De 'Jack Freak Pictures' van Gilbert & George

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

De persvoorstelling van een tentoonstelling is zelden een verheffend moment. Behalve als Gilbert & George hun nieuwste expositie komen introduceren. Ook de persconferentie in BOZAR werd een performance, met de verzamelde pers als onwillekeurige figuranten.

TACTISCHE BEWEGING

Gilbert & George, in hun gebruikelijke rol van menselijke sculpturen, staan expressieloos te midden van hun eigen werken. De pers cirkelt gretig om hen heen. In die drukte durf ik amper nog mijn camera op de kunstenaars te richten. Uit eerlijke plaatsvervangende schaamte? De kunstenaars zelf laten het echter allemaal schijnbaar onbewogen over zich heen gaan. Als ik niet veel later op een bankje tegenover Gilbert & George zit, leg ik het tweetal mijn onbehagen voor. ‘Het lijkt me’, zeg ik, ‘alsof jullie de stilte in het oog van de storm zijn, wanneer jullie daar zo staan. En dat jullie ontzettend veel leren over mensen, door die gekte om je heen te observeren.’ ‘O ja’, grijnst George schalks. ‘Er is niets dat ons ontgaat.’

Er zit iets warholesk in de passieve aanpak van Gilbert & George. Warhol werd ooit toepasselijk de ‘tycoon van de passiviteit’ genoemd. Als een bleke schim stond hij aan de zijlijn, hij observeerde vanop afstand. En daardoor slaagde hij erin de meest onverwachte en onwaarschijnlijke reacties los te krijgen. Iets gelijkaardigs gebeurt bij Gilbert & George. Gedurende de persvoorstelling schrijden ze gestaag van ruime naar ruimte en praten ze met wie het maar wil, maar ze bepalen ook zelf wanneer een gesprek ten einde is. Met onberispelijke voorkomendheid. Dat is meer dan een pose. Het is een tactiek. ‘We bewegen constant,’ legt George uit, ‘omdat we willen dat het publiek een spervuur van informatie ondergaat.’ De pers volgt dan ook gedwee in het zog van het tweetal, dat gewillig poseert en iedere vraag, tot de meest banale toe, met geduld beantwoordt.

Door zich te gedragen als hanteerbare etalagepoppen, de eeuwige vriendelijkheid zelve, houden Gilbert & George op een subtiele manier de touwtjes van het gebeuren in handen. Nog voor de culturele pers hen in hun hemd kan zetten, hebben zij de pers al naar hun pijpen, of naar hun schrijden, laten dansen. Misschien lees ik te veel in de pose van de kunstenaars. Maar we mogen niet vergeten dat het oeuvre van Gilbert & George ten gronde getekend is door een bewust en gecultiveerd antagonisme jegens de kunstwereld. Toen ze eind jaren 1960 begonnen te werken, beschouwden ze het als een triomf dat geen enkele galerie hun werk wilde tonen. Uitgespuwd worden door de elitaire kunstkliek was de beste kritiek. Sindsdien is het nooit meer goed gekomen tussen het tweetal en het artistieke wereldje. Te ordinair, te vulgair, te populair, te schreeuwerig, te sexy, te weinig subtiel en, niet in het minst, veel te productief. Zo hebben Gilbert & George amper een jaar gewerkt aan de 153 massieve Jack Freak Pictures, die nu in BOZAR worden getoond. Een balorig massale productie, die bijna smeekt om collectieve afwijzing. Het vermoeden rijst dat deze kunstenaars blij zijn buitenstaanders te zijn en enkel nog doen alsof ze graag naar binnen willen.

LICHAAM ALS CANVAS

Het hele oeuvre van Gilbert & George lijkt wel een variatie op de vraag hoe ze hun eigen lichaam kunnen gebruiken als expressiemiddel. Ze werden beroemd als Singing Sculpture en gaan sindsdien door het leven als levende standbeelden: expressieloos en met de bewegingen van een robot. De thematiek van hun werk hebben ze leren opzeggen als een deuntje: ‘Sex, hope, life, fear, money, race, religion.’ Die thema’s worden bijna altijd opgehangen aan hun eigen lichaam. Hun sterkste werken blijven de Fundamental Pictures, enorm uitvergrote foto’s van lichaamssappen: speeksel, zweet, bloed, stront, sperma; en daarover hun eigen, naakte lichamen in vaak vernederend uitdagende poses. In de Jack Freak Pictures fotoshoppen ze de Britse vlag over hun absurd geposeerde en met digitale technieken vervormde lichamen. Op die manier nemen de kunstenaars de metafoor van het politieke lichaam zeer letterlijk: hun lichaam ís het medium waardoor de boodschap wordt gecommuniceerd.

Sociale kritiek was van bij het begin een centrale factor in het werk van het duo. Hun relatie met het Verenigd Koninkrijk is er dan ook een van liefde en haat: het is een cultuur die hen na aan het hart ligt en waar ze zich graag met milde ironie aan vergrijpen, maar ook een die een duistere, gewelddadige en asociale zijde heeft, die hen oprecht met afschuw vervult. We moeten Gilbert & George situeren in de Britse romantische traditie, in de visionaire traditie van William Blake tot Derek Jarman, met dezelfde dubbele houding tegenover traditie en nationaliteit: woede en afschuw, maar ook een melancholische gehechtheid aan dat verleden. In een beruchte scène in Jarmans film The Last of England (1987) neuken twee soldaten op de Union Jack. Het is moeilijk om niet de link te leggen met de weliswaar meer speelse, maar toch even kritische aanwezigheid van de Britse vlag in de Jack Freak Pictures.

Die dubbele houding tegenover de natie uit zich bij Gilbert & George vaak in een expliciete aandacht voor wie of wat miskend en vergeten wordt, zoals de armen, de daklozen, de migranten of de aidspatiënten. In de Jack Freak Pictures gaat het om gewone mensen naar wie de geschiedenis al lang niet meer omkijkt. In een aantal doeken verwerken de kunstenaars afbeeldingen van schijnbaar onbeduidende medailles (voor sportlui, ambachtslieden of andere lokale verdienstelijken) die op het punt stonden te worden omgesmolten, omdat hun waarde als grondstof groter was geworden dan de vergane glorie van hun symboliek. Gilbert & George hebben die medailles van de smeltkroes gered en ze bewaren ze in hun doeken. Dat is een daad van herdenking: die medaille was een object waaraan iemand – een echte, levende persoon – zijn eigenwaarde kon optrekken. Dergelijke objecten, die objectief zijn vervallen tot waardeloze rommel, zijn in wezen sporen van het geleefde leven van doorsneemensen.

DE IRONIE VAN DE IRONIE

Hun anti-elitaire houding (en hun constante, nadrukkelijke behoefte om een zo groot mogelijk publiek te bereiken) is echter een van de voornaamste oorzaken voor het misprijzen dat Gilbert en George te beurt valt in de kunstwereld. Nochtans hebben ze het bij het rechte eind: kunst zonder publiek is navelstaarderij. En als kunst met de gewone mens wil communiceren, dan moet ze ook gaan over het alledaagse leven. Op een bepaald moment tijdens ons gesprek haalde George een foto van een Turkse jongeman die zelfmoord heeft gepleegd uit zijn jaszak. Een jongeman wiens leven en dood onopgemerkt zijn voorbijgegaan en wiens herinnering George levendig wil houden, door die foto bij zich te hebben en hem bij iedere gelegenheid te tonen. Het is gemakkelijk om dergelijke gestes weg te lachen. Maar het ongemak dat hun schijnbaar sentimentele geste losmaakt, is in eerste instantie een ongemak over ons eigen misprijzen. Want hoever zijn wij als maatschappij en als mensen gedegenereerd als een dergelijke geste wordt afgedaan als melige aanstellerij? En meer specifiek werpt het de vraag op hoe ernstig wij de kunst eigenlijk nog willen nemen.

Gilbert & George gebruiken de ironie met een ironische knipoog. Dat ze neigen naar de parodie, betekent immers niet dat ze ook een parodie zijn. Veeleer parodiëren ze de parodie, door hun eigen persoon nadrukkelijk te ensceneren als parodie. Als hun houding, van de traagzaam bewegende sculpturen tot de soms bombastische schilderijen, ons een parodie lijkt, dan is dat vooral omdat wij de taal van de dagelijkse wereld niet meer spreken.

Die dubbele ironie maakt de werken van Gilbert & George uiteindelijk ook bijzonder weerbarstig. En dat is bij de Jack Freak Pictures meer dan ooit het geval. Laat u niet misleiden door de drukke kleuren rood en blauw, die de beelden domineren, of door de vrolijk gefotoshopte gekke bekken van de kunstenaars. Dat is een façade, die drukker en barokker en dus ontoegankelijker is dan ooit tevoren. Hun vroegere werken, zelfs de meest strijdvaardige politieke stukken, hadden vaak een romantische schwung die ze esthetisch of erotisch aantrekkelijk maakte. Hun werken uit de jaren 1970 hadden soms een bijna klassieke strengheid in de compositie. Die stilistische keuzes maakten het voor het oog mogelijk om genietend, maar weinig lezend, over het oppervlak te glijden. Dat risico is nog groter bij de bombastisch gemanipuleerde Jack Freak Pictures, die soms nadrukkelijk alle speeltjes lijken uit te proberen, van webcam tot gedigitaliseerde beeldmanipulatie.

Als hun houding ons een parodie lijkt, dan is dat vooral omdat wij de taal van de dagelijkse wereld niet meer spreken

Maar de angels zitten in de details. Banale onderwerpen zijn bewust gekozen, als provocatie van de elitaire kunstwereld en in een poging om een inclusief beeld van de wereld te scheppen, waarin niets te min is om tot kunst te worden verheven. Ieder detail is gekozen om een goede reden. Zo nu en dan stokt het oog bij een doek dat de schijnbare gladde oppervlakkigheid doorbreekt. In werken als Forward (2008), Street Party (2008), Down Among The Dustbins (2008) en vooral het indrukwekkende Of The Cloth (2008) zijn de maatpakken van de twee heren bekleed met het rijke borduursel van de toga’s, hangmedaillons en wandtapijten waarmee doorgaans vorsten en clerici getooid zijn. De reproductie van het stiksel is zo sensueel, dat het lijkt alsof het in reliëf over de feitelijke doeken heen is geplakt. Maar dat is een vlakke illusie. In die momenten van hapering valt des te sterker de nadrukkelijke geliktheid van vele andere werken op. En het is moeilijk om daarin niet opnieuw een sneer naar de dominante kunstcircuits te zien, waar gladde reputaties, een snel-kijken-en-dan-klaar-houding en mediagenieke evenementen nog steeds effect sorteren. Het zijn dergelijke illusies van nationale en culturele grandeur die in de Jack Freak Pictures tegen het licht worden gehouden. Het daaruit resulterende lichtspel is toepasselijk grotesk, de barokke kitsch van een wereld die met wellustige gretigheid haar eigen menselijkheid voorbij is gehold.

De tentoonstelling Gilbert & George, Jack Freak Pictures loopt nog tot 23 januari 2011 in het Paleis voor Schone Kunsten (BOZAR).

Christophe Van Eecke is filosoof, freelance publicist en auteur van Only Connect (Breda, 2011).