De cultuur is gansch het volk

Door Wouter Hillaert, op Sat Feb 13 2016 08:21:57 GMT+0000

Voor een sociaalpolitieke kijk op het populaire moet je bij Owen Jones zijn. Amper 31 is die Britse ‘socialist van de vierde generatie’, maar hij heeft al twee bestsellers op zijn naam: één over de arbeidersklasse en één over het establishment. Zijn visie op ‘het volk’, vanouds de wieg van het populaire, staat niet los van hoe de hogere machten dat volk klein houden. Ergens tussen die twee polen dicht Jones populaire cultuur veel power toe. ‘Politiek theater kan soms vreselijk zijn, maar comedy juist heel machtig.’

Herinner je je nog Vicky Pollard uit Little Britain? Met haar roze Kappa-trainingsvestje over al haar molligheid, haar kleffe blonde haren in een opgestoken palmboom en haar grove bek vol schreeuwtaal vormde die alleenstaande moeder dé karikatuur van de working class. Gewoon een goede sketch, toch? Zoals de marginale types uit Flodder, toch?

Voor Owen Jones is daar meer aan de hand dan louter humor. In Chavs: de demonisering van de Britse arbeidersklasse (2011) schetst hij hoe de Engelse tv-cultuur sinds Thatcher steeds meer minachting is gaan tonen voor de onderste sporten van de sociale ladder. Zijn bewijzen haalt hij bij soaps, reality-tv en talkshows als The Jeremy Kyle Show, waarin de problemen van kwetsbare burgers uitgesmeerd worden tot ‘ranzige sensatie’. In de popmuziek stelt Jones dan weer vast dat er sinds Oasis geen Britse band van betekenis meer is opgedoken met wortels in het arbeidersmilieu. Voor al wie nog gelooft dat populaire cultuur de natuurlijke uitdrukking vormt van de noden van het volk, besluit Jones in Chavs: ‘Mensen uit de arbeidersklasse zijn het onderwerp van bespotting, afkeuring en zelfs haat geworden: welkom in de Engelse amusementswereld van het begin van de eenentwintigste eeuw.’

Chavs– ‘chav’ is een scheldwoord à la ‘marginaal’ – werd in The New York Times uitgeroepen tot een van de tien beste non-fictieboeken van 2011. Zelf kreeg Jones bij The Guardian een vast plekje als columnist. Zijn gevoeligheid voor de working class had hij overgehouden aan een eerdere job bij de vakbond; zijn politieke scherpzinnigheid aan zijn tijd als parlementair backbencher voor Labour, onder het conservatieve premierschap van Cameron. Die inzage in het politieke circus resulteerde in 2014 in een tweede stevige klepper. In The Establishment richt Jones zich op de andere kant van de ladder: ‘politici die wetten maken, mediabaronnen die het debat bepalen, zakenmannen en financiers die de economie runnen, en de politiemacht die wetten afdwingt die in elkaar geknutseld zijn ten voordele van de machtigen’.

70_Hillaert_gansch_Owen Jones © Politica Exterior_700.jpg

Boeiend aan Jones’ tegenstellende denken is dat het juist helpt om de bekende clichés rond zowel populaire cultuur als ‘culturele elite’ te nuanceren. Hij verbindt ‘het populaire’ weer met zijn etymologische stam van ‘populus’: het volk, de gemeenschap. ‘Het elitaire’ trekt hij dan weer veel verder open dan ‘de linkse cultuurbobo’s’ waar het populisme van Geert Wilders of Jean-Marie De Decker zo graag tegen fulmineert. Jones bekijkt de werkelijkheid nog steeds (of opnieuw?) als een klassenstrijd. ‘Het concept “klasse” is helemaal niet gedateerd’, zo begint hij ons gesprek. ‘Klasse beschrijft gewoon wie de rijkdom concentreert op basis van macht, en wie niet. “Klasse” gaat over hoe een samenleving gestructureerd is. Wie heerst; wie juist niet?’

Maar ‘het volk’ ziet er nu toch heel anders uit dan toen de term ‘klasse’ bedacht werd?

‘Mensen vormen inderdaad geen homogene massa meer. In de industriële tijd deden ze vaak hun hele leven hetzelfde en vormden ze nauwe gemeenschappen rond de fabriek. Dat bestaat niet meer. In de diensteneconomie van vandaag wonen mensen niet meer samen rond callcenters of supermarkten. Arbeid is ook veel tijdelijker geworden. Mede daardoor verdween de solidariteit van weleer, terwijl elk klassenbewustzijn zich net daarop baseerde. En intussen groeit de ongelijkheid. In volle crisis hebben de duizend rijkste Britten hun vermogen zien verdubbelen, terwijl de werkende klasse de grootste loondaling heeft moeten slikken sinds de negentiende eeuw. Eén miljoen Britten leeft nu van de voedselbank, en is dus niet in staat om zelfs in die elementaire behoefte te voorzien. Er bestaan gewoon veel meer verschillen, ook binnen de arbeidersklasse. Je hebt nu mensen met een eigen huis en anderen die huren of in een sociale woning wonen. Je hebt mensen die fulltime werken en mensen met een parttimejob. Sommigen wonen hier al hun hele leven, anderen zijn inwijkelingen. Het zijn al die verschillen die de machtigen volop uitbuiten, door tweedracht te zaaien.’

We moeten een coalitie zien te smeden tussen de arbeidersklasse en de middenklasse

Valt het volk weer te verenigen? Of is dat al te naïef?

‘We moeten weer een coalitie zien te smeden tussen de arbeidersklasse en de middenklasse. Veel van hun belangen zijn precies dezelfde: ze willen allemaal een goed pensioen, goede lonen, stevige arbeidsrechten, een gezonde huisvesting en een beter leven voor hun kinderen. Hun onderlinge verschillen zijn in elk geval veel kleiner dan hun verschil met die smalle bovenlaag die publieke dienstverlening heeft ingeruild voor privévoorzieningen, de fiscus probeert te omzeilen en haar winst aandikt door werknemers steeds lagere lonen te bieden. Als je de maatschappij wil vormgeven in het belang van de meerderheid – in plaats van in het belang van grote financiers, belastingontduikers en corporate tycoons – dan is die brede coalitie de enige optie. Cruciaal daarvoor is een solidair gevoel rond gedeelde belangen, tegenover de belangen van de top. Dat is de uitdaging. Een lastige uitdaging, maar wel een haalbare.’

Het enige wat de arbeiders- en de middelklasse nu delen, lijkt het consumentisme: ‘kopen’ en ‘verbruiken’ als dé populaire cultuur van vandaag.

‘Op zich is er niets mis met dingen kopen waar je van houdt, maar het grote probleem is dat consumentisme hebzucht en kapitalisme sexy maakt. In een consumptiemaatschappij worden we allemaal gedefinieerd door wat we hebben en dragen, maar wie zich geen leuke spullen kan veroorloven, gaat zich uitgesloten voelen en een diepe rancune ontwikkelen. Niet toevallig werden bij de rellen van 2011 in Engeland heel wat kledingzaken aangevallen. Mooie kleren verhogen je status en geven je een identiteit. En dat is ook wat we moeten doorprikken. We moeten mensen even wervend aanspreken op hun gevoel van individualiteit als het consumentisme zelf, maar tegelijk wijzen op het valse ik-gevoel van het neoliberalisme. Dat is het individualisme dat zegt: je bent overgeleverd aan jezelf; trek jezelf aan je veters op, ook al heb je helemaal geen schoenen! Wij moeten een ander individualisme verdedigen, een dat verbonden is met het collectieve belang. Ik denk daarbij aan Jean Jaurès, die zei dat alleen collectieve structuren ervoor zorgen dat mensen hun dromen en ambities kunnen waarmaken en kunnen zijn wie ze willen zijn.’

Kan cultuur iets bijdragen aan al die uitdagingen?

‘Zeker. Zo was ik heel trots op de zes korte stukken die The Lyric Hammersmith Theatre in Londen maakte van Chavs. Comedy kan met één oneliner veel effectiever zijn dan een lange column, omdat het de gave bezit om autoriteit op een heel heldere manier absurd of belachelijk te maken. Dat geldt ook voor theater. Politiek theater kan soms vreselijk zijn: prekerig en paternalistisch, ronduit slecht. Maar theater en muziek kunnen bij mensen zoveel meer emoties aanspreken dan een politieke speech of manifestatie. We hebben van alles nodig: campagnes, columns, speeches, maar ook comedy, theater, poëzie ... Ik zie dat echt als een aanval vanuit verschillende hoeken, tegen de ideeën van het establishment.’

Alleen bereik je met theater wel makkelijker de middenklasse dan de arbeidersklasse.

‘Juist daarom vind ik het heel belangrijk dat kunst verder reikt dan de chattering classes, “de leuteraars”, zoals we intellectuele middenklassers wel eens noemen. Er is niets mis met altijd slim over je kin te wrijven, maar kunst moet elk deel van de samenleving aanspreken.’

Is populaire cultuur daar niet veel effectiever in?

Ook prins Harry luistert naar pop, kijkt voetbal en volgt X Factor, net als alle Britten

‘Dat vind ik een te beperkt perspectief op de culturele expressie van verschillende klassen. Ook in Groot-Brittannië zie je dat. Als je van de middenklasse bent, luister je zogezegd naar BBC Radio 4, lees je een betere krant en ga je naar het theater. De arbeidersklasse daarentegen zou naar pop luisteren en een tabloid lezen. Maar dat aanvaard ik niet. Je hebt ook postbodes die van opera houden, terwijl ook prins Harry naar pop luistert, voetbal kijkt en X Factor volgt, net als alle Britten. Vijftig jaar geleden werd pop nog bekeken als plat en ordinair, terwijl de middenklasse in pak naar de opera ging. Nu domineert pop alles. Dat creëerde zelfs de valse illusie dat Groot-Brittannië een klasseloze maatschappij geworden is.’

Is die dominantie van populaire cultuur een goede ontwikkeling? Of juist gevaarlijk?

‘Het gevaarlijke aan die ontwikkeling is dat ze de arbeidersklasse dreigt uit te sluiten van haar eigen culturele bezigheden. Zo was voetbal altijd iets van het gewone volk, maar toen ook de middenklasse zich aansloot, schoten de ticketprijzen de hoogte in. Sommige culturele expressies zijn simpelweg ontoegankelijk geworden, want veel te duur. Even gevaarlijk is het omgekeerde: popcultuur minachten, zoals je wel eens ziet bij sommige links-progressieven. Er is toch niets mis met X Factor volgen? Als we ons gaan afzetten tegen de culturele interesses van de rest van de samenleving, zullen we de meerderheid nooit voor ons winnen. Gebrúík die populaire cultuur liever om je boodschap breder te verspreiden.’

70_Hillaert_gansch_Vicky Pollard uit Little Britain_700.jpg

Laat de huidige populaire cultuur zo’n politiek-ideologisch doel nog wel toe?

‘Dat hangt van het medium af. Vroeger had je heel wat politieke popsongs, maar nu lijkt veel muziek vooral commercieel geworden. De muziekscène wordt ook steeds meer gedomineerd door mensen met een relatief geprivilegieerde achtergrond. Nog tragischer vind ik dat goede satire zo sterk is afgenomen, terwijl we daar als Britten echt sterk in waren. Alleen comedy en theater lijken nog te politiseren. Ken je de Schotse comedian Frankie Boyle? Veel van zijn humor was nogal rauw en aanstootgevend, maar nu geeft hij briljante politieke commentaar.’

Hoe reageert het establishment op die politisering? Krijgt ook de Britse culturele wereld af te rekenen met verwijten over elitarisme?

‘Ja, die veroordeling is een standaardkenmerk van populisme: “Linkse culturo’s zijn het echte establishment.” Maar dat gebeurt wel heel slim: door de kleine man op te zetten tegen de geprivilegieerde middenklasse van “cultuursnobs” die zich verzetten tegen de conservatieve traditie, leid je de woede af van belastingontduikers en multimiljardairs. Want zij zijn natuurlijk de echte elite met macht; niet de mensen die een theater runnen.’

Bestaat er zoiets als een cultureel establishment, in jouw optiek?

Britse comedy pakt niet de machtigen aan, maar maakt grappen over werklozen en alleenstaande moeders

‘Het establishment waar ik over schrijf, zijn de instellingen en de ideeën die rechtvaardigen dat rijkdom en macht zich concentreren in een paar handen. Maar in het geval van cultuur hebben we het eerder over invloed dan over macht. Ook in de cultuursector heb je natuurlijk bepaalde figuren en tendensen die dominant zijn. Was het Marx of Engels die zei dat de leidende ideeën van een tijdperk eigenlijk de ideeën zijn van de leidende klasse? Kijk naar het neoliberalisme: dat heerst vandaag overal, tot in de cultuur. Zo doet Britse comedy vaak aan punching down: niet de machtigen aanpakken, maar grappen maken over werklozen en alleenstaande moeders.’

Wat bezorgt je het meest aan de strategieën van het establishment tegenover het volk?

‘Zijn verdeel-en-heersprincipe: wees niet boos op de machtigen, maar op elkaar. Die perverse politiek van de afgunst zie je overal. “Maak je als laagbetaalde arbeider niet kwaad op je baas of op de politiek die je sociale zekerheid afbouwt, maar op de werklozen die het goed hebben. Viseer als gepluimde werknemer in de privé niet je directie, maar het betere pensioen van de ambtenaar. Wees niet boos op de macht, maar op de migranten die onze jobs en onze huizen inpikken.” Voortdurend krijgen mensen te horen dat ze zich niet moeten opwinden over het feit dat zij bestolen worden, maar over het feit dat hun buur nog niet evenveel bestolen is. Dat is een heel kwalijke strategie, omdat ze elke serieuze analyse afweert.’

Valt er een tegenstrategie te bedenken?

‘We moeten de woede bij mensen heroriënteren naar de top, en bouwen aan solidariteit tussen de arbeiders- en de middenklasse tegenover hun gedeelde vijand. Als gewone families en kleine bedrijfjes hun belastingen moeten betalen, waarom grote bedrijven dan niet? De macht wil dat mensen berusten: “Onrecht is als het weer: je kan erover klagen, maar zo is het nu eenmaal.” Daar moeten we een politiek van hoop tegen ontwikkelen, die mensen leert dat elk onrecht overkomelijk is, door ze overtuigende alternatieven aan te reiken. Ex-Labourminister Tony Benn zei ooit: “Verandering is een vlam van woede, gevoed met rechtvaardigheid en hoop.” Je hebt de woede nodig, maar ook de hoop. En dat kan niet zonder een toegankelijke politieke cultuur, wars van paternalistisch gepreek.’

Wouter Hillaert is freelance cultuurjournalist en kernredacteur van rekto:verso.