Op de maatschappelijke bres met documentairemakers Joris Ivens en Henry Storck

Door Wouter Hessels, op Tue Oct 16 2007 16:34:00 GMT+0000

De documentaire heeft ontegensprekelijk aan publieke belangstelling gewonnen, mede dankzij Michael Moore met documentaires als Bowling For Columbine (2002) en Fahrenheit 9/11 (2004). Moore treedt in zijn films echter op als een performer die amusement en zichzelf belangrijker waant dan zijn achtenswaardige inhoud. Ook in Vlaanderen blijkt het oude en nieuwe, maar immer snelle reportagewerk van de BV/NV Jambers razend populair. In zijn kielzog vinden we heel wat human interest documentaires en reality freakshows die vaak haaks tegenover de ernst en complexiteit van de huidige en toekomstige wereldtoestand staan. De overdaad aan oppervlakkige reportages doet de nood aan gedegen maatschappijkritisch documentairewerk stijgen. Filmpioniers der lage landen, Joris Ivens en Henri Storck, bewijzen met hun gezamenlijk documentaireproject Borinage (1933) waarom.

Joris Ivens en Henri Storck beginnen hun filmend leven als poëtische en experimentele cineasten. Ivens' Etudes des mouvements à Paris (1927), De Brug (1928), Regen (1929) en Storcks Beelden uit Oostende (1929) en Pour vos beaux yeux (1929) sluiten nauw aan bij de internationale avant-garde beweging van stille stadssymfonieën en surrealistische films. Na de beurscrash van 1929 en de socio-economische rampspoed worden de filmdichters maatschappelijk betrokken documentairemakers. Ivens sympathiseert met het communisme in Sovjetrusland, wordt blind verliefd op het maoïstische China en zoekt zelf het oorlogsfront op in Spanje en Vietnam. Storck militeert ook tegen maatschappelijk onrecht, maar is ideologisch minder streng in de leer. Storck en Ivens zullen elkaar voor het eerst ontmoeten in november 1930 en nemen deel aan het Tweede Congres van de Onafhankelijke Film in Brussel. Drie jaar later realiseren ze samen de documentairefilm Borinage.

De aanklacht van de camera

Begin jaren dertig wordt de Belgische mijnstreek Borinage bijzonder zwaar getroffen door de wereldwijde crisis. Mijnarbeiders en hun families moeten in de meest erbarmelijke omstandigheden overleven. Het collectief verzet tegen loonverliezen, huisonteigeningen en hongersnood wordt door politici amper gehoord. Integendeel. De stakende mijnwerkers worden zeer repressief aangepakt. De Brusselse filmclub Club de l'Ecran vraagt Storck een film te realiseren over de fel geteisterde Borinage. Henri Storck roept de hulp in van vriend Joris Ivens en zijn verbijsterd bij het zien van zoveel mensonterende miserie. Met een uiterst beperkt budget, de politie op hun hielen en op half clandestiene wijze, maar in volle onafhankelijkheid draaien Storck en Ivens hun Borinage. Hun camera fungeert als instrument van revolte en aanklacht en de inhoud dicteert de anti-esthetische vorm. Hoewel Borinage geen duidelijk verschil gemaakt heeft in het toenmalig politiek beleid en vanaf 1934 nauwelijks vertoond werd, heeft de film diepe sporen getrokken in de maatschappijkritische internationale en Belgische documentaire- en speelfilmgeschiedenis. Het documentairewerk en de fictie van onder meer Jean Rouch, Frans Buyens, Robbe de Hert, Thierry Michel en de broers Dardenne zijn Storck en Ivens schatplichtig. De ellende van de Borinage is nadrukkelijk aanwezig in Paul Meyers Déjà s'envole la fleur maigre (1960) en Patric Jeans Les Enfants du Borinage, lettre à Henri Storck (2000).

In een interview met G. Leroy Levin verklaart de immer bescheiden Storck*: 'Borinage is, als u wilt, een reportage, het is geen geschreven documentaire, noch een film naar de studie van een onderwerp, met een standpunt. Het is een zeer oprecht en gepassioneerd verslag, want Joris en ik waren onthutst door de levensomstandigheden, door de ellende van die mensen'.

Borinage is niet zomaar een reportage en vertolkt onmiskenbaar een ideologisch standpunt. De openingsbeelden met uitleggende tussentitels zoals 'Crisis in de kapitalistische wereld. Fabrieken worden gesloten en verlaten. Miljoenen proletariërs lijden honger! De produktie brengt niet genoeg meer op. In de Verenigde Staten gooit men de melk weg (...)', geven uitdrukking aan de communistische overtuiging van de makers. De eindbeelden met het schilderij van Marx en een krantenfoto van Lenin laten geen misverstand bestaan over het openlijk ideologisch karakter van de film. De eindtekst is communistische propaganda: 'Het proletariaat weet dat de tegenstrijdigheden en de ellende in de Borinage, net zoals in heel België en in heel de wereld het produkt zijn van het kapitalisme en dat de mensheid slechts kan gered worden uit de wanorde en uit de exploitatie van de mens door de mens door de diktatuur van het proletariaat voor de opkomst van het socialisme'.

Borinage is ook geen louter verslag. Ik twijfel niet aan de oprechtheid en passie van Storck en Ivens, maar ze hebben wel degelijk situaties in scène gezet, zoals de protestmars met het portret van Karl Marx en de huisuitdrijving. Ze manipuleren bovendien met tal van retorische middelen om hun boodschap verbaal en audiovisueel nog meer kracht bij te zetten. Niettegenstaande de simplistische en ideologisch vooringenomen probleem-oplossing structuur van de film, is Borinage een vlijmscherpe en krachtige aanklacht tegen menselijke ellende en uitbuiting. De melk die weggegooid wordt, de fysieke en mentale achterstand van (kans)arme kinderen, mijnwerkers die van de ene dag op de andere hun werk verliezen, de woningen die leeg staan tegenover de bouw van een peperdure kerk, brood dat bij de bakker ligt, maar onbetaalbaar is voor de mijnwerker. Het zijn beklijvende beelden die perfect passen bij de actuele crisis van ons doorgeslagen kapitalistisch systeem. Je kan Storck en zeker Ivens verwijten dat ze in Borinage een radicale, zwart-wit kijk geven op de toenmalige depressiejaren. Tijdens de realisatie van Borinage zijn ze echter geen propagandisten in persoonlijke dienst van een dictator zoals Leni Riefenstahl in Sieg des Glaubens (1933) of Triumph des Willens (1935).

Ondanks hun communistische bril zijn Ivens en Storck in Borinage vooral gechoqueerd door de onmenselijkheid en onrechtvaardigheid en willen ze die waarheid van ellende blootleggen en aanklagen. Vijfenzestig jaar na Borinage gaat documentairemaker (en zelf kind van de Borinage) Patric Jean terug naar de vermaledijde regio. Hij is er getuige van een nooit verdwenen miserie en kansarmoede. De mijnen zijn ondertussen weliswaar gesloten en de sociale bijstand is verworven, maar anno 2000 lijden nog vele Borains honger, leven in krotten en blijken niet in staat om zichzelf op te trekken uit een transgenerationeel moeras van ellende. Het getoonde cynisme van socialistische politici is stuitend. De beelden van de schaamte door armoede doen je stil worden. In een scène van Patric Jeans Les Enfants du Borinage: lettre à Henri Storck vertelt een jonge moeder haar levenstragiek vol agressie en sexueel misbruik. Patric Jean kiest ervoor dit intriest verhaal via voice-over te verklanken en offscreen te verbeelden. Deze representatiewijze werkt krachtig en getuigt tegelijkertijd van respect voor de geïnterviewde getuige. Jeans integere aanpak staat in schril contrast met het expliciet inzoomend, zelfs exploiterend camerawerk van de zo succesvolle spektakelreporters.

Storck en Ivens zijn hun zoekend filmbestaan lang trouw gebleven aan hun raison d'être als eigenzinnige documentairemakers. In artistieke vrijheid, hun ideologische vergissingen ten spijt, hebben ze zich nooit anders voorgedaan dan documentairemakers pur sang, zoekend naar waarheid en schoonheid en compromisloos tegenover de machten van kapitaal, entertainment, vedetten en kijkcijfers.

*Henri Storck Fonds, Hommage aan Henri Storck : films 1928-1985 oeuvrecatalogus, 1997, p. 63.