De kelder van Kruithof. Verzamelen tegen het vergeten

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Jarenlang verzamelde Jaap Kruithof (1929-2009) in zijn kelder een museum van banale objecten, prullaria en snuisterijen. Niet omdat hij die dingen per se wilde hebben, maar omdat hij niet wilde dat ze verloren zouden gaan. De inhoud van die kelder werd de tentoonstelling Omgaan met de dingen, in het Huis van Alijn (Gent). Maar wie tussen Kruithofs collectie rondwandelt, vraagt zich af waarom deze tentoonstelling interessanter is om over na te denken dan om te bezoeken.

JAAP BEHOEDT ’S MORGENS DE DINGEN

Door dingen te maken, investeert de mens zichzelf in de wereld om hem heen. De gemaakte wereld is uitdrukking van de behoeften en verlangens van de mens, die objecten creëert die eraan tegemoetkomen. In de mate dat de mens zich met dergelijke objecten kan omringen, voelt hij zich thuis in de wereld. De wereld wordt dan een verlengstuk van zijn lichaam. Die gedachte – die in essentie de filosofische basis is waarop Das Kapital (1867) van Karl Marx rust – school heeft gemaakt, in Hannah Arendts filosofie van de wereldlijkheid, en vooral in haar concept van werk (work) als wereldbouwende activiteit. Maar ook in de filosofie van Elaine Scarry, die haar analyse van pijn op Marx’ analyse van het objectfetisjisme baseerde. Scarry schrijft bijvoorbeeld dat stoelen bestaan om de functie van de ruggengraat over te nemen: de stoel ontlast de rug tijdelijk van de taak om het lichaam te torsen. Op dezelfde manier nemen fiets en auto de taak van de benen over. Bed en dekens zijn een tweede huid. In die zin is de wereld van artefacten die wij bouwen letterlijk een verlengstuk van ons lichaam.Kruithof_Q1Q0136copyVervreemding ontstaat wanneer de mens niet langer in staat is een betekenisvolle band op te bouwen met de producten van zijn arbeid. Als de mens dankzij zijn arbeid enkel of amper in zijn voortbestaan kan voorzien (dit is wat Arendt arbeid of labor zou noemen), resten hem ruimte noch middelen om de wereld in te richten als een uitdrukking van zijn eigen menselijkheid. Daardoor verdwijnt de band met de wereld en verliest de mens zijn menselijkheid. Kruithofs collectie van prullen en banaliteiten wordt begrijpelijk tegen deze achtergrond. Elk object dat hij heeft verzameld, behoorde ooit aan een mens toe. Die persoon had een reden om zich dat object aan te schaffen, het bij te houden en het te gebruiken. In die zin draagt elk object menselijkheid in zich: voor de eigenaar van het object was het een deel van zijn of haar wereld. Wanneer een dergelijk object verloren gaat of wordt vernietigd, wordt meteen ook een stuk van de wereld tenietgedaan. Niet in de louter materiële zin dat het (op zich banale) object wordt geëlimineerd, maar in de metafysische zin dat een stuk van de gedeelde menselijke leefwereld en haar betekenis ongedaan worden gemaakt.

VERZET

Door objecten te onttrekken aan de vermorzelende consumptiedrang van het kapitalisme wilde Kruithof een daad van verzet stellen tegen het verdwijnen van menselijke betekenis. Maar zijn tentoonstelling confronteert ons met een probleem: de betekenissen die in de objecten aanwezig zijn, blijven immers onzichtbaar. Een apparaat om nagellak te drogen, een kaartspel, een kam, een lege vogelkooi, een gedeukte kerstbal: we kunnen vermoeden welke betekenissen deze objecten voor hun eigenaars hadden en waarom mensen ze bijhielden, maar tegelijk blijven die concrete betekenissen waaraan de objecten hun menselijkheid ontleenden voor ons onzichtbaar omdat wij niet de persoon zijn die betekenis hechtte aan dat specifieke object. Daardoor oogt de verzameling van Kruithof even aangrijpend of onthullend als de eerste de beste vlooienmarkt. En daarmee wordt onvermijdelijk de vraag opgeroepen wat deze collectie dan nog van een rommelmarkt of van de gemiddelde rommelzolder onderscheidt.

GEEN KUNST MAAR CONCEPT

We moeten de verzameling van Kruithof bekijken als iets wat ze eigenlijk niet is: een conceptueel kunstwerk. De duizenden uitgestalde prullen, van de grootste kitsch tot de meest waardeloze rommel, zijn inderdaad niet wezenlijk verschillend van de rommel die je op iedere zolder aantreft. Wat in deze tentoonstelling telt, is dan ook niet wat er wordt getoond, maar dat er wordt getoond. Door deze ‘waardeloze’ objecten te tonen als een monument tegen het vergeten, vraagt Kruithof van ons een daad van verbeelding. Hij vraagt ons om deze objecten te bekijken zoals wij naar de objecten kijken waarmee we onze eigen wereld hebben opgebouwd. We moeten deze objecten bekijken alsof ze van ons waren en alsof ze voor ons betekenis hadden. En dat betekent niets meer of minder dan dat Kruithof ons vraagt om alert te zijn voor de wereld, voor de mensen die de wereld samen met ons bouwen en, vooral, voor de betekenis die daardoor in zelfs de meest banale objecten wordt gesticht.

Kruithof maakt ons niet alert voor een specifieke menselijkheid, maar voor het menselijke in het algemeen

In die zin is het volkomen terecht dat Omgaan met de dingen wordt getoond in een museum voor volkskunde en niet in een traditioneel kunstmuseum. Wat hier op het spel staat, zijn immers niet de objecten zelf (die men, anders dan in een kunsttentoonstelling, naar hartenlust mag opnemen en betasten), maar ons omgaan met de dingen. Het is een oefening in reflectie, zoals een bezoek aan Bokrijk waarbij ons wordt gevraagd om ons in te leven in de leefwereld van iemand anders. Maar toch is er een verschil. De meeste volkskundige of historische musea willen ons deelgenoot maken van een veralgemeend verleden, een gehomogeniseerde ‘sector’ geschiedenis die men de renaissance, het proletariaat van de industrialisering, de Galliërs of België in de jaren 1950 kan noemen naargelang van de thematiek van het museum. Maar in Kruithofs collectie staan objecten uit verschillende decennia en leefwerelden kriskras door elkaar. Er is geen orde, geen systeem, geen catalogus. Kruithof maakt ons dan ook niet alert voor een specifieke menselijkheid (die cultuur in die periode), maar voor het menselijke in het algemeen. En in het spoor daarvan wil hij ons een bewustzijn geven van de breekbaarheid van de wereld en van de zorg die de wereld daarom van ons verlangt.
KruithofP1090892
Filmregisseur Derek Jarman schreef ooit dat het heel gemakkelijk is om een veld bloemen te vernietigen. Je moet er enkel met je lompe poten middenin gaan staan. Op dezelfde manier maken wij een wereld kapot telkens wanneer wij objecten achteloos weggooien. Als iemand gestorven is, worden kleerkasten leeggeruimd en spullen naar het containerpark gebracht. Als de overledene geen directe familie meer had, gebeurt deze eliminatie met een angstwekkende moderne efficiëntie. Maar objecten weggooien is mensen uitwissen. Het is zeggen: dit bestaan, waarvan deze objecten de materiële sporen zijn, is voor ons van geen enkel belang. Er is geen plaats meer voor in deze wereld. Het is een werkelijkheid die ongedaan wordt gemaakt. Het is die achteloosheid waartegen Kruithof zich verzet. Maar tegelijk is hij zich bewust van de futiliteit van die onderneming: met uitzondering van de betekenissen die in kunstwerken en andere culturele artefacten worden uitgedrukt (en die dus de ‘geschiedenis’ vormen) sterft iedere menselijke betekenis met de mens die haar stichtte; of met de laatste mens die de herinnering aan die overledene levend hield.

ARCHEOLOGIE

Dat is het meest beangstigende dat de objecten in Kruithofs verzameling ons vertellen. Ze herinneren ons aan onze vergankelijkheid. Veel meer nog dan het feit dat ieder mens moet sterven lijkt het onverdraaglijk dat met iedere mens ook een wereld aan betekenissen verdwijnt. Vasthouden aan de objecten die dergelijke betekenissen meedragen, is als een wanhopig vechten tegen het vergeten. Maar wie, zoals de bezoeker van Omgaan met de dingen, geconfronteerd wordt met die objecten, kan niets anders dan vaststellen dat de betekenissen al uit de objecten verdwenen zijn. Maar niet definitief. We kunnen ze even opnieuw doen opflakkeren door een geste van de verbeelding. Door stil te staan bij het feit dat ook wij een collectie van dergelijke objecten hebben opgebouwd en dat wij dus iets delen met de verzamelaars wier sporen Kruithof heeft samengebracht. Wat we delen, is onze menselijkheid, ons in de wereld zijn en onze manier van betekenis stichten. Als wij naar de verweesde objecten in deze tentoonstelling kijken, herkennen we de objecten, hun functie en hun bedoeling. Het is die herkenning, die een vorm van herinneren is, die het vergeten deels ongedaan maakt. Het is die herkenning van het universeel-menselijke in het banale die het begin is van de archeologie: de kunst en de wetenschap om het verleden terug aanwezig te stellen in het heden.