De kunst breekt uit

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Als ik naar het theater ga wil ik me vooral op mijn eiland kunnen terugtrekken. Voor mij geen gedoe met het publiek dat zonodig rechtstreeks bij het stuk betrokken moet worden. Hou de podiumcodes maar in stand, die maken net veel mogelijk - het is maar bij gratie van een aantal afspraken tussen makers en publiek dat er voor even een alternatieve wereld opgetrokken kan worden. En het is die wereld die ik graag opzoek.

Maar wat betekent het wanneer die artistieke codes tegelijkertijd ook sociale distincties blijken te weerspiegelen? Welke wereld is het eigenlijk die ik zo graag opzoek, lekker veilig in mijn positie als niet onderscheidbaar onderdeel van een neutraal publiek? Wat wordt er onzichtbaar gemaakt door de impliciete codes die onze kunst regeren, en vooral, hoe kan dit dan toch terug in ons gezichtszichtveld gebracht worden?

Rond deze vragen cirkelen de vier teksten die we in dit nummer hebben samengebracht in een dossier rond de kunst van confrontatie. Wouter Hillaert vraagt zich af wat hij nu eigenlijk te zien heeft gekregen in de honderd voorstellingen die hij het afgelopen halfjaar zag, en komt tot de conclusie dat We People van Union Suspecte er mee tussenuit springt. Het is in de brutaliteit waarmee alle verwachtingen over genuanceerdheid doorbroken worden dat hij zich persoonlijk aangesproken voelt op een manier die de veilige grenzen van de theaterzaal doorbreekt. Het lijkt op het eerste gezicht de vermoeidheid van een overwerkte professional die te veel goed gemaakte standaardvoorstellingen heeft gezien. Maar het is vooral een open vraag aan de theaterwereld, die niet meer goed weet hoe haar positie in de echte wereld te denken.

Daar rond draait het ook in het werk van de controversiële Duitse film- en toneelregisseur Christoph Schlingensief. Max Glauner onderzoekt wat het kan betekenen wanneer Schlingensief een toneelstuk maakt met de ondertitel 'De kunst is uitgebroken'. Hoe brengt de regisseur de wereld in zijn toneel en zijn toneel in de wereld, en wat kan je daar dan nog mee aan als publiek? Christophe Van Eecke gaat in zijn tekst over het filmwerk van Schlingensief vooral verder in op de vraag hoe die wereld er volgens de Duitser dan uitziet. Grimmig is het antwoord. Maar opnieuw, de bij momenten uitzinnige overdrijvingen worden vooral ingezet om iets te bereiken bij het al te geconditioneerde publiek. Uiteindelijk gaat het hem vooral om een directe confrontatie met de blinde vlek van de zelfgenoegzame Westerse cultuurconsument.

Het hoeft niet te verbazen dat de tekst van Marc Holthof over de Amerikaanse kunstenaar Paul McCarthy een lichtjes ander beeld oplevert. De beeldende kunst lijkt immers een wereld die aan een heel eigen logica onderhevig is, een waarin de plaats van de echte wereld nog een heel stuk onduidelijker is. Om dit duidelijk te maken neemt Holthof ons mee op een kleine historische excursie waarin hij toont op welke manier de beeldende kunstwereld sinds de laatste honderd jaar structureel op zichzelf betrokken is. De blinde vlek waar het werk van McCarthy ons mee confronteert is er dan vooral ook een van de volledig geïnstitutionaliseerde kunstwereld, eerder dan van het publiek dat daar nog louter toevallig aan lijkt te hangen.

Misschien zijn de meeste van deze pogingen wel gedoemd om te falen, net omdat ze steeds noodwendig in een kunstzinnige context geplaatst moeten worden om als confronterend herkend te kunnen worden. De directheid die Hillaert zo aanspreekt in We People kan maar werken bij gratie van het contrast met wat van theater verwacht wordt, zoniet wordt het ook onmiddellijk onschadelijk gemaakt als 'relletjes' of 'provocaties' die hun vijf minuten krijgen in het journaal en daarmee ook weer afgehandeld zijn. De kanttekeningen die McCarthy met een knipoog bij het beeldende kunstsysteem plaatst, worden onmiddellijk opgenomen én voor een groot deel onschuldig gemaakt binnen datzelfde systeem.

Maar misschien is het ook binnen die spanning tussen bemiddeldheid en directheid dat kunst zich werkelijk kan vernieuwen. En uiteindelijk is het vooral daar dat we nieuwsgierig naar moeten zijn: op welke manier tonen dit soort experimenten ons iets van een kunst die we nog niet kennen, maar die ons als kunst wel iets toont over wat we voorlopig niet willen zien. En wie weet zal het dan niet zozeer de kunst zijn die verandert, maar onze manier van kijken.