische ex-medewerkster Vera Singh, die jammer genoeg werd ontslagen omdat haar bijdragen een beetje voorspelbaar waren. Dirk ‘Exploring the internet since 1960!’ Van Bastelaere pakt ditmaal uit met een website, meer bepaald een ‘digitaal platform voor cultuurkritiek en multimedialiteratuur’ dat Alphavillle werd gedoopt (een naam waarover onmiskenbaar secóndelang is nagedacht): www.alphavillle.com. De lancering van dat ‘platform’ in cyberspace, die kennelijk al heeft plaatsgevonden op 21 juni jongstleden, is mij echter volkomen ontgaan – ik zal wel iets beters te doen hebben gehad, zoals om het even wat anders. Deswege ben ik even ter plekke poolshoogte gaan nemen.

Het eerste wat me opviel, was dat Alphavillle uit drie grote ‘zones’ bestaat: Reels, Gloss en Collabs. Wat ik precies kon doen in welke zone, kwam ik te weten op de FAQ’s-pagina, onder de FAQ ‘Wat kan ik precies doen in welke zone?’, om precies te zijn. Daar stelde ik tevens vast dat de lingua franca in Alphavillle het potjeslatijn is, een klassiek voorbeeld van koeterwaals. Zo luidt de omschrijving van Collabs, een exemplarisch excerpt, als volgt: ‘Een ruimte voor procesmatige en collectieve essayistiek. Een ruimte waar de notie van de traditionele auteur aan de tand wordt gevoeld en de maat van het collectief wordt genomen. Het atomaire lemma staat enkel ogenschijnlijk centraal. Het koestert geen encyclopedische ambities en laat zich gevoeglijk uitwonen. Een ruimte waarin het ego en de retoriek van de individuele auteur enkel functioneren als genereuze uitnodiging tot meervoudige infectie. In alle opzichten een problematische ruimte.’ Wanneer men die holle frasen vervolgens verdietst, blijken ze slechts te betekenen dat je in de Collabsruimte een essay kan beginnen, uitbreiden en/of herschrijven. Ha ha, o wee, welk een tragikomische discrepantie tussen de gepoëtiseerde theorie en de prozaïsche praktijk – ik wist niet of ik moest lachen of huilen, van het lachen.

En wat te denken van de peristaltiekverstorende, periculeus perineumverstrammende perifrase waarmee op Facebook wordt verwezen naar Alphavillle, eigenlijk toch niet meer dan een site waarop de vriendenkring van Dirk van Bastelaere tekstjes en filmpjes kan posten, becommentariëren en/of bewerken: ‘discursief doorgeefluik voor sociale sculptuur, kritiek en contaminatie’! Voorwaar, degene die dat heeft geschreven, weet gebakken lucht te verkopen als een edelgas! … Verhip, ik bedacht krek hetzelfde toen ik de maar liefst 28 bladzijden tellende, van trots gezwollen inleiding van Hotel New Flandres had doorgelezen. Zou het in beide gevallen om een en dezelfde auteur gaan? Of is dat een domme retorische vraag? (Van Bastelaere ontkent alvast dat hij de man achter de mythen is: ‘De godganse wereld is er rotsvast van overtuigd dat ik nooit ofte nimmer, nog in geen honderd milliljard jaar zou overdrijven – en dat is een understatement!!! Niemand is zo bescheiden als Ik!’)

Irritant zonder meer vond ik dan weer de – Lacan – permanente, gratuite, Lyotard namedropping van allerlei intellectuelen in de teksten en annotaties, Badiou nog aan toe! Ik meende daarin een symptoom te herkennen van een obsessief compulsieve stoornis, een psychische aandoening waaraan ikzelf eveneens lijd. Daarop besloot ik de Alphavilllesite te verlaten, want ik weet uit eigen ervaring hoe hardnekkig die dwanggedachten zijn. Hoe hardnekkig die dwanggedachten zijn. Hoe hardnekkig die dwanggedachten zijn. Hoe hardnekkig die dwanggedachten zijn. Hoe hardnekkig die dwanggedachten zijn. Hoe hardnekkig die dwanggedachten zijn. Hoe hardnekkig die dwanggedachten zijn. Hoe hardnekkig die dwanggedachten zijn. Hoe hardnekkig die dwanggedachten zijn. Godv…! Komaan, Tas, bedwing jezelf! … Nu, u raadt sowieso aan ook Van Bastelaeres Vimeokanaal te bezoeken, aangezien hij er een serie filmpjes heeft geüpload, waarin een paar van de stichters van Alphavillle hardop filosoferen over hun virtuele stadstaat. Derhalve ben ik in die cyberstoa maar eens een kijkje gaan nemen. Een kijkje gaan nemen. Een kijkje gaan nemen … Godverdomme!

Reeds bij de aanblik van de afspeellijst ervoer ik, met plaatsvervangende schaamte, een demotivatio praecox. Sommige titels zijn namelijk suggestief as fuck: Who’s your daddy?, Inseminatie, Libido en niet te vergeten het ontegensprekelijk aan bukkake refererende Community (ik heb dat wel in de smiezen, hoor, viezeriken). Begrijp me niet verkeerd, ik ben allerminst preuts: mijn wingmen uit de seksclub zullen ten volle beamen dat Jurgen ‘Stud’ Tas op het playing field de ballen het werk laat doen, en makkelijk scoort omdat hij een notoir knoerthard schot tussen de benen heeft. De reden waarom ik onderbuikgevoelens koester, is dat men faket met sexy dingen bezig te zijn, terwijl bijvoorbeeld Libido (vimeo.com/24677235) handelt over de behoefte om te … schrijven. Het enige wat in die 47 seconden korte opname wordt getoond, is een gortdroge uitwisseling van meningen, tussen een jongen en een meisje die aftasten welke tekstuele prikkels iemand ertoe kunnen verleiden mee te pezen aan een groepstekst (hun verrassende conclusie: aanknopingspunten die de lezer aantrekkelijk vindt). Zulks laat mij toch een beetje onbevredigd achter – om niet te zeggen dat ik me genaaid voel.

Raken de makers daarentegen daadwerkelijk opgewonden van literatuur? Verkeren zij waarlijk in dezelfde staat van gelukzaligheid als ‘pedobisschop’ Roger Vangheluwe bij de lectuur van Kruis in spijkerbroek, het behoorlijk onchristelijke jongensboek waarmee jeugdauteur Gie Laenen in 2008 de Gouden Gniffel won, de prijs voor het beste Nederlandstalige pederastische non-fictieboek, waaraan een geldstraf van drieduizend euro is verbonden, bovenop een verblijf van vier jaar in een speciale afdeling van de dichtstbijzijnde gevangenis? Welnee, hun plannetje is zo doorzichtig als de glazen kast waaruit eertijds, in een kirrende conga, de leden van de Vlaamse boyband Get Ready! kwamen getrippeld: ze willen gewoon schrijflustige lezers naar Alphavillle lokken, met de ijdele belofte hen deelgenoot te maken van een haast seksueel letterkundig genot.

De jongen uit de hierboven besproken clip vervult trouwens een glansrol in de videoreeks. Zijn naam: Serge Delbruyère. Jawel, dé Serge Delbruyère – tenminste, dat dénk ik. Behalve Dirk van Bastelaere ken ik immers niemand van het Alphavilllebestuur. De jongeheer in kwestie zou bijgevolg net zo goed een van de andere leden kunnen zijn: Alain Pringels, Jess De Gruyter of, jazeker, Elke van Campenhout (ik hou zoiets voor mogelijk sedert mijn teleurstellende meet-and-greet met Lindsey Buckingham, bij nader inzien de gitarist van Fleetwood Mac, die ik had verkozen boven Stevie Nicks, op de keper beschouwd de zangeres van de band). Edoch me dunkt dat deze beknopte biografie, die ik aantrof op de site van het literaire tijdschrift DW B, over en door hem werd geschreven: ‘[Serge Delbruyère] houdt zich voornamelijk en met wisselend succes bezig met puur object worden. Publiceerde desalniettemin poëzie en essays (onder andere over Giorgio Agamben) in verschillende Vlaamse en Nederlandse tijdschriften. Werkt momenteel aan een pornofilm.’ Met name dat eerste zinnetje is kenmerkend, want veelbetekenend nietszeggend.

Delbruyère – klaarblijkelijk een man van twaalf ambities, dertien ongelukken – zuigt de aandacht van de kijker naar zich toe als was hij een zwart gat. Dat komt omdat hij in het geheel niets uitstraalt: ik zie zelfs geen enkel lichtpuntje in zijn tussenkomsten. Hij kletst slechts in het luchtledige, over allerhande universeel irrelevante thema’s die laten doorschemeren in wat voor een klein wereldje de mensen van Alphavillle leven. Alhoewel … Ik moet toegeven dat Serge iemand is die altijd zegt wat hij denkt, zonder nadenken. Getuige daarvan deze spontane ‘boutade’ uit het filmpje Platform: ‘(…) Als je echt platform wil zijn, moet je durven inzien dat je geen platform kunt zijn, in de zin dat een platform zijn geen ongerichte openheid is. En als je die paradox, als je die páradox durft in te zien van wat het betekent om een platform te zijn, en als je die paradox durft te expliciteren, als je daar praxis van probeert te maken, dan ben je pas een platform (…).’ Dat klinkt weliswaar als een paradox, maar dat is het ook.

Van Bastelaere is merkbaar not amused door de bovenstaande theoretical joke, waarbij pal voor zijn neus een open deur werd ingetrapt: hij reageert met een niet mis te verstane ‘M’hm.’! Nu is Delbruyère zonder twijfel iemand met de irritatiefactor van een brandnetelslaatje met ammoniakdressing uit de keuken van Sal-Peter Goossens, de nogal zure half-Italiaanse chef van restaurant Het Huis Van Stofmijt in Balen. Desondanks heeft die uitval volgens mij een diepere oorzaak, te weten de volgende: de postmoderne dichtervorst vreest dat de nar uit zijn hofkring, die blijkens zijn biografietje zelf literaire ambities heeft, snode plannen smeedt om hem van de troon te stoten. Denkelijk berust die verdenking op Delbruyères mondelinge taalgebruik, dat reeds een sprekende gelijkenis vertoont met Van Bastelaeres idiolect: Serge zit in hetzelfde spraakwater makende schuitje, en verzuipt ten langen leste mee in een oeverloze woordenstroom van abstracta en latinismen – het noodlot van iedere aspirant-literatuurbeschouwer die Dirk van Bastelaere als dwaallichtbaken ziet. Een dialoog tussen beiden ontaardt telkens weer in een hilarisch haantjesgevecht, tussen twee bètaversies van een alfamannetje. In alle ernst: mensen die zichzelf zo serieus nemen, kan ik echt niet serieus nemen.

En er valt tegenwoordig al genoeg onbedoelde humor te vinden in rekto:verso. Mijn (botweg afgeschoten) suggestie voor de nieuwe slogan was niet voor niets ‘rekto:verso: niet langer een tijdschrift van en voor politiek hypercorrecte droogkloten en -pruimen, die elke ochtend nog voor het ontbijt (twee onrijpe citroenen en een glaasje natuurazijn) een intensieve morele work-out doen, in de vorm van een halfuur cultuurrelativistische zelfkastijding’! Ikzelf herstel bijvoorbeeld nog steeds van de beroerte die ik me lachte, nadat ik in een van onze onlinezomernummers deze zin had gelezen: ‘Bruno Dumont [Franse cineast] heeft expliciet aangegeven dat hij wil dat het publiek zich verveelt, omdat het dan pas achteraf kan inzien welke indruk de film heeft gemaakt.’ Ha ha, wat een trouvaille van die Dumont: zijn onvermogen om de aandacht van het publiek gevangen te houden, voorstellen als een welbewuste artistieke keuze! O ja, even terzijde: mocht u onderhand beginnen te knikkebollen, dan ben ik geslaagd in mijn opzet: deze e-mail is namelijk intentionéél slaapverwekkend … Ja, daarvan raakt u onder de indruk, hè? Ha! En deze giller wil ik u evenmin onthouden, want het komt mij voor dat hij illustratief is voor de huidige state of the arts: ‘In plaats van een kritische afstand te behouden, deelde Bozar graag het roer met Jeff Wall, die algemeen wordt beschouwd als een bijzondere autoriteit inzake zijn eigen werk.’ Ik veronderstel dat de voorafgaande vergadering aldus verliep: ‘Welaan, weledelzeergeleerde kunstwetenschappers van het curatorenteam, kennen jullie iemand die algemeen wordt beschouwd als een bijzondere autoriteit inzake het werk van Jeff Wall?’ … ‘Euh … Jeff Wall?’ Om te gieren!

Maar de voornaamste reden voor mijn weigering is de constatering dat Alphavillle een op los zand gebouwd prefabplatform is, dat louter dienstdoet als een virtueel podium voor Dirk van Bastelaere en zijn bent. Daarenboven improviseren die pr-tists erop los, hetgeen resulteert in iets dat nog het best kan worden omschreven als het literaire equivalent van postavant-gardistische avant-postrock: een elitaire, experimentele kakofonie van schrijfstijlen. (En ik moet er niet aan denken wat zich na een update afspeelt in de backstagezone, waar de groepsleden elkaar met positieve feedback stimuleren: de een die het gat van de ander likt, waarop die ander in een poep en een scheet het gat van de een likt, in een intieme leeskring van rijmelende ‘rimmers’ … Grote bah!) Tot mijn ontsteltenis, en ik ben nota bene halftijds uitsmijter, blijkt Netwerkman bij ontstentenis van een hoofdredacteur beslist te hebben onze webstek uit te breiden met een soortgelijk platform, dat Gammmagem of Kapppakerke zal heten. Ik kijk er al kokhalzend naar uit de pen te delen met Ervé ‘Aging Bull’ De Patser: hij kan ervoor zorgen dat mijn langverwachte debuutroman Klaar met sint-juttemis eindelijk afgewerkt raakt, terwijl ik vast een titel verzin voor dat boek over alzheimer waaraan hij steevast vergeet te beginnen (hé, ik heb al meteen een goeie gevonden: De herinnering aan het geheugen – die moet ik zien te onthouden). U daag ik ertoe uit een vervolg te schrijven op deze kroniek van uw rekto:verso-carrière, die virtuoos voortborduurt op de ultraminimalistische stijl waarmee Johann Wolfgang von Goethe experimenteerde in zijn weinig bekende kortverhaal In der Beschrä (1818): ‘Om een lang verhaal kort te maken: einde.’

Inmiddels verblijf ik, minachtend,

Jurgen Tas

PS Zouden die drie l’en in ‘-villle’ de verschillende ‘zones’ van de site symboliseren? Ik acht dat geenszins uitgesloten, aangezien het logo van Alphavillle wordt gevormd door drie verticale zwarte rechthoeken, die misschien wel schreefloze l’en zijn. Is dat overigens een ontwerp van Dirk van Bastelaere? En zo ja, verwijst hij daarmee dan naar het logo van wijlen Black Flag, een hardcorepunkband met een even antiautoritaire instelling als hijzelf? Of ben ik zopas plompverloren in de postmoderne val gelopen, door zelf inhoud te geven aan leeg vermaak? … Godverdomme!

Leen_frank_thevissen.jpgEDDeprez6943.jpg