De gespierde verlichting van Bart De Wever

Door Arne De Winde, op Sun May 29 2016 11:20:37 GMT+0000

Op zaterdag 9 april gaf Bart De Wever, burgemeester van Antwerpen en voorzitter van N-VA, een interview aan Het Nieuwsblad waaruit bleek dat de verlichting helemaal niet op haar einde loopt. Ze blijkt juist ons eerste wapen in een heilige oorlog met alle kwade krachten die onze goede samenleving vandaag bedreigen. Alleen, over welke verlichting heeft De Wever het precies? Een kritische herlezing. Neem ook het artikel zelf erbij (pdf).

  1. Deze ondertitel liegt er niet om: dit is geen interview, maar een appel, een oproep aan ‘ons’ – wie dat in- of exclusieve ‘wij’ ook moge zijn. Een man met een missie wil hier iets. En wel voor ons eigen goed, of preciezer: voor ons overleven. In het aanschijn van de nakende apocalyps rest ons niets anders dan te vechten tot de laatste snik. Hij wil dat we vechten, meer vechten – om niet als slapjanussen ten onder te gaan. Niets minder dan onze verworven waarden en vrijheden staan op het spel.
  2. Een doembeeld wordt geëvoceerd als een alarm: ‘We zijn in oorlog!’ Deze martiale logica gaat noodzakelijkerwijs gepaard met een radicale tweedeling tussen vriend en vijand, tussen een ‘wij’ (hier geïdentificeerd als ‘Vlamingen’) en een ‘zij’ of zelfs een ‘het’, wat ons in al zijn onvatbaarheid nog meer moet verontrusten. In zulke oorlogssituaties op leven en dood zijn er geen tussenwegen of -posities: we moeten kant kiezen. Tegenover het weerloze ‘wij’ staat ‘hij’, een leider-ziener die roept in de woestenij, die ons aanmaant te volharden. Willen willen, daar gaat het om. Zoals die fameuze Romeinse soldaat die Oswald Spengler zo verheerlijkte: zijn skelet werd gevonden op zijn wachtpost in Pompeï. Ook al barst de Vesuvius uit en is alle hoop vervlogen, blijven staan zullen we. Blijven staan moeten we.
  3. De samenleving wordt doortrokken door een ‘zuivere scheidingslijn’: die tussen verlichting en anti-verlichting. Het is een eenduidige grens die samenvalt met die tussen Goed en Kwaad. Wie zo zijn bedenkingen heeft bij de traditie van de achttiende-eeuwse verlichting en haar doorwerking, of wie zich afvraagt over welke verlichting het hier precies gaat, en met welke waarden dan precies, schaart zich de facto bij de vijand, is een aanhanger van het terrorisme. Wie de tussenweg zoekt, vindt dus de afgrond. Laten we toch niet vergeten dat de verlichting vele scholen en vele tradities kent, die soms diametraal tegenover elkaar staan. Niet in het minst als het om religie of democratie ging, waren verlichte geesten als Kant, Hume, Rousseau, Paine, de Condorcet … hoogst verdeeld. De verlichting was heel veel, maar zeker geen passe-partout.
  4. Terroristen zijn blijkbaar het product van een pamperende verzorgingsstaat die burgers met louter rechten en geen plichten alles gratis en voor niets in de schoot geworpen heeft: werk, huis, identiteitsbewijs. Het summum van onze verlichting is dus niet enkel het sluiten van onze grenzen, maar ook de afbouw van onze welvaartsstaat. Dat is de enige logische conclusie die onze verlichte Rede uit deze probleemanalyse kan trekken. De ware Vlaamse verlichting heeft geen keuze: doe het licht uit!
  5. Verder is onze cultuur duidelijk ook gevormd door onder meer de romantiek, die uitgaat van een ‘eigen’ (in plaats van een universele) authentieke cultuur met een overeenkomstig waardenstelsel en gemeenschapsideaal. Hoe moeten we anders alle (volks)nationalistische sentimenten in Vlaanderen verklaren, zoals die ook tot uiting komen in het flamingantisme? Een vaak geciteerde geestesvader van Bart De Wever, de conservatieve denker Edmund Burke, behoort zeker tot deze strekking. Meer zelfs, hij gold als een notoir anti-verlichtingsdenker. De vraag is dus: wat is precies ‘die richting’ waarin De Wever wil verdergaan? Die van de romantiek? Of dan toch die van de verlichting? Of mixt hij die allebei maar wat in een postmoderne potpourri? Of is het, zoals Ico Maly argumenteert, kenmerkend voor het N-VA-discours om naargelang de context te switchen tussen deze verschillende logica’s?
  6. Dat vele filosofen na Wereldoorlog II en de Holocaust (denk maar aan Horkheimer en Adorno) erop wezen dat de ‘richting’ van de verlichting er niet zomaar een van lineaire vooruitgang is, maar wel een dialectisch proces waarin rationalisme onverhoeds kan omslaan in irrationalisme, kan Bart De Wever als filosofisch geschoold historicus toch niet ontgaan zijn? Daarnaast is het goed om te weten dat debatten over gelijkheid tussen man en vrouw en over homorechten bij ons niet meer gevoerd hoeven te worden. Zo zal je in onze cultuur niemand nog een probleem horen maken van holebi’s met een regenboog-T-shirt achter een publiek loket. Ook de vrijheid van religieuze symbolen, zoals een hoofddoek voor moslima’s op school of in stedelijke dienst, is bij ons een algemeen aanvaarde blijk van onze vrouwvriendelijke verlichting.
  7. Opvallend hoe ‘de tegenstanders van de verlichting’ doorheen het gesprek met steeds meer worden. Eerst waren het maar een paar terroristen, nu zijn het al zowat alle allochtonen van de derde generatie. Kunnen uitmaken of iemand al dan niet aan de kant van de verlichting staat, druist misschien wel in tegen de ‘kern’ van de verlichting, zoals die benoemd werd door de beide denkers die zich waagden aan de (onbeantwoordbare) vraag: ‘Was ist Aufklärung?’ Immanuel Kant en Michel Foucault argumenteerden dat ‘verlichting’ niet slaat op een vast waardenstelsel, maar veeleer op een permanent proces van kritiek. Verlichting is in de eerste plaats een attitude, een houding die inderdaad moed vergt: ‘Habe Mut, dich deines EIGENEN Verstandes zu bedienen!’ Het is de moed om zelf een oordeel te vellen, wars van elke autoriteit die over je schouder komt meeloeren en zegt wat jij moet denken. Het is de moed om de dingen te bevragen, en niet in het minst zichzelf. In die zin begint elke verdediging van de verlichting met de erkenning van haar onafgesloten (en onafsluitbare) proceskarakter, en dus niet met het bestendigen van vast gebetonneerde waarden en waarheden. En trouwens, wat zijn nu precies die waarheden of waarden waar hier telkens op gehamerd wordt?
  8. Ook Reagan stelde zijn bevolking voor de compromisloze keuze: het gevecht of de overgave. Dat die overgave alleen maar totaal kan zijn, wordt verzinnebeeld door het mythische motief van ‘duizend jaar duisternis’. Alsof er geen schemer bestaat, verengt De Wever – net zoals Churchill en Reagan – de wereld tot een bipolair universum à la Tolkien, verscheurd tussen licht (Goed) en duisternis (Kwaad). Wat Reagan, Churchill en De Wever verder delen (en zelfs met hun totalitaire tegenhangers), is de zenuwslopende angst om van binnenuit verzwakt te worden. Overal zien ze ‘the malignancy in our midst’(Churchill), prototypisch belichaamd door ‘linkse milieus’ met hun softe knuffelpolitiek. Er wordt met andere woorden een vlijmscherpe scheidingslijn getrokken tussen vriend en vijand, terwijl die lijn toch permanent overschreden dreigt te worden. Iedereen kan een potentiële vijand zijn of worden, daarom is het gerechtvaardigd om voortdurend uitzonderlijke maatregelen te nemen. Want voortdurend kan de duisternis ons op de nek vallen.
  9. Als Bart De Wever zich continu beroept op de onaantastbare principes van de verlichting, is een daarvan wellicht ‘gelijkheid’. Retorisch gezien is dan opvallend dat deze uitspraak over ‘racisme en uitsluiting’ gevolgd wordt door een ‘maar’.
  10. Zoals het woord ‘vervangt’ al expliciet aangaf, suggereert het aanhalen van voorbeelden een zekere, al te vaag blijvende parallellie of inwisselbaarheid: nazisme = communisme = moslimextremisme. Dat Churchill (die niet toevallig ook door Reagan uitvoerig geciteerd wordt) een kanjer was in het bezweren van ultimatieve situaties en daarbij eveneens teruggreep naar de tropologie van licht en duisternis, illustreren de volgende verzen, die hij op 18 juni 1940 aan het House of Commons richtte:“Upon this battle depends the survival of Christian civilisation. [...] If we can stand up to him [Hitler], all Europe may be freed, and the life of the world may move forward into broad and sunlit uplands. But if we fail, the whole world [...] and all that we have known and cared for, will sink into the abyss of a new Dark Age.”
  11. Lazen we eerder in de analyse van De Wever niet ‘dat er onze maatschappij niks te verwijten valt’? Of is het zo dat onze maatschappij sinds de jongste verkiezingen plots zoveel meer verlicht is geworden dan onder voorgaande regeringen? Openheid is dan blijkbaar toch geen verlichtingswaarde?
  12. Zoals de metafoor van het ‘plooien’ al aangaf, is de ware verlichte staatsman hij die kraakt, maar niet bezwijkt. Hij (sowieso ‘hij’, het gaat nu eenmaal om een masculien hardheidsideaal) is diegene die aan het front blijft staan als alle anderen het al (zouden) hebben ontvlucht. Hij is een ‘martyr of history’ (Reagan), die weet dat de onvermijdelijke nederlagen en het onafwendbare duister slechts obstakels zijn op het lichtend pad van de vooruitgang. Het blijft zeer de vraag welk licht, welk pad en welke vooruitgang hier precies bedoeld worden.

Arne De Winde is literatuur- en cultuurwetenschapper. Hij is postdoctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen en docent aan PXL-MAD (Hasselt), plus redactielid vanrekto:verso.