De eer van de natie?

Door Wouter Hillaert, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Geen Vlaming of Nederlander die de grens oversteekt, of hij komt terug met de indruk dat het theater aan weerskanten uiteendrijft. Over het aantal Vlaamse voorstellingen in Nederland bestaan er cijfers, over de verschillen in cultuurbeleid is er gedegen onderzoek. Maar over de artistieke kant van dat aangevoelde verschil leven alleen clichés. Reden genoeg voor Simon van den Berg, recensent voor Het Parool, en zijn Vlaamse collega Wouter Hillaert van De Morgen om eens dieper op die kwestie door te gaan. Elke maand sturen ze elkaar naar een nieuwe Vlaamse of Nederlandse voorstelling, en kruisen ze daarover de pennen. Niet alleen in rekto:verso, maar ook in het Nederlandse theatervakblad Theatermaker. Allemaal ter eer en glorie van beide naties en vorstenhuizen... Lees deel 1 uit rekto:verso 32 hier.

I.

Beste Wouter,

Het was smullen de afgelopen weken. Als nieuwbakken waarnemer van de Nederlands-Belgische verhoudingen vormde de reddingsoperatie/afbraakoefening van Fortis gefundenes Fressen. Het begon zo mooi, met nobele samenwerking op Benelux-niveau, maar een week later waren de Hollanders alweer de handige en arrogante zakenlui en de Belgen bleven achter als de argwanende underdog, overtuigd van kwade opzet van de tegenpartij.

Drie observaties in dit kleine economische blokje als je me even verontschuldigt. Ten eerste: zowel in Vlaanderen als in Nederland werden persoonlijke motieven toegeschreven aan de beslissing van minister van Financiën Wouter Bos om Fortis-Nederland op te kopen. Vlamingen denken dat het wraak was voor het opkopen door Fortis van Nêerlands trots ABN Amro, Nederlanders noemen het het herstellen van de fout om ABN Amro niet te redden toen hij de kans had. Irrationaliteit versus rationaliteit, daar moeten we nog op terugkomen.

Ten tweede hoorde ik in een journaal een Belg op straat zeggen dat hij niet zoveel moeite had met het verlies van Fortis: 'Frieten, mosselen en bier: dat is typisch Belgisch', zei hij: 'Een bank is alleen maar geld.' Een Nederlander had het niet over z'n lippen gekregen. Economie is voor ons essentieel, cultuur is bijzaak, voor jullie is het blijkbaar precies andersom. Ten slotte: de economische crisis toont wel weer aan hoe vooruitstrevend het Nederlandse theater eigenlijk is: wij hadden twee jaar geleden al crisis!

En dit alles terwijl ik in diezelfde week zo'n mooi staaltje NederVlaamse samenwerking zag in de voorstelling We hebben een/het boek (niet) gelezen, een samenwerking van zes acteurs (o.a. Matthias de Koning, Damiaan De Schrijver en Peter Van den Eede) uit evenzovele groepen. Samen lazen ze De Toverberg van Thomas Mann (of niet) en maakten ze een voorstelling die Vlaamse fantasie, serieuze ironie, Nederlandse helderheid en politieke stellingname in zich verenigde.

Maar binnen de behoorlijk briljante, semi-chaotische samenspraken over het verschil tussen 'möchten' en 'wöllen' en de ideologie achter Manns eindeloze beschrijvingen van een kameelharen deken viel me wel op dat de voornaamste bron van gemeenschappelijkheid op de vloer gevonden leek te worden in het feit dat zowel Nederlanders als Belgen in de eerste plaats géén Duitsers zijn.

Ik wilde het met je hebben over het katholicisme, maar dat blijkt een weerbarstig onderwerp voor me. Ik veronderstel dat je deels gelijk hebt als je zegt dat het voor Nederlanders een vast interpretatiekader is voor Vlaamse voorstellingen, maar onderschat zelf niet hoezeer de moederkerk nog van invloed is op het Vlaamse theater.

Ter verduidelijking nog even terug naar Tourniquet van Abattoir Fermé. Was dat een voorstelling waarbij je een katholieke interpretatie verbazend vond? Je schreef dat Nederlanders dat niet goed vonden omdat het te serieus was. Ik denk echter dat wat we vooral andere dingen niet goed vonden aan Tourniquet: de holle symboliek (Een hakenkruis om het kwaad aan te duiden? Kom op zeg!), de hypocrisie (in het tonen van de esthetiek van de horror) en het nogal botte moralisme. Precies de drie dingen die Nederlanders onaangenaam vinden aan het katholicisme.

Als Nederlanders moraliserend zijn, doen ze dat liever prekend: we proberen als het waren de ideologie rationeel de presenteren. Dat zie ik bijvoorbeeld in de voorstellingen van Eric de Vroedt —zelfverklaard moralist — die boekenkasten vol achtergrondinformatie gebruikt om zijn boodschap over de wereld te schragen. Ik zie dat als calvinistisch: de dogma's worden in de hervormde kerk niet van ver weg opgelegd, en ze staan daardoor sneller ter discussie.

Ik denk overigens dat België de afgelopen jaren katholieker is dan Nederland calvinistisch. Nederlanders hebben zich de laatste tien jaren massaal bekeerd tot het hedonisme. Dat verzacht de tegenstelling tussen katholiek en protestant die in Nederland lange tijd zeer scherp was, misschien te vergelijken met de heftigheid van de taalstrijd in België. Vergeet niet dat, voordat we allochtonen hadden, de katholieken de bespotte minderheid waren, speciaal voor intellectuelen. Het is fascinerend om parallellen te zien tussen huidige politieke discussie en de jaren '50, toen bijvoorbeeld gesteld werd dat katholieken geen goede vaderlanders zouden kunnen zijn omdat hun trouw aan Rome zou botsen met hun liefde voor Nederland.

Zie jij de invloed van het calvinisme nog sterk terug in het Nederlandse theater? En weet jij hoe het kan dat vorig seizoen twee voorstellingen vol expliciete religieuze soul-searching — Winterverblijf van Lotte van den Berg en Kamp Jezus van Wunderbaum — nu juist gemaakt werden door jonge theatermakers die actief heen en weer pendelen tussen Nederland en Vlaanderen?

Een laatste punt nog. Naar aanleiding van Venizke viel me iets op. In Vlaanderen is het mixen van verschillende soorten kunstenaars op het toneel een populair model. Dansers, acteurs, muzikanten; mensen van verschillende leeftijden, afkomst en uit diverse opleidingen, die allemaal hun eigen bagage meenemen, worden bij elkaar op het podium gezet in de hoop dat hun confrontatie onvoorziene mengvormen of op z'n minst interessante botsingen opleveren.

In een voorstelling als Venizke lijken ze niet verder te komen dan aan elkaar laten zien wat ze te bieden hebben, maar bij andere voorstellingen ontstaat er soms een synthese die merkwaardig en spannend is. Ik zag het bij Soeur Sourire, eerder in voorstellingen van Needcompany, hoorde over Global Anatomy. Het is verleidelijk om dit mixen als politieke metafoor te zien voor de ongelijksoortige delen van België, veroordeeld tot samenleven. En misschien nog wel groter: de kunst als ideologisch laboratorium voor de multiculturele samenleving.

Het verst hierin gaat het Toneelhuis, dat de filosofie van het verschil heeft doorgetrokken tot de groep makers die het huis besturen. De schouwburg als modelstad in het getroebleerde Antwerpen. Kunst als voorbeeld voor de samenleving. (Om deze metafoor door te drijven: een modelstad zonder vaste bewoners: de acteurs. Naar de beroemde suggestie van Brecht is hier het volk afgezet en wordt er keer op keer een nieuw gekozen.)

Op zoek naar Nederlandse equivalenten hiervoor kom ik dan ook uit bij de multiculturele theatergroepen. De Nieuw Amsterdam, Made in da Shade en Cosmic zetten op vergelijkbare wijze rappers, breakdancers, acteurs, televisiepresentatoren en allerlei ander volk bij elkaar op het podium. De twee laatstgenoemde groepen zijn onlangs gefuseerd tot MC. Ga eens kijken naar hun openingsvoorstelling Goal, wellicht levert die voorstelling interessante gedachten op over disciplinevermenging, hoge en lage cultuur en multiculturalisme.

Warme groet,

Simon

II.

Simon vriend,

Ja, die bankaffaires: ineens zijn er weer naties. Ineens plooit elk land zich terug op zijn eigen nationale erfpacht, en stoot men alles wat buitenlands is, af. Zo leven wij hier beneden plots weer in België, terwijl anderhalf jaar lang alleen de Vlaamse klok te horen viel. Anderhalf jaar lang moest de Belgische staat kost wat kost ontmanteld worden, maar nu plots ieders spaarcentjes in gevaar kwamen, vonden we het allemaal maar doodnormaal dat de nationale schatkist in de bres sprong. Vive la Belgique! Zelfs met de Rode Duivels gaat het sinds eeuwen weer goed. Laatst nog onverdiend met 1-2 verloren van Spanje: het lijkt wel weer de zeventiende eeuw. Je weet wel, die tijd dat onze Nederlanden scheurden tussen papen en calvinisten. Moeten we daar nog steeds de verklaringen gaan zoeken?

Laat ons opletten met dat historische natiedenken, Simon. Al vind ik je analyse verhelderend (op het verschil tussen katholicisme en calvinisme zou ik nog altijd buizen), ik vrees dat het katholieke kruis van het Vlaamse theater veeleer op jouw Nederlandse bril kleeft dan in het Vlaamse theater zelf ligt. Ik zag daarnet nog Radicale Verliezers (een Belgisch, want Vlaams-Franstalige performance van de KVS), waarin Raven Ruëll de taboeplek van de dood in onze moderne maatschappij bevraagt, en op geen enkel moment herkende ik daar iets kerkelijks in. Veel ritueels en irrationeels wel, maar dan veeleer à la Grotowski. De dood als een laatste kramp van het lijf: precies de realiteit die de godsdienst ons ontnomen heeft.

Omgekeerd was dé voorstelling van de laatste weken, They Eat People van Union Suspecte en Abattoir Fermé, op een haar na Eric de Vroedt. Weg alle dubbele theatrale beelding van beide collectieven, voor alleen maar eenduidige politieke analyse van een steeds minder fictief Vlaanderen waarin spindoctors hun lege kandidaten opblazen tot een ballon, voor een campagnestrijd in een mediatiek tweepartijenstelstel à la Amerika. Heel beredeneerd en doorgepraat moralisme in een politiek incorrecte verpakking: het kan ook hier.

Historisch-nationaal-religieuze verklaringen voldoen maar half. Als iets onze landen bindt, is dat ze juist bitter weinig bogen op hun cultureel erfgoed. Of wanneer zag jij nog eens een productie naar een volkseigen klassieker? Eline Vere van het Nationaal Toneel, meer kan ik niet bedenken. We zijn inderdaad vooral niet Duits, noch Frans, noch Brits. Daar kijkt het theater naar gisteren om morgen te denken. Onze makers, toch zeker die in Vlaanderen, kriebelen vaak snel snel iets voor vandaag.

Want spelen dan ook de Rode Duivels katholiek, terwijl Oranje veeleer calvinistisch voetbalt? Nee, er is maar één verklaring voor het niveauverschil tussen onze beide nationale teams: jullie kennen een beter sportbeleid. Zo geloof ik dat we het ook voor theater eens over die beleidsboeg moeten werpen. Heten de grootste regisseurs van de mogelijke artistieke verschillen tussen Noord en Zuid niet gewoon Plasterk en Anciaux?

Hier zijn we er nog altijd niet over uit of we nu achterlopen op het nieuwe Nederlandse (toegegeven, heel rationalistische) ruimtelijke verkavelingsplan voor theater, dan wel of we vooral het Vlaamse koterijsysteem moeten blijven handhaven: iedereen blijft naar eigen autonome inspiratie maar kleine constructietjes bijbouwen, tot een grote lintbebouwing langs de weg naar de cultuurcentra in de provincie. Ikzelf werd in elk geval licht jaloers op jullie Plasterk die een derde gezelschappen simpelweg sloopte. (Maar toch niet d'Electrique? Artistiek leider Ko van den Bosch, met zijn muzikale punkattitude een halve Vlaming, moeten we dringend hier een onderkomen bezorgen.) Ik vrees dat die rigoureuze schrapping zich straks ook in Vlaanderen opdringt. Zelfs de meest fervente 'Laat duizend bloemen bloeien'-aanhangers raken er stilaan van overtuigd: de overproductie werkt nefast.

Maar laten we het over het werk op de vloer hebben. Het cultuurbeleid lijkt me alvast de voornaamste verklaring voor de overdaad aan artistieke zelfbeschouwing die ik tijdens dit exploderende seizoensbegin op de Vlaamse podia zag. Dat iedereen zijn vakantie zag verdampen aan zijn subsidiedossier voor de komende twee of vier jaar, heeft de scène mee besmet. Je zag het zelf in Venizke, en eigenlijk ook in het inderdaad fantastische We hebben een/het boek (niet) gelezen: opvallend veel makers hebben het vandaag over maken, over de kunst en wat die wel of niet moet zijn, over de eigen twijfels als artiest, over zichzelf. Het lijkt allemaal droesem van de klare artistieke wijn die in dossiers geschonken is. Zeker zal ook mijn bril er voor iets tussen zitten, maar Benny Claessens vuurde zijn tirade tegen het theater in Venizke ook al af in zijn eigen Collateral Damage met Eisbär, terwijl Lazarus en Olympique Dramatique Kunst@werk en Kunstminnende Heeren maakten. Antigone en Het Gevolg hadden het over tanende variétéartiesten, Campo over de onaangepaste ideeën van beeldend kunstenaar René Heyvaert. De Roovers ten slotte verdedigden door de mond van de Sade de onuitroeibare verzetsnood van de eeuwige kunstenaar in Quills. Lang niet slecht allemaal, maar er spreekt in vogelperspectief zo'n zelfgericht salonsfeertje uit. Creativiteit en artistieke bevlogenheid zijn geen vertaalmiddel meer, maar lijken het doel op zich geworden. Metamaaksels maken de tendens uit.

Kan het ermee te maken hebben dat het Vlaamse beleid de autonomie van de kunstenaar altijd meer gehonoreerd heeft dan —naar mijn aanvoelen — het Nederlandse? Hoezeer Anciaux zijn hele beleidsperiode ook in het teken heeft gesteld van participatie, diversiteit en maatschappelijke relevantie, van het Nederlandse beleid heb ik een (nog) veel instrumenteler beeld. Rationalisering, meetkunde, cultuurmanagement. Wat denk jij, Simon? Is Plasterk in enige mate de grote regisseur van wat je op scène ziet?

Wat je aanduidde over de grote diversiteit van acteurs en medemakers in Vlaanderen, is trouwens heel juist en past ook mooi in dit plaatje. Campo, het vroegere Victoria, gaat daarin vele andere productiekernen voor: het zijn vaak de vrij toevallig bijeengebrachte (maar bewust op hun verschil gekozen) acteurs en kunstenaars die het eindproduct bepalen, veeleer dan het inhoudelijke uitgangspunt van de regisseur. Voorstellingen gaan dan soms snel hun 'autonome' repetitieproces weerspiegelen, in plaats van de wereld erbuiten. Koterijfilosofie is het. Ze blijft in Vlaanderen bestaan ondanks, maar misschien ook net dankzij Anciaux' genereuze verdeelpolitiek van 'Laat tenminste vijfhonderd bloemen bloeien'.

Wouter

Oh ja, in lijn met de nationale oprispingen van onze regeringen raakte ik de laatste maand niet de grens over voor het bordje multiculti dat je voorstelde. Als jij naar They Eat People komt kijken, pik ik bij jullie graag wat urban mee. Die strekking kennen we hier amper.

III.

Beste Wouter,

In je vorige brief wijs je op het gevaar van grote verhalen. Je vraagt je af of de verschillen tussen Nederland en Vlaanderen niet beter verklaard kunnen worden door recente beleidskeuzes. Ik begrijp eerlijk gezegd die tegenstelling niet zo goed. Beleidskeuzes komen toch voort uit ideologieën? Achter de constatering dat het Nederlandse sportbeleid beter is, ligt de vraag wat daarvan de oorzaak is. Ik denk dat ideologieën gedurende lange tijd worden opgebouwd, door elites en burgerij worden doorgegeven en generaties lang kunnen inslijten. Je hoeft niet terug te vallen op een begrip als 'volksaard' om te zien dat in De Volkskrant of De Telegraaf meer aandacht is voor sport en economie en in De Morgen of De Standaard het accent iets meer ligt op cultuur en religie.

Dus laten we het over cultuurbeleid hebben, maar laten we niet uit het oog verliezen welke gedachtes eraan ten grondslag liggen. Als eerste moet ik even een paar dingen rechtzetten die je schrijft over onze recente subsidiestress. Het was niet Plasterk die zo rigoureus het mes zette in de kleine groepjes, dat was het nieuwe Nederlands Fonds voor Podiumkunsten, dat de ondersteuning van alle kleinere gezelschappen heeft overgenomen van het Ministerie van OCW. Daarnaast hoef je je geen zorgen te maken over Ko van den Bosch. Hij heeft d'Electrique verlaten, en de overgebleven elektriciens deden een aanvraag zonder hem (die dus kansloos was). Je zult voor zijn werk wel wat verder moeten reizen, want hij gaat met zijn vrouw Ola Mafaalani mee naar Groningen.

Zoals je terecht constateert, is het tijdperk van duizend bloeiende bloemen hier voortvarend afgesloten. Hoewel ik goed begrijp dat het voor de afgewezen makers verschrikkelijk is, ben ik eigenlijk erg blij met de hele operatie. Ga maar na: er komen spannende nieuwe artistiek leiders in Groningen, Leeuwarden, Arnhem en Maastricht, nieuwe groepen voor Lotte van den Berg, Boukje Schweigman en Jakop Ahlbom, en groepen krijgen nu over het algemeen wat ze hebben gevraagd; voorwaar, dat biedt toch perspectieven.

Eén ding wat vooralsnog echter niet verandert, is de vierjarige beleidscyclus waar iedereen in gevangen zit. Het is natuurlijk niet te bewijzen, maar ik ben ervan overtuigd dat ons vierjarige subsidieritme een sterke invloed heeft op het artistieke werk, als de atoomklok waar alle artistieke uurwerkjes gelijk op worden gezet. Dat werkt ongeveer zo: het eerste jaar moet een nieuw gezelschap of een vernieuwde artistieke kern zijn kunnen laten zien en daaruit volgen vaak hoogdravende experimenten, moeizame samenwerkingsverbanden en opstartproblemen. Het tweede jaar is het apparaat naar de hand gezet en is er de rust om groot werk te maken. Het derde jaar is vaak het peiljaar voor de subsidiënten en worden met risicoloos werk de publieksaantallen opgeschroefd. Het vierde jaar is meestal een verloren jaar: iedereen is bezig met nota's lezen, plannen schrijven, beoordelingen afwachten en vervolgens aanvechten. Het theatermaken verloopt dan op automatische piloot en er gebeurt weinig opzienbarends.

Of jullie nu vóór of achter lopen —die zelfreflectieve periode van het Vlaamse toneel die je beschrijft herken ik wel van een paar jaar geleden —, ik denk dat de ingrijpende stelselwijziging die wij hier nu aan het afronden zijn verplicht studiemateriaal is. Jullie hebben nu de kans om goed te kijken wat werkt en wat niet. Op een punt zijn jullie ons echt vooruit: jullie hebben nu een paar jaar drie grote instituten —NTGent, KVS en Toneelhuis — waar artistieke grootmeesters de baas zijn over zowel zaal als gezelschap, bij ons wordt er veel over gepraat, maar we houden het voorlopig op stevige samenwerkingen tussen podia en groepen. Ik ben benieuwd in hoeverre die grote huizen jullie bevallen. Soms krijg ik de indruk dat vooral het Toneelhuis en de KVS zich meer gedragen als optelsom van kleine groepen en liever geen herkenbaar instituut willen zijn. Maar was dat wel de bedoeling? En krijgen die zalen wel genoeg bezoekers (vraag ik mij af met mijn Hollandse mentaliteit)?

Mijn conclusie zou toch zijn dat het verschil in beleid voortkomt uit een andere politieke legitimering van kunstsubsidies. Aan beide kanten van de grens wordt een ander antwoord gegeven op de vraag: wat levert kunst subsidiëren op? Bij ons gaat dat over — liefst meetbare — maatschappelijke opbrengsten, bij jullie over beschaving en het versterken van de Vlaamse identiteit.

Ik weet eigenlijk niet of ik met die laatste opmerking niet enorm op Vlaamse tenen ga staan: je stuurde me naar They Eat People van Union Suspecte en Abattoir Fermé en je noemde dat politiek incorrect. Maar waarom eigenlijk? Ik vond het bijzonder vermakelijk en scherp, deze Vlaamse variant op MightySociety. Een satire op het verkiezingsbedrijf met een spin doctor, een ideoloog en lege huls van een kandidaat. Met z'n drieën maken ze van de verkiezingen een tactisch gestuurd mediaspektakel.

Ik snapte heel veel niet (Wat is een kartel? Wie is Jean-Marie Dedecker? Wat betekent KifKif?), maar dat geeft niet, want ze maken me nieuwsgierig. Voor mij werkt het zoals Jon Stewart werkt voor Amerikaanse politiek: door de bril van het sarcasme wordt het strijdperk overzichtelijk. Het interessante vond ik eigenlijk dat ze geen enkele inhoudelijke uitspraak deden, alles gaat alleen om effect. Het enige programmapunt dat ze formuleren is de onafhankelijkheid van Vlaanderen. Is dat bij voorbaat al verdacht rechts?

Uit diezelfde hoek — in een interview met N-VA politicus Bart De Wever — las ik juist een opmerking die mij weer doet twijfelen aan de grote verhalen. Ook De Wever ziet verwijdering: 'Dat komt — hoe banaal dat ook klinkt — door de opkomst van de commerciële televisie in Vlaanderen. Televisiekijkend Vlaanderen was twintig jaar geleden nogal georiënteerd op Nederland. In mijn jeugd keek ik naar De Ted de Braak show en Ren je rot.'

Zo komen met historische verklaringen en banale gebeurtenissen langzaamaan de verschillen scherper in beeld. Maar zullen we ooit nader tot elkaar komen?

Wij spreken elkaar in het nieuwe jaar.

Tot dan,

Simon

P.S. Over de Rode Duivels weet ik het niet (waar zou ik die kunnen zien dan?), maar natúúrlijk speelt Oranje calvinistisch: het individuele genie dat ondergeschikt moet zijn aan 'het systeem'; het streven naar 'mooi voetbal' wat gelijk staat aan 'totaalvoetbal'; de afkeer van en moeite met strafschoppen. Wij denken dat we voetbal kunnen predestineren. Dat we het plan van God kunnen toepassen op het voetbalveld, zoals we dat ook hebben gedaan op ons lineaalrechte polderlandschap.

IV.

Ok Simon,

En nu terug aan het werk, op de podia. Genoeg beleid, leve de beleving! Ter afwisseling ben ik eens flink ondergedoken in jullie beweeglijke urban theatre: divers theater, zeg maar, van coole dj's en breakdancers, acteurs met dreads, een accentje hier en daar. Of dat wel theater is? In Goal, van het gefuseerde MC (Made in da Shade meets Cosmic Theater) pikte in elk geval de hele zaal zijn rolletje mee. Eigenlijk waren de street boys met hun caps op de eerste rij zelfs een stuk boeiender dan bijvoorbeeld de Hollands-blonde actrice met haar opzichtige decolleté op scène. Vergapen dat ze zich deden, en elkaar aanstoten, en het geheel becommentariëren als ging het om een voetbalmatch waarvan zij de spionkop waren.

Zo moet Brecht (daar ben ik weer) het theater ooit gedroomd hebben: als een concerthall waar iedereen zich thuis voelt. Je mag je dan wel beklagen, Simon, dat jullie subsidiebeleid enkel uit is op meetbare maatschappelijke opbrengst, maar in geen officieel Vlaams theater heb ik ooit uit vrije wil zoveel verschillende identiteiten zien samentroepen. Ik vond het wel iets hebben, zoveel onaangepaste betrokkenheid. Theater? Een battle van muziek en visuals met een verhaaltje rond!

Nee, veel stelde dat verhaaltje niet voor. Superspits Garra, zeg maar de Nederlandse Ronaldinho van Suriname, gaat op zijn kampioenenfeestje ten onder aan zijn achterdocht tegenover trainer, manager en vrouwelijk schoon. Othello meets Ruud Gullit. Een poging tot psychologisch drama in de clinch met clubdj All Star Fresh achter de draaitafel. Hybridisering, cross-over: al die hippe termen voor hedendaagse conceptuele performances leverden hier simpelweg een buikgevoel op. Ik heb vervelender theater geweten. Al had ik hier wel meer het gevoel van een strip. Schreeuwerige kleuren, snelle karakterwissels, schetsmatige figuren. Bijna soap.

Wat mij aan jullie interculturele theater opvalt, is iets heel dubbels. Op het eerste gezicht verhaalt het zich inhoudelijk veel minder op specifiek 'allochtone' thema's dan hier in Vlaanderen. Dat oude 'meerderheid versus minderheid'-denken lijkt totaal weggevallen. Niet toevallig kiest MC voor voetbal, het meest geïntegreerde speelveld van onze spektakelmaatschappij. Op het Breakin' Walls festival voor urban theatre hadden de mimers van Orange Guinea Pigs het in Into the Black Hole over de quarterlife crisis van zowat elke schoolverlater (volgens het programmablad dan toch).

Is het jullie veel langere integratiegeschiedenis? Het effect van een cultuurbeleid dat dit nieuwe mixtheater meer dan gunstig genegen is? Samenwerking tussen veelkleurige groepen en Nederlandse makers lijkt de standaard geworden. Heel typerend was dan ook het persbericht van Netwerk CS deze week: we heffen ons als kennisplatform voor diversiteit in de kunsten op, omdat de instituten er klaar voor zijn om dit thema zelf waar te maken. In Vlaanderen daarentegen verschuilen de meeste huizen zich nog steeds angstvallig achter hun 'artistieke autonomie' bij elke enthousiaste promotie van minister Anciaux om verder te interculturaliseren. Niet ons beleid bewaakt dus de Vlaamse identiteit, Simon, dat doet onwillekeurig de sector zelf.

Maar is die interculturele vanzelfsprekendheid ook in Nederland niet veel meer een proper uithangbord dan een doorleefde praktijk? Heel frappant in Goal vond ik het hoe van voetballer Garra de sterrenstatus ontmanteld werd (volgens de wetten van de westerse tragedie), terwijl dj All Star Fresh zichzelf (volgens de wetten van een veel kleurrijker hiphopcultuur) tot een hoge mythe mag scratchen in een flitsend stukje turntablism, twintigvoudig vermenigvuldigd op video. Eén geïntegreerde dramaturgie? Geen van zijn ingeschoven hits die geen gat sloeg in de vaart van de voorstelling. En omgekeerd. Het toont een urban theatre dat kost wat kost zijn legitimiteit wil/moet bewijzen als 'serieus theater', maar zijn eigen clashende vormen niet in harmonie krijgt. Zo naturel gebeurt het dan toch niet allemaal...

Misschien zie ik het allemaal wat te ernstig, maar dan zijn we in Vlaanderen, zonder professioneel urban theatre, een stuk beter af met Union Suspecte. Vermoedelijk zal je dat zelfs niet ontkennen: bij US primeert niet het mixidee, maar de inhoud van hun verhaal, waar de vormen dan uit volgen. Daarmee komen we toch weer op hetzelfde cliché uit. Divers theater in Vlaanderen is grappig genoeg toch erg Vlaams, vertrekkend van een min of meer complexe inhoud, terwijl urban theatre in Nederland vooral Nederlands blijkt in zijn gerichtheid op zijn publieke achterban. Union Suspecte uit zich de laatste tijd ook veel rauw-politieker, waar jullie subcultuurtheater veeleer feestelijk uitvalt. Ook bij de Orange Guinea Pigs zag ik vooral vorm en vondstjes. En opnieuw dat laaiend supporterspubliek vol kleurtjes (waar wij nog steeds van blijven dromen).

Wat mijn urban plonsbad me vooral geleerd heeft, is dat de eeuwige discussie over 'multicultureel theater' vooral gevoerd moet worden op artistieke gronden: weg van de etnisch-culturele roots van zijn makers en de mogelijke achterstelling van hun 'doelgroep', naar hoe dit theater nieuwe vormen van een algemeen stedelijke jongerencultuur weet te integreren: snel mediagebruik, flexibiliteit van beweging, gecontamineerde vocabulaire... Als het goed gedaan is, kan dat een veel breder, ook 'autochtoon' publiek weer aanhalen. Maar de inhoud moet wel voorop blijven staan, en daar mag wat mij betreft zelfs een overheid op selecteren. (Beschaving, inderdaad! Maar ook van onszelf, wel te verstaan). Het alternatief is divers theater als een verontschuldigend doekje voor wat er in de rest van onze sociaaleconomische toestand blijft bloeden. In welke mate heeft Pim Fortuyn (De Decker is een beetje zijn Vlaamse variant, trouwens) de Nederlandse promo voor urban theatre mee bepaald? Gaat het om een soort compensatiebeleid, of spelen er wel degelijk artistieke redenen voor subsidiëring? Ik krijg soms het gevoel dat er met oneigenlijke subsidiecriteria veeleer een sectortje naast de sector wordt gecreëerd, en het resultaat dus net omgekeerd aan de bedoelingen zal blijken.

Veel zinvoller (en sterker) vond ik daarom de erg sobere monoloog Zekket van Sabri Saad Hamus, artistiek leider van DNA: hij toonde mooi hoe de licht psychotisch gemaakte toestand van een geïntegreerde inwijkeling eigenlijk gewoon die van de hele wereld is. Of de Varkensfabriek, het blijkbaar toch niet zo bekende duo Karim el Guennouni & Mohammed Azaay waarvan ik ooit Het spreekuur zag: supervlot en best grappig werden van álle culturen de pijnpunten getheatraliseerd. Intussen zoekt elk gezelschap naar dat universele verhaal (en dat is al een fikse vooruitgang), maar sommige doen dat artistiek gewoon een stuk interessanter. In Vlaanderen blijven die makers dan over en gaat de rest eruit (ik zou je een lijstje van 'verdwenen' diverse performers kunnen noemen), terwijl in Nederland — naar mijn indruk — iedereen kan blijven voortdoen. Hoe komt dat?

Een grappig citaat vond ik in het recente essay van Bart Top over de stand van zaken inzake diversiteit in de kunsten in Nederland. 'Het is tijd voor een minder calvinistisch diversiteitdiscours. De soms dodelijke ernst moet plaatsmaken voor katholieke vrolijkheid. Smijten met identiteiten, durven putten uit de vreemdste bronnen. (...) Alleen een cultuur die nieuwe invloeden kan opzuigen haalt de top, bewezen de Romeinen al. Het kan nog veel meer stromen!' Wat zou hij dan wel over Vlaanderen schrijven? Mijn slotsom: blijkbaar zijn wij de calvinisten, en jullie de katholieken!

Groet,

Wouter