De macht van de verbeelding van het alibi

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Een winterse vrijdagochtend. Ik ben op zoek naar het Alibicollectief. Gehaast loop ik vanuit het Brusselse Noordstation naar de Vooruitgangstraat, waar de podiumplek van Pat Van Hemelrijck ligt. Ik weet waar het is, ik heb er al menige voorstellingen gezien. Buiten aan de poort hangt een groot plakkaat, met een puttokopje dat tevreden op een wolkje zucht. Althans, zo was het vroeger. Nu blijkt er helemaal nergens een poort open te staan, en dat engeltje vind ik evenmin. Ik loop een stukje terug, draai weer om. Verdorie, hier moet het toch ergens zijn? Dan zie ik bij een deur met vele bellen per toeval een geel post-it-briefje hangen, aan een groot wit gebouw, nog maar nieuw in de verf. 'Voor Alibicollectief: bellen bij Vlaamse minderheden'. Dit wordt te gek. Ik bel, de deur klikt vanzelf open. Aan een loket vraag ik de weg. 'Een paar gangen door, over een overdekte binnenkoer en dan door een deur. U herkent het wel.' En ja, daar vind ik eindelijk de deur tot de Smaakmakerij, de werkplek van het Alibicollectief.

Het voorval is tekenend. Het Alibicollectief lijkt met zijn eigenzinnige figurentheater te verworden tot een minderheidsgezelschap. Weinig voorstellingen, weinig zichtbaar in het Vlaamse theaterveld. Maar zoals in een samenleving minderheden nodig zijn voor een culturele kwaliteit en een stimulerende diversiteit, zo moet ook het Alibicollectief er zijn en blijven. Waarom? Dat lijkt me glashelder en evident.

pièces montées

Na mijn aankomst in de Smaakmakerij krijg ik naast een croissant en een koffiekoek video-opnames te zien van openbare repetities van twee producties die deze lente in première gaan. De ene heet Pedalurgie en is een ouderwetse muziekkiosk in een nieuw kleedje. De andere, Ding, speelt zich af in de 'Muinzenberg'. Eindelijk, denk ik, twee nieuwe 'pièces montées'! Pat Van Hemelrijck vertelt me dat ook Slak en Sacrés Soeurs nog gespeeld kunnen worden, voor wie wil. Mijn vreugde kan niet stuk.

Pedalurgie wijkt sterk af van de enge betekenis van figurentheater in de schouwburg, ook in letterlijke zin. Het gebeuren speelt zich af op het water, en liefst op het kanaal Brussel-Willebroek. Van Hemelrijck en zijn muzikanten zitten op een groot vlot, in iets wat je nog het beste kan beschrijven als een muziekkapel. Ze musiceren en improviseren. Ze zijn aan boord gegaan bij Café Eldorado aan de brug van Humbeek en peddelen op hometrainers als waterfietstrappers hun tocht langs de Verbrande Brug tot café De Scheepsvaart in de Brusselse Noordwijk. Pat en co hangen de wielertoerist uit, op het water. Niet de afgelegde kilometers zijn belangrijk, wel het jolijt van het samenzijn. Onder hen muzikant Koen Van Roy — van onder meer Cro Magnon — die als geboren en getogen Grimbergenaar gebiologeerd is door dit kanaal. Naast hem de kleurrijke Little Jimmy, een zestigjarige Brusselse jazzmuzikant die op een woonboot woont. Elvis Peeters levert de liedjesteksten, Pat zorgt voor de videomanipulaties. En ook valse eenden spelen een voorname rol. Allen vertolken ze verhalen van mensen die langs het kanaal wonen en woonden. Van Hemelrijck wil dat doen voor een publiekstribune die langs het kanaal opgesteld staat, tussen tentjes en terrasstoeltjes. Toch wordt de productie aangekondigd als zaalproductie. Hoe dat in zijn werk moet gaan, lijkt niet alleen voor mij nog een raadsel. Zeker is wel dat Pedalurgie geen reguliere theaterproductie wordt, maar weer iets typisch Alibi. Een evenement, een uitgebreide installatie-performance, een mix van theater, muziek en video. Of, zoals dat tegenwoordig in alle programmaboekjes voorkomt: een 'multidisciplinaire cross-over'.

Ding speelt zich af in de 'Muinzenberg'. Het gaat om een installatie van vijf meter doorsnede en drieënhalf meter hoog, bedoeld voor 'muinzen' (muizen en mensen). Maar die kleine poppenmensjes zijn er nu op de video niet bij. Alle klassieke barbies en knuffelbeesten zijn vervangen door een groep levende muzikanten. Samen met Van Hemelrijck zitten ze in stofjassen rond een tafel, maken ze muziek met koffiekopjes, spelen ze sjofele trekkies. Ze stijgen, vliegen en landen. Ze krijgen een defect, voltooien een missie en keren terug naar de aarde. De Muinzenberg zelf zit in een metaalkleurige verf en heeft een futuristische aanblik. Allerhande videocameraatjes en ingebouwde monitoren tonen abstracte dingetjes, zoals metalen sierlinten, die in beweging zijn. Wanneer ik even later live voor de Muinzenberg sta en technicus Steven me de knikkerbaan erin demonstreert, komt daar ook nog geluid bij. Boven in de berg start een grote knikker die op zijn parcours langs allerlei metalen dingetjes klanken in een bepaald metrum weergeeft. Onder dat tingeltangel-geluid worden andere objecten aangedreven door een blaasbalg. Ding is een ruimtetuig, afgeleid van surrounding: klanken zullen ronddraaien.

Daarmee is na acht jaar inactiviteit een nieuwe fase aangebroken in het grote bouwproject dat de Muinzenberg vormt. De installatie was lang geleden het eerste deel van de Pièces Montées, waarmee Van Hemelrijck theater wou maken 'dat bergen zet'. Met de Muinzenberg bouwde hij stukje bij beetje aan zijn eigen letterlijke theaterlandschap. 'Materialen zijn het alfabet, objecten worden woorden, de assemblages worden zinnen, en de pièces montées worden de verhalen.' Gebrek aan financiële en technische middelen deed de bouw in het midden van de jaren negentig jammerlijk stilvallen, maar van daarvoor herinner ik me de Muinzenberg nog als receptieplek. Tussen de hapjes door reed een speelgoedtreintje in een spiraal naar boven. Het stopte telkens bij nieuwe tafereeltjes: poppetjes in een vogelkooi, onder een waterval, voor een schilderijtje, bij plastic diertjes. Elke halte werd eventjes kort uitgelicht. Zo was er ook een strijkijzer dat vanzelf ronddraaide met twee poppetjes erbovenop, naast een omgevallen strijkijzer met een plat mannetje op de bodem. Schaamteloos plukte je er de bloemkool- en broccoliroosjes van tussenuit.

nog eten: van Radeis naar de Smaakmakerij

Pat Van Hemelrijck begon zijn carrière samen met Josse De Pauw en Dirk Pauwels bij het heerlijk geschifte trio Radeis. Ik zie hem nog als losgeslagen houthakker de scène onveilig maken met een kettingzaag, in één van die hilarische scènes waar deze maffe mengeling van performance en theater vol van stak. Radeis kende een groot internationaal succes, maar in 1984 hield het trio het plots voor bekeken, op het toppunt van zijn roem. Elk ging zijn eigen weg. Josse De Pauw koos voor het woord en is nu een gevierd acteur in het tekst- en muziektheater, Dirk Pauwels ging regisseren en organiseren, eerst bij het Nieuwpoorttheater en nu bij Victoria en Pat Van Hemelrijck, die is blijven knutselen. Na Radeis werkte hij mee aan een paar producties bij Hauser Orkater, nog zo'n legendarische en grensverleggende mixgroep uit de jaren tachtig (met Alex Van Wammerdam en smoelentrekker Jim van der Woude). Daarna volgden een paar solovoorstellingen waarin Van Hemelrijcks haat-liefdeverhouding met het televisiemedium zichtbaar werd. Startsubsidies deden hem ten slotte in 1993 een onderkomen vinden in de Smaakmakerij in Brussel. In deze oude fabriek voor extracten en smaakmiddelen richtte hij een atelier én een eigen zaaltje in. Het werd een broedplaats, een inspeelruimte, een plek waar probeerselseen kans kregen zich te tonen. Een betere naam voor zijn theaterlaboratoriumwerk had de kunstknutselaar zelf niet kunnen bedenken.

Van Hemelrijck omringt zich met een collectief, geen gezelschap. Hij nodigt steeds andere kunstenaars uit, en liefst verwante zielen die met andere dingen dan (figuren)theater bezig zijn. Eén van die gasten was bijvoorbeeld de Franse strandjutter Frédéric Le Junter, die met zijn vondsten de vreemdste instrumenten ontwerpt. Van Hemelrijck maakte er in 2002 Broccolages mee. Het was een ode aan de dingen: muziek om naar te kijken, beelden om naar te luisteren. Gelijkaardige interdisciplinaire synergieën werden in de loop der jaren bereikt met onder meer de muzikanten van El Fish en Cro Magnon, de straattheatermakers van Wurre Wurre en het genootschap Fundacion Patagonista. Elke samenwerking was voor de betrokkenen een alibi om collectief hun eigen ding te kunnen doen, om even samen aan de wereld te ontsnappen. En in de plaats daarvan zelf een wereldje te creëren, waar de verbeelding aan de macht kan zijn.

'Theater der Dinge'

Hoe breed het bereik van Van Hemelrijcks artistieke activiteiten ook mag zijn, het kind moet toch een naam krijgen. Al was het maar voor de subsidiërende overheid. Die heeft het Alibicollectief tot vandaag steeds geld gegeven binnen de categorie 'figurentheater'. Toch gaat Alibi vaak anders met zijn levenloze voorwerpen om dan de rest van het Vlaamse figurentheater. Bij Theater Froe Froe roepen meestal groteske poppen en gedrochten uit latex een surreëel universum op. Bij Ultima Thule vertellen poppen op een suggestieve manier grote en kleine levensverhalen. Bij De Maan en Theater Taptoe is het nog anders, net als in de vele groepjes die zich daarnaast meer tussen het gras van het landschap schuilhouden. Wel zijn ze allemaal bezig met het bezielen van hun poppen en objecten. Ze 'animeren' ze, in de letterlijke betekenis. Alibi daarentegen vindt die theatrale levensadem niet het belangrijkste. Het laat de dingen gewoon zijn wat ze zijn, en speelt met die dingen op zich.

Zelf spreekt Van Hemelrijck van 'materialentheater'. De materialen zijn dan tekst, beeld, geluid en object. Natuurlijk zijn die eerste drie elementen belangrijke bouwstenen in elk soort theater, maar in zijn omgang met objecten is het Alibicollectief binnen de Vlaamse context wel uniek. Het exploreert en exploiteert zijn vaak gevonden prulletjes en (hebbe)dingetjes als een puur spel om het spel. Ze krijgen niet zoals bij Froe Froe of Ultima Thule een schijn van beweeglijkheid, maar roepen plots beelden op doordat ze louter een combinatie zijn van op zichzelf staande dingmatigheid. Omdat de menselijke ingreep op al die voorwerpen kleiner is, wordt de verrassing er alleen maar groter door.

Daarmee kan Alibi gelden als hét voorbeeld van wat in het Duits zo mooi das Theater der Dinge heet. En de Duitsers kunnen het weten. Toen ook zij onlangs gevraagd werden naar het mooiste woord in hun moedertaal, kozen ze niet voor 'liefde' of voor 'moeder', maar voor Habseligkeit. Het is de verzamelnaam voor al die nostalgische prullaria die een mens in de loop van zijn leven bijeensprokkelt, en die hij zelfs zou overhouden als hij alleen nog maar met een winkelkarretje over straat zwierf. Precies die dingen met een eigen ziel vormden ook de basis van Ramona, explorada, de creatie waarmee Alibi in 1996 de Signaalprijs won voor de beste Vlaamse kinder- en jeugdtheaterproductie van dat seizoen. Nochtans was de voorstelling in haar heerlijke spel met allerlei apparaten en prulletjes uit de jaren vijftig helemaal niet specifiek op een jonge doelgroep gericht. Alibi maakt zijn werk immers veeleer voor volwassenen. De onderscheiding zegt dus alles over de brede doelgroep die het collectief met zijn theater weet te bereiken.

Het zet meteen ook de 'originaliteit' en 'eigenzinnigheid' van jonge theatermakers als Benjamin Verdonck en Manah Depauw in een ander licht. Als Verdonck in het succesvolle 313, misschien wisten zij alles aan de slag gaat met Willy Thomas en hopen koffiekopjes, en Depauw in haar kleurrijke Maria-tabernakels ledematen van barbiepoppen verwerkt, dan is Pat Van Hemelrijck daar telkens de illustere vader van. Alleen suggereren de Alibi-producties minder diepgravend existentiële en maatschappelijke thema's. Het ziet er veeleer losjes en plezierig uit. Toch draait het in essentie allemaal rond dezelfde verbeelding, rond dezelfde relatie met de omliggende natuur en cultuur. Al jarenlang daagt Van Hemelrijck die speels en fantasieprikkelend uit.

de camera, het alziende oog

Ook wat installaties en videowerk betreft hebben Van Hemelrijck en zijn verwante kunstgenoten steeds een voortrekkersrol gespeeld. Zo was Patstelling (1993) een van de eerste theaterinstallaties in Vlaanderen. Je kreeg als toeschouwer een walkman op, waar je dan een verhaal van Willy Thomas door te horen kreeg. Op een parcours dat je zelf kon uitstippelen, kwam je langs een 40-tal televisietoestellen waar alle technische apparatuur was uitgehaald. Ze waren opnieuw opgevuld met allerlei objecten en taferelen, als een kruising tussen aquariums en kijkdozen. Een jaar later werd het theater-televisie-theater Manuel de Schepper een even vernieuwende theaterproductie, omwille van de grote rol die videocamera en videobeelden erin toebedeeld kregen. Meer nog, de blauwe buisbeelden werden zowaar de protagonisten van dit theater. Het zorgde voor een groot succes in binnen- en buitenland.

En Alibi zoekt steeds verder. Via live bediende cameraatjes worden kleine situaties op scène rechtstreeks uitvergroot op een projectiescherm. In Manicuur bijvoorbeeld (2001-2002, met muziektheater Transparant) werden de handen van pianist Jan Goovaerts de acteurs, en diens piano het decor. Hét hoogtepunt in die samensmelting tussen puur spel en videowerk met vingercamera's, is echter Sacrés Soeurs. Het Alibicollectief zette de productie eind vorig seizoen op met drie Berlijnse actrices die afstudeerden aan de theateropleiding van de Ernst-Busch-Hochschule, en een fascinatie voor het verruimingsproces van figurentheater naar Theater der Dinge koesterden. In de voorstelling zelf vertolken ze drie nonnen die in een aparte beeldtaal het alziende oog proberen te behagen. Daarbij geven ze volop kleur aan de ondertitel van het evenement: 'een multimedia-figurentheater-avond (Aber kein Puppenspiel!)' Papieren berichten worden uitgescheurd, verhalen komen aan de wasdraad, nieuws ligt voor het oprapen, woorden spatten uiteen, reclameslogans exploderen, voetballen treffen de netten van het doel. Woordcultuur verandert in gevisualiseerde lettercultuur en lost volledig op in een beeldcultuur. Tegelijk gaat het spel van de drie zusters organisch over in de manipulatie van de beelden. De registrerende cameraatjes voegen daar een tweede dimensie aan toe. En dat wordt dan nog eens versterkt door het totaalbeeld van de geprojecteerde beelden en het onderlinge spel van de drie actrices. Alles speelt met alles.

Dat is meteen het grote verschil met al die andere theatervoorstellingen waarin tegenwoordig videobeelden gebruikt worden. Blijft dat daar dikwijls beperkt tot wat uitvergrotingen en close-ups van personages of locaties, dan zie je bij het Alibicollectief wél een echt samenspel van spelers, objecten en beelden. Vaak is het zelfs helemaal niet duidelijk wie wat manipuleert, of wat wie. Zijn het de spelers die de geprojecteerde beelden manipuleren, of manipuleren die beelden het gedrag van de spelers, en in het kwadraat de blik van de toeschouwer? Waar moet je eerst naar kijken? Naar de beelden op de schermen, naar de handelende personages of naar de eigenlijke objecten op scène? Als toeschouwer moet je over alziende ogen beschikken.

de meerwaarde van een minderheid

Alleen, wie heeft nog die alziende ogen? In Vlaanderen trekt Alibi geen publiek: zowel gewone toeschouwers als critici of programmatoren blijven thuis. Naar Sacrés Soeurs stuurde zelfs het verkoopbureau Garifuna zijn kat, terwijl de productie in Berlijn toch het nodige succes kende. De redenen voor die massale afwezigheid? Programmatoren lijken er al op voorhand van uit te gaan dat dit vreemde werk niets is voor hun publiek. Het programmeren zou gelijkstaan aan halsbrekende risico's, en op veilig spelen is toch zoveel beter voor de gezondheid. En natuurlijk schrikt ook de term figurentheater nog altijd af. Theater met figuren? Is dat geen kleutertheater? Nee, dat is Alibi niet.

Toegegeven, de onzichtbaarheid van Alibi ligt niet altijd alleen aan de balk in de ogen van programmatoren. Doordat het collectief weinig speel- en inspeelkansen krijgt, gingen er af en toe wel eens splinters zitten in de scherpe blik van de makers zelf. Je kreeg vaak nonchalant spel te zien, en dat zorgde voor een grote wisselvalligheid in de opvoeringen. Ook dramaturgisch lieten de producties van het Alibicollectief soms te wensen over. Er ontbrak een lijn of een spanningsboog, er zaten 'zakken' in of er hing ballast aan. Mij heeft dat zelden gestoord, ik ging direct mee in dat heerlijk anarchistische spel van die leeftijdsgenoten van mij. Maar ik kan me voorstellen dat andere toeschouwers qua theater meer verwachten. Er is wat dat betreft goed nieuws. Er zit de laatste tijd een voorzichtige dramaturgische ontwikkeling in het werk van Alibi. Zo vertoont Sacrés Soeurs wél een duidelijke spanningsboog, én een harmonisch evenwicht tussen videocamera, objecten en lijfelijke personages.

Je zou er bijna het historische belang van Van Hemelrijck en de zijnen bij vergeten. Hoe hun werk er ook uit zag en ziet, het heeft altijd op kop gelopen in zowel het spel met objecten als in de multidisciplinaire synesthesie; en bovendien in de 'verdinging' van de mens en in de vermenselijking van het ding, en in de wisselwerking daartussen. Alibi's artistieke producten waren al postdramatisch voor de Duitse theatertheoreticus Hans-Thies Lehmann de term in 1999 lanceerde. Hij doelde daarmee op alle theater waarin een klassieke verhaalstructuur en een communicatief taalgebruik zich oplossen in een ongericht en autonoom samenspel van beelden, klanken en ritmes. Dat Van Hemelrijck in dat plaatje past, mag ondertussen duidelijk zijn. En zelfs nu cross-overs tussen spel, performance en animatie tot bij het kleinste gezelschap in de lift zitten, blijft Alibi — in al zijn anarchisme en embryonale aanpak — steeds een verdieping hoger.

Want ook vandaag heeft Alibi nog unieke avant-gardewaarde, zeker na Sacrés Soeurs. Behalve in het spel met dingen an sich, toont zich dat vooral in hoe het collectief zijn kleine videocameraatje gebruikt: als een extra acteur_._ Het speelt actief mee en schept zo extra betekenissen en perspectieven. Dat is essentieel in de fantasie die Van Hemelrijck bij de toeschouwer prikkelt: het verdiept zijn eigengereide omgang met oud speelgoed, mechanische toestanden en versleten prulletjes (Habseligkeiten) tot een complex spel op verschillende lagen. Het is een spel dat je meetrekt in een code en tegelijk zichzelf decodeert. De eeuwige knutselaar zal er in het Vlaamse theater altijd wel een buitenbeentje mee blijven, maar hij blijft een noodzakelijk buitenbeentje, een voortrekker. Hij speelt op een onvoorspelbare manier. Hoe groter de ontwapende nonchalance waarmee hij aan het prutsen is, des te meer hij de toeschouwer verrast. Dáárom moet zijn minderheidspositie gevrijwaard blijven: hij houdt de verbeelding aan de macht. Komt dat zien, allemaal!

Alibicollectief, Vooruitgangstraat 323 bus 12, 1030 Brussel (02/201.03.69) alibi.collectief@chello.be

In 2008 komt er op initiatief van Pat Van Hemelrijck een nieuwe versie van de laatste Radeis-productie Echafaudages ('die titel was er alleen om het Hollanders wat moeilijk te maken Frans te spreken'). Rechafaudages wordt echter geen reünie van de oorspronkelijke cast. 'Daar ik het onszelf niet meer zie uitvoeren, willen we dit doorgeven aan een jonge crew', aldus Van Hemelrijck.