De stem van het kind in het jeugdtheater

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

In de grote zaal van Het Paleis ging vorig jaar rond de kerstperiode de jeugdproductie Wortel van glas in première. De pers loofde de voorstelling, maar het feit dat de jong kijkers zelf er een heel andere mening op nahielden, ging aan velen voorbij. "Ik vond het een saai toneelstuk omdat het maar met één persoon werd gespeeld en er was ook geen decor," zegt Morris uit het zesde leerjaar.

"Les grandes personnes ne comprennent jamais rien toutes seules, et c'est fatigant, pour les enfants, de toujours leur donner des explications."__

Antoine de Saint-Exupery, "Le Petit Prince"

In de grote zaal van HETPALEIS ging vorig jaar rond de kerstperiode de jeugdproductie Wortel van Glas in première. De voorstelling werd in de pers unaniem geloofd. En terecht. Maar wat aan velen voorbij ging, was het feit dat het gros van de kinderen, voor wie deze voorstelling eigenlijk bedoeld was, er een heel andere mening op nahielden.

Spreken in naam van

Wortel van Glas zou een intieme eindejaarsvoorstelling worden, als tegenwicht voor de feestdrukte en de grote spektakelproducties. Veerle Keuppens, op dat moment dramaturge bij HETPALEIS, ging op zoek naar een kunstenaar wiens werk het vertrekpunt van de voorstelling moest vormen. Ze koos voor Maria Roossen, die voornamelijk beelden maakt met keramiek en gekleurd glas. De Nederlandse kunstenares creëerde voor HETPALEIS een wortelregen, een installatie met honderden handgeblazen glazen wortels die halverwege de voorstelling naar beneden komen. Josse de Pauw liet zich door de glazen wortels inspireren en schreef een tekst met in de hoofdrol het personage 'Wortel van glas'. Stefan Perceval vertolkte hem en speelde tegelijk ook alle andere figuren in het verhaal. Hij nam het publiek mee op reis, langs de vier windstreken die Wortel afschuimt om na te denken over de vraag die zijn 'nonkel Biet' hem meegaf: "Hoe zou de wereld eruit zien zonder mij?" In elke streek ontdekt Wortel een nieuw stukje van de waarheid in de spreuken van Biet. De wereld waarin hij ronddoolt, werd van de nodige magie voorzien door de vreemde, ijle geluiden in de soundscape van Eavesdropper.

En de pers? Die applaudisseerde. "Of hij nu een briesend paard uitbeeldt, een vogel die gedragen wordt door de wind, of rustig thee drinkt met een porseleinen schoonheid in Japan, Perceval vult moeiteloos de scène, en ... kinderhanden." (Annelies De Waele in De Morgen - 23 december 2002) Nergens wordt echter zoveel 'in naam gesproken van' als in het jeugdtheater. Maar of kinderhanden dan wel zo gauw gevuld zijn als vermoed, is op zijn minst gezegd twijfelachtig."<...> Het toneel zelf, dat vond ik wel heel heel maar dan ook HEEL saai en dat vond ik wel een beetje spijtig, soms was het eventjes grappig maar dat was dan ook wel het enige vond ik. En waar het over ging vond ik wel heel stom en ook belachelijk, het waren ook wel veel moeilijke woorden die ik niet echt begreep. Hoe hij gekleed was vond ik gewoon heel ouderwets .<...>" (Shana, zesde leerjaar, 22 januari 2003

Aan het woord is een van de ongeveer vijftig kinderen uit het basisonderwijs die ik vroeg om een recensie te schrijven over Wortel van Glas, vanuit de absolute noodzaak die ik voelde om de kinderen zelf eens aan het woord te laten. De reactie is representatief voor de algemeen negatieve tendens in de kinderrecensies. "Saai!", klonk het volmondig en dit werd dan vooral geweten aan het feit dat er "maar één acteur was en geen decor". "Te ingewikkeld en te moeilijk!", was een andere teneur. "Zeker voor het derde leerjaar", voegde één kind eraan toe, daarmee uitdrukking gevend aan het feit dat zelfkennis het begin is van alle wijsheid. De commentaren zijn direct, ongestructureerd en vaak ongenuanceerd, maar daarom niet minder tekenend. Integendeel. Hier is duidelijk iets aan de hand, om niet te zeggen stront aan de knikker.

Een eigen wereld?

Het jeugdtheater heeft de laatste jaren een werkelijke 'boom' gekend. Het wordt volop gesubsidieerd en het aanbod aan boeiende jeugdtheatervoorstellingen is dan ook exponentieel gestegen. Meer nog. Er gelden nu voor het jeugdtheater precies dezelfde kwaliteitsnormen als voor het volwassenentheater, niet alleen wat betreft organisatie en creatieproces, maar ook wat betreft beoordeling door de theaterkritiek. Ondertussen vullen steeds meer volwassenen de zalen, want het jeugdtheater richt zich allang niet meer enkel tot kinderen. Jeugdtheater is 'in'. Het Kind is 'in'. Er worden speciale kunstencentra voor opgericht en aan de lopende band producties voor gemaakt. Kunsteducatieprojecten schieten als paddestoelen uit de grond over heel Vlaanderen, workshops bepalen de orde van de dag en juffrouwen en meesters worden bij de haren gesleurd om hun leerlingen bij elk toneelbezoek van voldoende pedagogische omkadering te voorzien. Betutteling is daarbij zowel in de klas als op het podium een categorie geworden die voorgoed geassocieerd wordt met het verleden. De strijd ertegen is gewonnen. Meer dan ooit wordt het kind au sérieux genomen, vooral in de kunstensector. Althans, dat wil het heersende (volwassenen)discours over kinderen ons toch steevast doen geloven. En de kinderen zelf? Die spreken dat tegen. De kinderen laten in hun recensies van Wortel van Glas vijftig keer dezelfde ongehoorde stem horen: te saai, te moeilijk. Wat moet je daar als jeugdtheatermaker nu mee?

Precies die vraag kwam al aan bod tijdens het repetitieproces van Wortel van Glas, toen HETPALEIS op een paar werkvoorstellingen kinderen had uitgenodigd om uit hun reacties af te leiden of de makers wel op het goede spoor zaten. Het commentaar van de try-out-kinderen kwam opvallend sterk overeen met de reacties in de uiteindelijke recensies. Het werd duidelijk dat de kinderen het thema niet snapten en dat de beeldspraak hun petje te boven ging. De voorstelling bleek in zijn totaliteit té abstract en vormde voor kinderen die voor het eerst met theater in contact kwamen, een erg hoge drempel. Tant pis. De Pauw en Perceval besloten weinig gehoor te geven aan de duidelijke taal die de kinderen spraken, en trouw te blijven aan hun eigen artistieke visie. Ze weigerden 'grote toegevingen' te doen.

Een heikel punt is dat. Moet de theatermaker zich laten beïnvloeden door de mening van het publiek? Heeft hij of zij niet het recht om zijn eigen artistieke ei te leggen, wars van wat het publiek hem dicteert? Welja. Weigeren in te spelen op de behoeften van het publiek is op zich zeker een zeer legitieme en zelfs wenselijke keuze voor een kunstenaar. Het is zijn verworven recht om autonoom te kunnen werken, zowel in het jeugd- als in het volwassenentheater. Met dát grote verschil echter dat het doelpubliek in beide theaterwerelden per definitie totaal anders is. Het verschilt in niets wat betreft het recht dat het heeft -en misschien belangrijker: de kans die het moet krijgen- om op het kunstwerk te reageren en de autonome kunstenaar van repliek te dienen. Maar het verschilt wél in zijn concrete verhouding tot hem, en in zijn mogelijkheden om die repliek ook werkelijk te geven. In het jeugdtheater zijn het immers de volwassenen die voor de kinderen beslissen welke voorstelling er bekeken wordt, en op welke manier die in de media of op de theaterfestivals besproken wordt. De jonge toeschouwer bevindt zich op alle vlakken in een afhankelijkheidspositie, en daar wordt door de volgehouden aanspraak op 'artistieke autonomie' niet erg veel aan verholpen. Wel integendeel.

Dat de kunstenaar nogal weigerachtig staat tegenover de stem van de kinderen, heeft alles te maken met een zekere angst ervoor. Gevreesd wordt dat wanneer men op de wensen van de kinderen zou ingaan, dit voor een 'samsonisering' van de cultuur zou zorgen. Maar echt steek houdt zo'n argumentatie niet. Samson, Plop en de grote musicals van de buren van HETPALEIS zijn commerciële uitvindingen van enkele ongeïnspireerde volwassenen, niet van kinderen. Ze vormen zeker geen reden om het kind niet aan het woord te laten in het gesubsidieerde jeugdtheater.

Er vallen omgekeerd heel wat voorbeelden op te sommen van kunstenaars die grootse oeuvres hebben ontwikkeld op basis van de overtuiging dat kinderen benijdenswaardige eigenschappen bezitten die volwassenen reeds verloren hebben. Picasso, Klee en Appel bijvoorbeeld zochten de onbevangenheid en spontaniteit in zichzelf op om met de directheid en ondubbelzinnigheid van een kind het doek te benaderen. Daarmee streek hun werk in tegen de haren van alle conventies en de hele burgerlijke moraal. En het drukte op de kunstgeschiedenis een onvergetelijke stempel. Luisteren naar een kind en tegelijk artistieke diepgang bereiken hoeven dus allerminst twee verschillende kanten van één medaille te zijn.

Een jeugdig schijnpubliek

Marianne van Kerkhoven, dramaturge en publiciste, pleitte er jaren geleden al voor "dat het kind algemeen gesproken als maatschappelijk wezen uit zijn derderangspositie wordt gehaald en opnieuw het besef ontstaat dat wij van kinderlijkheid heel wat kunnen leren." Was dit niet de inzet van alle energie die de laatste jaren naar de ontwikkeling van het jeugdtheater uitging? Als dat zo was, dan is het blijkbaar toch niet gelukt. De recensies van de kinderen maken duidelijk dat HETPALEIS en zijn theatermakers niet weten wie er in hun eigen zaal zit, of niet de behoefte voelen om die kinderen echt te leren kennen. Het grootste jeugdtheaterhuis in Vlaanderen speelde met Wortel van Glas vooral in op de verwachtingen van een volwassen publiek. Met grote namen trok het volle zalen, maar het deed dat over de hoofden van zijn allereerste toeschouwers. Het kindbeeld dat rondspookt in de gangen van HETPALEIS lijkt een verouderd beeld te zijn, gekoesterd door volwassenen en bijna op geen enkel punt overeenkomstig met de werkelijkheid.

Wat in HETPALEIS de kop opsteekt, zit wijd vertakt en diep geworteld onder het héle Vlaamse kindercultuurlandschap. Al te veel pedagogen, kunstenaars, dramaturgen, sociaal-cultureel werkers strijden niet voor het kind, maar voor het beeld dat hen zo zuiver voor ogen staat. Alle goede bedoelingen en gemotiveerde initiatieven ten spijt, blijkt dat kindbeeld in vele opzichten nog even betuttelend als vroeger, ook al ziet het er nu volledig anders uit. En dat doet vragen rijzen. Maakt het jeugdtheater niet al te vaak theater voor een schijnpubliek? Worden de kinderen niet al te vaak ingeschakeld als klapvee, dat de voorstelling zo braafjes mogelijk moet bijwonen en dat op geen enkele manier geacht wordt zijn mening te geven? Met andere woorden, wordt er niet al te vaak domweg voor en over kinderen gepraat en gespeeld, in plaats van met hen?

Kunsteducatie als glijmiddel?

Er is een oplossing, en die is zelfs helemaal niet nieuw. Kunsteducatie zou de dialoog tussen kind en kunstenaar danig kunnen bevorderen, en zou de kinderen de kans kunnen geven om hun stem te verheffen en daar enkele verstarde of in slaap gesukkelde volwassenen mee wakker te schudden. Nu wordt kunsteducatie echter veeleer opgevat als een noodzakelijk kwaad. Het moet het jonge publiek sussen, omdat het zich in schoolvoorstellingen niet zelden gedraagt als 'een zaal wilden', kinderen die geen besef hebben van de meest essentiële theatercodes. Met een flinke publiekswerking als glijmiddel worden 'moeilijke' producties als Wortel van Glas dan lichter verteerbaar gemaakt voor het hoge kinderbezoek. Er wordt kinderen iets 'bijgebracht'. In het beste geval is dat een attitude, een manier van kijken naar kunst, met als doel de artistieke gevoeligheid te vergroten en het publiek vertrouwd te maken met de theatertaal en -tekens. Zoiets is natuurlijk belangrijk, maar de kunsteducatie doet dit vanuit een onmogelijke positie. Ze is genoodzaakt de kunst dichter bij de kinderen te brengen en de kinderen dichter bij de kunst, maar blijkt zelf niet meer dan de dienstmaagd van 'de autonome theatermaker'. Ze wordt ingeschakeld om in zijn plaats te gaan bemiddelen met het jonge publiek. Educatie zoals ze nu ingevuld wordt, is een lapmiddel. Ze is een doekje voor het bloeden van de fundamentele kloof die hierboven beschreven werd. Terwijl ze ook net zo goed een communicatiekanaal zou kunnen zijn, een mogelijkheid voor de kinderen om hun stem tot bij de theatermaker te brengen. Als er echter, zoals in het repetitieproces van Wortel van Glas, al bijna geen sprake is van enig overleg tussen de makersploeg en de publiekswerking, dan is zo'n algemene communicatie natuurlijk helemáál onmogelijk.

De publiekswerking zou veeleer een broeinest moeten worden voor allerlei participatie-initiatieven, om daarmee de verstandhouding tussen theatermaker en publiek écht te bevorderen. Een mogelijkheid is de instelling van een kindertheaterjury: een groep enthousiaste en bekwame kinderen die autonoom beslissen welke voorstelling volgens hen een prijs verdient. Een ander idee is de uitbouw van een kindertheaterforum, waarbij vanuit de publieksbegeleiding of door betrokken leerkrachten jonge toeschouwers aangespoord worden om hun mening via een speciale site aan de wereld kenbaar te maken. Zelfs een klein initiatief als de simpele bereidheid van leerkrachten om met de kinderen over theater te praten en te discussiëren, zou al een flinke stap in de goede richting zijn. Een voorstelling als 'Wortel van Glas' zou perfect de aanleiding kunnen zijn tot een geanimeerd gesprek in de klas of elders. Alleen moet natuurlijk ook het Departement Onderwijs zijn verantwoordelijkheid opnemen. Het moet binnen het leerplan extra tijd en energie mogelijk maken voor dergelijke thema's, in plaats van ze domweg te blijven verwijzen naar het hokje 'Vakoverschrijdende Eindtermen'.

Doel van al deze initiatieven is de ontwikkeling van de mondigheid van kinderen en de uitbreiding van het denkkader waarin ze theater- en andere ervaringen kunnen plaatsen. Noodzakelijke voorwaarde is een grotere interesse bij de theatermaker voor het publiek waarvoor hij speelt, in plaats van louter te vertrekken van het eigen kindbeeld. Als het kind echt 'in the picture' staat, zoals zo graag beweerd wordt, dan moet zijn vogelperspectief gewisseld worden voor een kikkerzit. Er is nood aan een flinke dosis durf om het kind recht in de ogen te kijken. Om kinderen te ervaren als evenwaardige en inspirerende gesprekspartners. Om hen onbevooroordeeld en onvoorbereid tegemoet te treden en gewoon te luisteren naar wat zij te zeggen hebben. En om bescheiden genoeg te zijn om te beseffen dat wij ook van hen kunnen leren en niet enkel andersom. Of verbindt een theatermaker zich niet aan het jeugdtheater op basis van een zeker respect of appreciatie voor het kind en zijn leefwereld?

Wortel van Glas. Tekst en coaching: Josse De Pauw. Installatie: Maria Roosen. Spel: Stefan Perceval. Geluidsontwerp: Eavesdropper. Lichtontwerp: Dries Vercruysse. Kostuums: Veerle Van Den Wouwer. Bewegingsadvies: Reberto Olivan.

De voorstelling wordt hernomen van 28 april tot en met 9 mei 2004 in de grote zaal van HETPALEIS en gaat daarna op tournee tot en met 18 mei 2005.

Met luide stem: kinderen over 'Wortel van Glas'

"in het begin toen ik binnen kwam dacht ik het gaat een goed toneel zijn toen zag ik een klein podium met harde banken ik kon helemaal niet stilzitten OK het is niet erg. er kwam een man 'wortel van glas' er was niets de podium was leeg. kinderen vinden dat niet plezant een leeg podium. Ik hoorde 'wortel van glas' praten dat was saai al die tijd naar die gezaai luisteren. de effect vond ik goed de lichten ook. Ik dacht wanneer komen die andere personnen? de decor was slecht als er meer was en meer personnen maar er is ook een voordeel 'wortel van glas' speelde veel personnen zoals 'de paard onkel Biet Jako' het verhaal was perfect maar 'wortel van glas' alleen op een podium is saai, saai, saai!" (Rachid, zesde leerjaar)

"Ik vond de wortels mooi. en ik vond het begin niet leuk dan sprong die zo dat was niet zo leuk maar toch vond ik de wortel van glas leuk en ik vond het erg dat die vogel dood ging dat was het erge wat ik er aan vond. misgin vond de andere van mijn klas dat ook erg maar dat zal niet de helft van mijn klas vond het maar saai ik vond het ingewikkeld zo wat die zij het was grapig en spanend en leuk en eng en tristig" (Shauni van Damme, derde leerjaar)

"Ik vond de wortels mooi want als er een ander kleur licht kwam verkleurde de wortels mee. De kleding vond ik echt niet mooi. En die meneer spiekte tegen mijn hoofd. Het stomste vond ik dat hij altijd over zijn nonkel Piet en zijn vogel zaagde. Het was wel leuk dat wij op het podium mochten zitten. Maar toch viel ik bijna in slaap. En met z'n vraag, oh zo saai. De titel vond ik slecht gevonden, "Wortel van Glas", op wat trekt da nu? Die meneer toen die dat speelde was hij zo rood als een tomat." (Lars, vijfde leerjaar)

"Het is een heel mooi toneelstuk. De wortels waren ook heel mooi. Maar ik denk dat de andere kinderen het niet zo leuk vonden omdat het met één persoon was. Je moest het wel snappen en ik snapte het een beetje. Het slechte aan het toneelstuk was dat hij spuwde. Het was heel tof en het was eens iets anders dan gewoonlijk. Ik vond het ook leuk dat we zelf op het toneel zaten. De mensen die alle dingen doen zoals de kabels voor de wortels en de kleren de muziek. Het is in 1 woord gewoon fijn. Het was ook leuk omdat het met een bekende meneer was." (anoniem, vijfde leerjaar)

"Ik vond het een saai toneelstuk omdat het maar met één persoon werd gespeeld en er was ook geen decor. Het verhaal was moeilijk, daardoor was het saai denk ik. Hij ging van de ene persoon naar de andere en dat was niet zo leuk. Waar we op moesten zitten deed na 10 min. al zeer. Het was een kleine zaal en er waren weinig voorwerpen. Als er nu meer personen en decor was, had het veel leuker geweest. Op het laatst dat de wortels naar beneden kwamen, was het wel een beetje mooi. Ook die kaars in dat raar ding was ook mooi, en op het einde was ik blij dat ik naar buiten mocht. Want het was daar heel warm." (Morris, zesde leerjaar)

"toen wortel zei dat die vogel van nonkel als hij eidigt zegt hij altijd mamahadka of zoiets. dat vond ik grappig maar als hij over dat paard van het westen begon was het een beetje eng want dat sprekend paard van het westen zei: 'als je niet beweegt ga je dood en dat vraagteken was hij ineens zo kwaad." (Elien, derde leerjaar)

"Dit toneel gaat over iemand die een vraag heeft. En die luidt: hoe zou de wereld er uitzien zonder mij. Tja hoe? Er is 1 toneelspeler die verschillende rollen uitbeeldt: een vogel, Nonkel Piet en hijzelf een kleine jongen, en hij heeft die vraag. Een rare vraag is het wel en "moeilijk". Het is een heel moeilijke vraag (Het is een moeilijk verhaal). Het is een filosofeerend verhaal. En moeilijk te begrijpen. Sommige stukken waren heel leuk. Maar andere minder, en moeilijk te begrijpen. <...>" (Line, vijfde leerjaar)

"<...> Wat er ook dikwijls in voorkwam is Filosofie. Dat was wel moeilijk te begrijpen. Maar alles bij elkaar was het toch wel leuk (en een beetje saai)." (Sylke, vijfde leerjaar)

"Ik vont het saai om dat het ingewikkeld was en ik kreeg er koppijn van en er was niet veel te zien en ook er speelde maar een iemand mee, maar wat ik er wel leuk aan von toen al die wordels naar beneden kwamen." (Hamra, derde leerjaar)

"Ik vond het wel leuk maar moeilijk en mooi toen die wortels naar beneden kwamen en rare namen van Wortel van Glas en Nonkel Biet en Jacob en zijn kleren zijn ook heel raar en er stond bijna niks en ook een beetje saai en ik von het heel grappig toen die zei ja stoer doen kan iedreen een koel t-shirt een breede broek en uw middelvinger in de lucht en met da lichtje en toen werd het heel stil het was toch plezant." (Ramses, derde leerjaar)

"We zijn de donderdag naar toneel de wortel van glas gegaan. Eerst dacht ik dat het een goeie toneel gaat zijn maar toen we daar kwamen wist ik al dat het een saaie toneel gaat zijn. Ik vond het saai omdat het maar door één persoon werd gespeeld en de toneel was ook moeilijk te begrijpen, en met al die spreekwoorden kon ik ook nie meer volgen. Ik vond wel dat die man goe gehad akteert. En ik vond het wel heel, heel, heel mooi met die wortels. die man had zijn best gedaan. Als ik punten moet geven op die toneel zal ik 4 / 10 geven. Ik vond de zaal ook niet goe, want waar we op moesten zitten dat waren harde blokken. Hij deed ook beetje belachelijk vind ik." (Asma, zesde leerjaar)

"<...> Ik zou wel het antwoord op zijn vraag weten hoe zou de wereld eruit zien zonder mij. Ik denk dat het niet veel verschil zou zijn, want er zijn milijoen mensen op de wereld. Alleen dat zijn moeder en vader,... verdriet zouden hebben. <...> (Joey, zesde leerjaar)

"Ik vond het heel saai de wortels waren wel mooi. die meneer zweette zo hard dat het er af drupte en hij spiekte zo hard dat de vloer er nat was. "(Chris, vijfde leerjaar)

"1) Het was saai omdat ik er niets van begreep. En als ik er iets van begreep dan moest ik goed nadenken. En ik vond het spijtig dat het maar één persoon meedeet. Ik vond het niet leuk

2) Het was goed omdat het mooie wortels waren. De persoon kon goed stemmen nadoen. Hij kon het toneel goed spelen. En hij kon goed dansen.

3) Ik vond het niet zo leuk om op het podium te zitten. De kostumen waren heel raar. Maar dat moest zo. Het was iets te warm daar. De lichten waren ook heel mooi als ze over die wortels schenen. " (Bo, vijfde leerjaar)