De remystificatie van het nu

Door Steve Marreyt, op Thu Mar 27 2014 13:43:45 GMT+0000

Eind vorig jaar verscheen Incantaties 2, de nieuwe bundel van de Gentse dichter Inge Braeckman. Je moet een poëzieliefhebber van de harde lijn zijn om dat te hebben gemerkt. Zoals zo vaak in Vlaanderen bleef grote kunst onder de radar. De blijde verwelkoming van een nieuwe stadsdichter, dat mochten we onlangs wel vernemen: David Troch – ‘omdat zijn teksten ijzersterk en grappig zijn en hij met veel zotte ideeën en samenwerkingsvoorstellen komt aanzetten’, aldus cultuurschepen Annelies Storms.

Terwijl Stromae de modebladen wordt ingejacquesbreld, liggen de grote woordkunstenaars te creperen in hun eigen inkt

Zo vergaat het de poëzie net als de andere cultuurvormen in onze steeds muffer wordende klei: de middelmatigheid wordt de hoogte ingebluft terwille van city marketing of andere verfoeilijke neveneffecten van de moderne samenleving. Terwijl Stromae de modebladen wordt ingejacquesbreld, liggen de grote woordkunstenaars te creperen in hun eigen inkt. Het verlangen wordt stelselmatig uit de taal gedraineerd, de cultuur wordt elke poëzie ontnomen. Zoiets vraagt om vergelding, een wanhoopspoging om al die lelijkheid te bezweren. Braeckman doet het met bravoure, opnieuw. Ze blaast de taal nieuw leven in en herinnert de lezer eraan dat schoonheid kan worden afgedwongen.

Invitaties

De poëtische schoonheid van Braeckman ligt mijlenver van het populaire soort meisjesdichter dat eenhoorns in de vormen van de wolken ziet en dit liefst nog met begeleidende tekeningen aan slecht vormgegeven hobbybladen slijt. _60_Marreyt_380.jpg_Met haar debuut Beeltenissen uit 2009 veroverde Braeckman meteen het hart van Ivo Michiels. Zoiets moet het ego strelen, maar populair word je er niet mee. Hoewel Braeckman zeker geen writer’s writer is, mikt haar poëzie wel hoog. Het begint al met de vormgeving: de bundel is op groot formaat gedrukt, de gedichten krijgen ademruimte. Dat werkt als een waarschuwing: de lezer weet meteen dat hij niet zomaar wat gedichtjes gaat lezen. Braeckmans poëzie is niet zo mooi anders dat je haar nooit anders dan anders zou willen. Ze is complex, daagt de lezer uit, goochelt met intertekst en bezweert vooral de taal met haar eigen middelen. De lezer moet soms een veldslag uitvechten om betekenis te vinden, maar zoals bij elke grote kunst is de extase op het einde des te groter.

Incantaties 2 opent met een motto van Nobelprijswinnaar Tomas Tranströmer: ‘Midden in het bos bevindt zich een onverwachte open plek die / slechts gevonden kan worden door wie is verdwaald’. De dichter geeft daarmee aan dat ze geen geïsoleerde positie wil innemen als schrijver. Haar werk is slechts één kant van de communicatie. Aan de andere kant krijgt de lezer de opdracht om te verdwalen. Hij wordt uitgenodigd en op weg gezet: ‘vanaf nu moet je je gevoel voor richting verliezen, slechts zo zal de schoonheid zich onthullen’. Geen sprake dus van minachting voor de lezer, maar hij moet wel moeite doen, moeite doen om te verdwalen.

Nu-speak

Aan het vocabularium zal het alvast niet liggen, dat is helder en modern. Braeckmans poëzie omhelst de hedendaagse werkelijkheid. Het maakt er zelfs de balans van op: we willen iets diepers, maar het wordt ons op alle vlakken onmogelijk gemaakt. In de proloog wordt dat hedendaagse nog zoveel mogelijk onderdrukt, al krijgt de lezer de ontstaansperiodes van de gedichten (2011, 2012 en 2013) expliciet op zijn bord. De verteller spreekt een jij aan die zowel voor de geliefde als voor de dichtkunst zou kunnen staan, of beter nog, voor de dichtkunst als ultieme minnaar. Hij is de medeplichtige voor een onoverbrugbare spanning tussen de reële en de diepe tijd; een romantisch motief dat Braeckman meermaals ironiseert door Engelse termen in haar gedichten te introduceren. Zo gaat het bijvoorbeeld in de eerste regels van het tweede gedicht:

60_Marreyt_regels 1_0.jpg

De combinatie van dat grotesk-romantische van jaarringen die leven en dood verbinden, de sterrenrege (zonder -n), die absurde granaatappelvergelijking en het relativerende A real time (.) Connection is illustratief voor Braeckmans dichtkunst. Niet alleen zorgen al die tegen elkaar aanschurende semi-contradicties voor een enorme betekenisuitwaaiering van de gedichten, ze vormen ook de ruggengraat van de Incantaties. Het Engels van popmuziek, van computertaal en corporate cultuur steekt steeds onverwachts de kop op om de poëzie van haar grandeur te beroven, maar ze wordt ook bestreden met statig Latijn en duistere symbolistische metaforen.

Een voorbeeld van dat schizofrene spel met taal, die de even schizofrene werkelijkheid in schoonheid omzet, is het gedicht ‘Zondag’ in de afdeling ‘(Vlucht)’.

60_Marreyt_regels 2.jpg

60_Marreyt_P1010837380.jpgEen wat archaïsche Natureingang botst in dit gedicht nogmaals op het begrip van de tijd, want het ‘moment’ is ‘online’. Maar wat betekent dat, het online zijn van het moment? Dat er zich iets van de aardse schoonheid openbaart terwijl de spreker in het moment wordt afgeleid door de steriele online werkelijkheid? Die observatie leidt tot een breuk, want de computer wordt in sluimerstand gezet, expliciet aangegeven in de vorm van het gedicht. De laatste woorden van de eerste strofe moeten worden hernomen, want de concentratie was zoek. In het breukvlak ontstaat de poëzie, de zon krijgt een paswoord en zeehonden worden aan de blik van toeristen geklikt. De computertaal wordt zo alsnog een productief onderdeel van het gedicht.

Om de werkelijkheid te herpoëtiseren is het niet genoeg haar te bestrijden met barokke nostalgie en majestueuze grootspraak. Ook de taal van het nu moet worden ingezet. Zo wordt de vijand met zijn eigen wapens verslaan. Dat is ook zo in het korte, absurdistische prozagedicht ‘Rozen in oktober’, waarin de bloemen (die ook in de rest van de bundel een belangrijk motief zijn) als dichterlijk symbool de mond worden gesnoerd door de stem van de GPS: ‘In 200 m turn left / In 100 m turn right / Turn right Turn right / At the roundabout make a U-turn if possible’. Zo blijven de beide discours rondjes draaien rond elkaar, elkaar uitdagen en de lezer om aandacht smeken.

Bugs van betekenis

Wat lelijk is, wordt opnieuw tot schoonheid verheven, alsof Braeckman het banale digitale leven door de literatuur probeert te ontstijgen.Niet alleen zet ze daarmee de werkelijkheid naar haar hand, op andere momenten geeft ze er ook de onuitdrukbaarheid van die werkelijkheid mee aan. Dat zelfs in de poëzie woorden soms tekortschieten, wordt geëxpliciteerd met de verschillende non finito-technieken die ze hanteert, zoals in ‘Liggend’, waarin de spanning tussen de goddelijke apostrof en de virtuele werkelijkheid op een sisser eindigt.

60_Marreyt_regels 3.jpg

Het enjambement dat ‘connection’ op een nieuwe regel plaatst, problematiseert de verbinding als dusdanig. Er is ergens een bug in de tekst geslopen, waardoor het gedicht eindigen moet met een onbepaald lidwoord. De lezer wordt op de proef gesteld. Wat moet hij aanvangen met een onafgemaakte zin? Is het geoorloofd het gedicht in je hoofd zelf af te maken? Waarom stopt de spreker hier? En stopt hier ook het gedicht of begint het hier pas? Dergelijke effecten, waarmee de bundel is doorspekt, appelleren aan de verbeeldingskracht van de lezer. Die moet een inspanning doen, wil hij een vruchtbaar leesproces. Maar toch maakt die meerduidigheid de gedichten nooit ontoegankelijk. De logica van de dichter is niet dezelfde als die van de lezer. De dichter, of eerder de spreker, hoeft niet als dusdanig te worden begrepen. De tekst ontbloot zich voor de lezer, en als hij een beetje voorzichtig is, mag hij met haar doen wat hij wil. Voor wie zichzelf de vrijheid gunt, is dit poëzie die blijft achtervolgen, die telkens nieuwe betekenissen genereert.

Het onkenbare

Hoe komt het dan toch dat zo’n rijke poëzie zich maar moeilijk buiten een kleine kring van liefhebbers kan nestelen? Wordt literatuur zoals Braeckman die bedrijft niet meer au sérieux genomen? Is men het geloof kwijt dat taal zoals ze hier wordt ingezet, een magische meerwaarde heeft waar iedereen beter van wordt? Of is er simpelweg niet genoeg marketingbudget om die steeds verder uitdijende groep luie journalisten te overtuigen?

Voor wie zichzelf de vrijheid gunt, is dit poëzie die blijft achtervolgen

Deze poëzie draagt nochtans iets essentieels bij, brengt iets terug wat we langzaam lijken te verliezen: de waardering voor wat niet direct gekend kan worden. De Incantaties brengen de lezer het genot van een niet meteen doordringbare betekenis. Het werk impliceert een vraag naar de (on)mogelijkheid van een moderne gnosis, een intuïtieve kennis die een constante dialoog aangaat met het alledaagse, het banale. ‘Alle poëzie is een profane, wereldlijke mystiek' schreef Martinus Nijhoff ooit. Bij Braeckman geldt dit in de meest letterlijke zin: het profane wordt in zijn geheel gemystificeerd. Zelfs het meest onpoëtische krijgt in deze caleidoscopische  dichtkunst iets verhevens. Daardoor zijn de Incantaties op hetzelfde moment zowel hypermodern als romantisch. Ze beantwoorden het verlangen naar iets dat boven ons uitstijgt, iets goddelijks dat al lang is verloren, maar terzelfdertijd wijzen ze op de koele dagelijkse werkelijkheid. De kracht van Braeckman is dat ze alles zorgvuldig injecteert met een sluw taalgif, waardoor de geheimen die in de tekst liggen besloten, democratisch zijn verdeeld onder de lezer, de auteur en de tekst zelf.

Steve Marreyt (1983) studeerde Journalistiek en Nederlands-Engels. Hij is schrijver en redacteur. Zijn poëziedebuut ‘Nadapter’ verscheen zopas bij Ediçoes CN.