Darwins jukebox

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Welkom in iPod-land. Hier gaat het snel. Razendsnel. Te snel bijna om alles grondig in je op te nemen. En zo hoort het ook. Evolutie is namelijk levensnoodzakelijk, zeker in kunst en cultuur. Over de iPod spreekt men zelfs in termen van een revolutie. Eentje in zakformaat, zeg maar, en de vlijmscherpe speerpunt van de bredere digitale revolutie die zich eind vorige eeuw langzaam en alsmaar zekerder op gang trok. Ik heb zelf óók een iPod en ik vind hem óók geweldig. Maar sta mij desondanks toe een bescheiden lans te breken voor Het Album.

Toegegeven, op dit moment is de vrees dat de contextuele en conceptuele rijkdom van het album verloren zal gaan nog altijd zuiver hypothetisch. Want dat is dan weer een ander kenmerk van (r)evoluties: voorbarige profetieën sterven al eens een stille dood. Albums worden nog altijd en masse geproduceerd en dat zal wellicht nog een hele tijd zo blijven. Niettemin zijn er vandaag al enkele vege tekenen aan de wand. De gigantische capaciteit van de huidige mp3-spelers zorgt ervoor dat de luisteraar ongeduldig wordt en zoveel mogelijk wil graaien in het uitgebreide songaanbod. Zoals met zovele revoluties voorheen, zorgt ook deze voor fragmentatie. Veel luisteraars weten nog amper welke artiest ze aan het beluisteren zijn, laat staan van welk album of uit welk jaar het nummer komt.

Technologie is één zaak. Een ander verschijnsel vinden we bij de media. Zo bedient de krant De Morgen in zijn platenrecensies de iPod-generatie op zijn wenken door er zelf wat geschikte downloads uit te pikken. Door dit te doen, haakt de krant zijn kar vast aan dé muziektrend van het afgelopen jaar, de immens succesvolle muziekblogs. Het grote verschil is dat die blogs de mp3 effectief gratis aanbieden als download. Ook op die manier lijkt het papier alsmaar dieper in het vel van de 'traditionele' muziekjournalisten te snijden: als het op het creëren van hypes aankomt, zien hippe Britse bladen als Q en NME hun gezag steeds vaker ondermijnd ten voordele van onder andere de populaire muziekblogs. Het resultaat blijft hoe dan ook hetzelfde. De consument met de korte aandachtsspanne kan zich rustig de moeite besparen om het album helemaal te beluisteren en downloadt gewoon de songs of gaat er in het geval van De Morgen op z'n minst naar op zoek.

Ironische noot: het afgelopen jaar haalde het geweldige Illinois van Sufjan Stevens, nota bene een conceptalbum over de Amerikaanse staat in kwestie, in de eindejaarslijstjes van zowat alle muziekblogs moeiteloos de topdrie. In De Morgen viel hij net buiten de toptien. Go figure wie er het meeste voeling heeft met de luisteraars.

In elke kunstvorm stelt de inhoud zich ten dienste van de drager, de markt en de macht der gewoonte. Daarin hoeft niemand zich veel illusies te maken. Evolueert de drager, dan evolueert de inhoud gewoon mee. Of beter: dan past de inhoud zich aan, rekening houdend met de twee andere factoren. De muziekcultuur vormt daar allerminst een uitzondering op. In het specifieke geval van de muziekindustrie is de huidige evolutie zelfs niet helemaal vrij van ironie. Uiteindelijk gaat het — zoals zo vaak, al merken we het pas later — gewoon om een terugkeer naar het verleden en is de iPod niet meer dan de jukebox van deze tijd.

Voor de jaren zestig werd de markt namelijk geplaveid met 45-toerensingles, gericht op hitgevoelige tieners. Albums dienden geen hoger doel dan het samenbrengen van een willekeurige verzameling songs, waarvan hooguit een tweetal potentiële hits, op één drager. Oké, ook vandaag bestaan er meer dan genoeg van dit soort albums.

Pas in de jaren zeventig won het album aan belang en werd er echt nagedacht over de kwalitatieve samenstelling en de opbouw ervan. Klassieke voorbeelden zijn onder meer Revolver van The Beatles, Blonde on blonde van Dylan en Pet sounds van The Beach Boys. Conceptalbums als Sergeant Pepper's lonely hearts club band van The Beatles en heuse rockopera's als Tommy van The Who gingen nog een stapje verder: platen kon je nu lezen als waren het boeken, de nummers waren de hoofdstukken. Albums vertelden een verhaal. En waar die verhalen bij conceptalbums zorgvuldig werden geconstrueerd, kwamen ze bij gewone, maar niettemin grootse platen vaak onbewust bovendrijven, als was het album op zich een soort raamvertelling: een verhaal dat verschillende vertellingen samenbindt en omlijst.

Op zich is de vergelijking wellicht wat ongelukkig, maar net zoals een foto is een nummer slechts een momentopname. Net als het hele filmrolletje is het hele album de neerslag van een bepaalde periode: een afdruk — nu eens scherp, dan weer wat wazig — van een woelige, gelukkige of donkere periode in het leven en de carrière van een band of een artiest, en in sommige gevallen ook een maatschappelijk tijdsdocument. En al wie zich er slechts vluchtig voor openstelt of zich er te snel van af maakt, dreigt een verrijkend geheel te missen. Zo is Blood on the tracks van Bob Dylan een onwaarschijnlijk ontroerende blik in de ziel van een man die zijn geliefde verloor. Zo schetst Born in the USA van Bruce Springsteen een bijzonder scherp beeld van het alledaagse, vertwijfelde Amerikaanse bestaan in de kille jaren tachtig van Reagan en Thatcher, het communisme en de Koude Oorlog. Zowel Rumours van Fleetwood Mac als — iets recenter — The Libertines van de gelijknamige Britse rekels zijn even briljante als pijnlijke registraties van twee groepen die zowel door een overdosis aan talent als aan onderlinge ruzies, rechtszaken en exuberant druggebruik op springen stonden. Om maar te zeggen: the bigger picture, daar is het mij nog altijd om te doen.

Onlangs kreeg ik een e-mail van een vriendin uit Parijs, waarin ze me vertelde over een bezoek aan Klimt, Schiele, Moser, Kokoschka — Viennes 1900 in de Galeries Nationales du Grand Palais. De tentoonstelling over de Weense Sezession in het Oostenrijk-Hongarije van eind negentiende, begin vorige eeuw had haar echter niet de voldoening geschonken waarop ze had gehoopt. 'De uitleg die werd gegeven in de zalen ging meer over het plastische aspect dan over waar en hoe de werken zich situeerden binnen de kunstgeschiedenis', beschreef ze me haar wrevel. 'Wie of wat heeft deze artistieke evolutie veroorzaakt? Op welke manier hebben zij op hun beurt andere artistieke bewegingen beïnvloed? Waarom behandelde Klimt in zijn werk de vrouw zoals hij deed? Hoe verklaart men het geweld in bepaalde schilderijen van Schiele? Men ziet wel wat deze vier schilders met elkaar gemeen hebben, maar waaraan is dat precies te wijten? Je ziet, er blijven een hoop vragen onbeantwoord.' Om dan wat verderop bondig te besluiten: 'Ik werd niet meegesleept in hun universum. Voilà le problème.' Haar vragen zijn ook de mijne, alleen het onderwerp situeert zich elders. In plaats van de Weense schilderkunst anno 1900, maak ik me lichte zorgen over de hedendaagse muziekconsumptie en albumcultuur. Ik ben bang om niet meer meegesleept te worden in een universum. Ziedaar de clou. Ziedaar het probleem.