De inwendige tropen

Door Yves Petry, op Tue Jan 15 2013 21:09:53 GMT+0000

Meer dan twee jaar daarvoor was ze hem voor het eerst opgevallen. Ze kon toen niet ouder zijn geweest dan elf of twaalf jaar. Nog letterlijk een kind. Een heel mooi kind weliswaar, dat zich, te oordelen naar haar kleren en de verzorgde weelde van haar lange roestkleurige krullen, daar ook bewust van was, maar niettemin nog een meisje waarvan het figuur behalve in haar gezicht maar heel weinig ronding te zien gaf.

Hij was haar op straat tegengekomen. Ze kwam zijn richting uit, liep hem voorbij, had hem daarbij amper aangekeken en toch had haar zijdelingse en wellicht geheel onverschillige blik hem de adem afgesneden. Die kroon van dansend vuur op zijn middenrif en de benen van glas waarop hij verder strompelde, waren dat nu symptomen van wat ze bedoelden met de uitdrukking ‘liefde op het eerste gezicht’? Op zich had hij daar helemaal geen bezwaar tegen, het was intussen zelfs de hoogste tijd geworden dat hij eindelijk eens als een normale jongen verliefd werd, zoals sommige klasgenoten hem al herhaaldelijk hadden voorgehouden. De vraag was: moest hij nu uitgerekend verliefd worden op een meisje dat praktisch geen borsten had en mogelijk nog niet eens menstrueerde?

Ze woonden in dezelfde buurt, maar als hij haar ooit al eens had gezien, dan was hem daarvan niets bijgebleven.

Het gevoel dat hem overviel, deed denken aan een plotse hunkering naar chocola, maar dan oneindig veel feller dan chocolade of de gedachte eraan ooit in hem had opgewekt. Bij zijn weten was het nooit eerder gebeurd dat iemand hem zonder dat er een woord aan te pas was gekomen een buikpijn had bezorgd die nog uren aanhield. Een overrompelend begin, dat zeker, maar waarvan?

Een andere keer zag hij haar lopen in het gezelschap van een vriendinnetje. Een onbeduidend, sprietig geval waarmee ze in een geanimeerd gesprek was verwikkeld. Hij hoopte vagelijk maar wist eigenlijk wel zeker dat het niet over hem ging. Tot hiertoe was nog nergens uit gebleken dat hij op wat voor manier ook haar aandacht had getrokken. Hij was, zeker met dat vriendinnetje erbij, vastbesloten niet te laten merken dat de zaken in de omgekeerde richting heel anders lagen.

Plots barstte het tweetal uit in gegiechel, plooiend, wankelend van de pret. Het onbekende kind schaterde onbekommerd, argeloos, uitgelaten – een onschuldig akoestisch spasme, vlinderlicht, dat precies het weinige weergaf dat viel weer te geven, haar vrolijke hoofdje en verder niets. Een nogal onnozel geluid al met al. Maar de parelende melodie die uit de keel kwam van het meisje A, was omfloerst door een soort ruis waarin hij de totaliteit van haar lichaam hoorde, de vele verborgen vouwen, de compacte volheid binnenin. Een hese, zelfs wat vulgaire maar onthullende klank uit een lager register. Een zweem van reserve, een hint, een zinspeling op bijgedachten of ervaringen waar de ander niets van wist. Een onzuiverheid die zijn oor trof als iets wat veel waarachtiger was dan de heldere tonen van haar lach. Dat ze bovendien geheel onverwacht haar gezicht naar hem toe keerde en hem al giechelend recht in de ogen keek, deed hem bijna flauwvallen van schrik en verrukking. In opperste paniek maakte hij zich uit de voeten en het kostte hem nog dagen om enigszins te bekomen van zijn amoureuze fata morgana, de duizelingwekkende idee dat in deze nog zo kinderlijke gestalte een volledig gevormde vrouw op hem lag te wachten.

Hij was nog maar vijftien en beoefende de kunst van het masturberen nog niet zo lang maar wel al met veel overgave. Daarbij vermeed hij evenwel angstvallig om haar beeld voor zijn genot te gebruiken. Want zelfs als dat niet strafbaar was, dan was het in ieder geval toch ziekelijk. Hij was geen vieze ouwe vent die achter kinderen aanzat! Gelukkig stelde de realiteit zijn fantasie allerlei volwassener materiaal ter beschikking om zich op uit te leven: televisiepresentatrices, kunstschaatsters, meisjes uit zijn klas, bepaalde vriendinnen van zijn zus en zelfs een jonge lerares biologie, samengesteld uit volumes waarvan hij het prikkelende vermogen ten volle op zich mocht laten inwerken.

Hij begreep niet wat zijn lichaam van het meisje A kon verlangen. En als het niet zijn lichaam was, wat wilde dan zijn geest?

Het meest verregaande dat hij zichzelf toestond, was om voor de spiegel te gaan staan, heel langzaam zijn gezicht naar het spiegelglas toe te buigen, zich dan in te beelden dat zij het was die zijn lippen, klaar voor een kus, zag naderen, en zich de hunkering voor te stellen die dat eventueel bij haar kon oproepen. Niet zijn eigen hunkering probeerde hij te voelen, die kende hij al, maar de hare. Alleen, hoe kreeg je het voor elkaar dat zij die zelf ook zou voelen? En hoe kwam je ooit te weten of ze dat deed of niet? Door met haar aan de praat te raken, natuurlijk! Maar wat zeg je tegen een twaalfjarige?

De situatie was alles welbeschouwd uitzichtloos, en intens beschamend op de koop toe. Hij zou er met niemand over hebben durven praten.

Na enkele maanden begon hij het als zijn droeve plicht te zien haar uit zijn hoofd te zetten. Als hij het huis verliet, maakte hij indien nodig een omweg, liever dan in de richting van haar straat te lopen. Die straat zelf verklaarde hij tot strikt verboden terrein. Omdat hij eerder al had achterhaald waar en wanneer de bus stopte die haar van school bracht, kon hij deze kennis, oorspronkelijk aangewend om zo vaak mogelijk haar pad te kruisen, nu ook gebruiken met precies het tegenovergestelde oogmerk. Hij had ontdekt dat ze lid was van een zwemclub, wist in welke groep ze zat en wanneer ze ging trainen. Het kostte aanvankelijk moeite en deed hem werkelijk pijn zichzelf ertoe te dwingen om op die momenten niet langer te gaan rondhangen bij het zwembadgebouw.

Maar het resultaat liet gelukkig niet al te lang op zich wachten.

Jong, vloeibaar en veranderlijk als hij nog was, was hij een half jaar later al bijna vergeten dat hij een ontmoeting met haar uit de weg probeerde te gaan.  Ze verdween gewoon, eerst uit het straatbeeld en daarna schijnbaar volledig uit zijn geheugen.

Ik had het niet eens over haar moeten hebben als ze op een gegeven moment niet opnieuw, in zijn bestaan was opgedoken.

Dat gebeurde net zo onverhoeds en toevallig als de eerste keer, op straat, vlakbij zijn huis.

Er was intussen wel wat veranderd. Hij had zijn volwassen lengte bereikt en zijn adamsappel had definitief een vooruitgeschoven positie ingenomen. Ook het meisje A was in alle richtingen gegroeid en haar nieuwe maten stemden tot hamerende vreugde van zijn bloed overeen met die van een of ander ingeprent of aangeboren maar in elk geval springlevend ideaal. De kuiten waren niet te dun, de borsten zeker niet te licht, de heupen niet te breed, de schouders mooi recht en de buik aantrekkelijk vlak zoals op een magnifieke voorjaarsdag door haar strakke zwarte pullover heen viel waar te nemen. De vogels brachten een doordringende partituur waarvan gespierde flarden hem regelrecht uit het hart leken te zijn gegrepen. De Japanse kerselaren stonden in bloei. Tussen hen in lag de straat - een brede laan van uitbundig zonlicht dat het was van zijn gewrichten deed smelten.

Hoe had hij haar ooit kunnen vergeten?

Haar gezicht, weliswaar magerder en langer geworden, had niets aan toverkracht ingeboet. De lippen waren misschien wat aan de dunne kant, maar de fijne streepjes die zo makkelijk naast de mondhoeken verschenen, vond hij nog even aanbiddelijk als twee jaar daarvoor.

Haar korte, grijze, flannellen schooluniformrok volgde het ritme van haar pas, die ietwat vertraagde - naar hij meende of hoopte - alsof dit ook voor haar een ontmoeting was die ze probeerde te rekken.

Keek ze hem aan? Ja, ze keek hem aan. En hij keek weg. Toen hij opnieuw in haar richting keek, was zij het die de ogen afwendde. Hij deed hetzelfde en dacht enkele tellen later haar blik weer op hem te voelen rusten. Toen hij terug keek, kon hij haar ogen nog net zien wegflitsen.

En plots wist hij helemaal niet meer hoe of waarheen te kijken.

De naaktheid van haar nog winters bleke benen was ineens ondraaglijk tastbaar geworden. Het gemarmerd roze van hun doorbloeding bezorgde hem oorsuizingen van begeerte, deed hem knarsetanden van het gekmakende verlangen om langs de gladde wand van haar dij omhoog te klauteren tot bij het feestmaal onder haar rok, om haar slipje vol haar en heuvel op te peuzelen en zich gulzig te wentelen in het tropische inwendige van haar maagdenvlees.

Hier ter plekke, nu direct!

Was het mogelijk om verslaafd te zijn aan een substantie waar je nog nooit van had geproefd?

Yves Petry is schrijver. Voor De maagd Marino kreeg hij in 2011 de Libris Literatuur Prijs.