Cultuur en consumptie

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Dinsdag 19 mei. Vandaag moest ik het voor het eerst in dertig jaar zonder een van mijn twee favoriete kwaliteitskranten stellen. De redactie staakte. Een schreeuw om meer cultuur, meer duiding, meer puurheid van journalisten met een scherpe tong en een nog scherpere pen. 'We kunnen nochtans niet klagen, want er verschijnt in onze krant veel meer cultuur dan tien jaar geleden', zo hoorde ik van een vooraanstaande, aalgladde big shot van die stakende krant, drie weken terug tijdens de afsluitende avond van Press For More in de Gentse Vooruit.

Ik fronste mijn wenkbrauwen naar de ooit heerlijk correct vuilbekkende criticus, keek om me heen en hoorde nauwelijks gemor. De cultuurrevolutie werd die avond in de kiem gesmoord door de meesterlijke marketeer achter de journalist, die met enkele kurkdroge cijfers, statistieken en een doos faits divers zijn slag moeiteloos thuishaalde. Faut le faire, daar in een volle theaterzaal, met de vergulde slogan 'Kunst Veredelt' boven je hoofd.

Geldt die discussie, die jammer genoeg uitbleef op die avond in de Vooruit, ook voor de muziekkritiek in de dagbladpers? Wordt muziek, en meer bepaald rockmuziek in de Belgische media, dan stiefmoederlijk behandeld? Ja en neen, het antwoord ligt ergens middenin en wordt niet langer enkel door een chef cultuur bepaald, maar door de adverteerders die steeds gretiger en gulziger hun business-to-businessplannen ver buiten de redactiekantoren fijn tunen.

Zo konden we de jongste weken in die andere kwaliteitskrant elk weekend doorheen de geschiedenis van de zwarte muziek grasduinen, loud and proud, met bijhorende soundtracks voor een prikje. Boeiende stukken, leerrijk, maar tegelijkertijd ook belerend, want je moest er wel de bijhorende cd bijkopen, wilde je als leek de boodschap snappen. En daar wringt het schoentje. Een krant, tijdschrift, of maandblad dient over cultuur te informeren, de lezer een degelijk uitgewerkte analyse aan te bieden zodat hij of zij zelf kan bepalen wat aan te schaffen. En vooral, de lezer kiest zelf waar hij een cd, dvd of boek over zijn favoriete artiest wil kopen. Een van mijn studenten muziekmanagement wees me een aantal weken terug op het aantal bladzijden advertentieruimte over de eerste cd van de zwarte muziek in die krant. Ik heb ze met blozende wangen samen met hem opgeteld: één, twee, vier, neen, negen volle bladzijden reclameslogans die de lezer moesten overtuigen om het gegeerde zilveren kleinood meteen in huis te halen. 'Mochten ze nu de helft van die pagina's eens gebruiken om een aantal vergeten artiesten of weinig besproken muziekgenres duiding te geven…' vroeg die alerte student. Ik heb hem het 'meer-met-minder'-antwoord stiefmoederlijk diep onder de neus geschoven, waarna hij met een blik op oneindig verder googelde, op zoek naar gespecialiseerde muzieksites waar zijn virtuele zoektocht naar pure ontdekkingen meer pleziertjes bood.

'Het is droevig om te zien dat jongeren geen voeling meer hebben met wat muzikanten pakweg vijftig jaar geleden deden', vertelt Bob Dylan in de editie van half mei in het Amerikaanse blad Rolling Stone. 'Hoe kunnen ze ooit r'n'b en rap begrijpen als ze nooit naar de junglebeat van Bo Diddley luisterden? En hoe kunnen ze de boodschap van zwarte funkbands plaatsen wanneer ze nooit een platenwinkel binnenstapten en er Robert Johnson zijn giftige songs over de uitbuiting op katoenplantages hoorden zingen?' Dylan staat momenteel met een totaal oncommerciële plaat op één in de States, het Verenigd Koninkrijk, Japan en Duitsland. Together Through Life werd in enkele weken live in de studio opgenomen en straalt net die sfeer van de pioniersdagen van Sun Records uit. Zonder een grote marketingcampagne, zonder dure reclameclips stoot zijn drieëndertigste album door tot de top. Die week vroeg een andere student me of hij één van die nieuwe nummers als ringtone voor zijn gsm kon downloaden. En dat terwijl je dat album ook op lekker geurend honderdtachtig gram vinyl kunt binnenhalen. De steeds agressievere en alles doordringende consumptiepolitiek van platenmaatschappijen heeft de vrijgevochten status van rockmuziek als cultuurvorm al lang ingehaald en ter plaatse gelaten. Dylan gaat daarbij in het interview met Rolling Stone nog verder: 'Misschien zouden de media beter wat minder aandacht besteden aan al die vluchtige consumptievormen van muziekbeleving. Maar daar is het al te laat voor, de jongeren groeien nu enkel nog op in een wereld van iPods, dwingende reclameslogans van handige marketeers en krijgen hoe langer hoe minder de kans om autonoom nieuwe muziek te ontdekken.' Het is Dylans waarheid en daarom niet meteen ieders waarheid. Het internet biedt de muziekliefhebber immers een waaier van nieuwe mogelijkheden. Alleen, de snelheid van evidenties en toegangsmogelijkheden tot de meest obscure genres wordt even krachtig gecounterd door duizend-en-een banners van de commercie. Het is afwegen tussen selecteren en profiteren, tussen volhouden tot de essentie en doorklikken naar de handig verpakte valkuil van de adverteerders.

 Diezelfde spanning speelt ook in de muziekpers. Natuurlijk staan de belangen van zakenlui die de cultuurredacties willen overheersen lijnrecht tegenover de verwachtingen van de gepassioneerde muziekrecensent. Wanneer de crew van U2 voor de nieuwe tournee de gigantische podiumconstructie in de achtertuinen van de bewoners in Rotselaar bouwt, is dat voor de modale fan van de groep nationaal nieuws. Voor de adverteerder is dit immense spinvormige podium veel meer dan cultuurnieuws, het is het ideale uithangbord voor _frontpage_ cultuurnieuws, met felgekleurde getuigenissen van met verstomming geslagen buurtbewoners. Alsof Orson Wells zelve voor Jan Modaal plots weer de klok met alle gemak naar 1984 terugdraaide en gesteund door de moderne media voor nationaal cultuurnieuws zorgde. En bijgevolg zal elke door die media bewierookte beweging van de U2-spin in Schueremans' achtertuin de volgende weken garant staan voor enkele snel aangevulde cd-rekken van de Ierse groep in de grote platenzaken.

En dat terwijl er nog geen uur verder rijden aan de Portus Ganda, de nieuwe 'groene' jachthaven in Gent, door vier stadsarbeiders een krakkemikkig podium in nauwelijks een halfuur in elkaar werd getimmerd. Geen kat keek ernaar, ook niet wanneer diezelfde avond vijftig flink uit de kluiten gewassen Nederlandse plezierschippers met moeite een plaats vonden op dat vooroorlogse verhoogje. Begeleid door een accordeonist en een tamboer bezongen ze met een ongebreideld enthousiasme twee uur lang de eeuwenoude Nederlandse volkscultuur. Liedjes over uitvaren op zee, de haringvangst, de Hollandse Zilveren Vloot, de hoeren aan wal en de builenpest aan boord. Liedjes waarin traditie en cultureel erfgoed in hun puurste vorm doorgegeven werden. Terwijl de vijftig bonken voor een handvol familieleden en vrienden zich de ziel uit hun lijf zongen, kwam een bigger-than-life luxefrituurwagen over de lege kade aanrijden. Enkele passanten kochten verveeld kijkend een pakje goudgeel terwijl een geïmproviseerde promodame van het schipperskoor een cd in eigen beheer aan de weinige toeschouwers probeerde te slijten. Ik keek heel de avond gepassioneerd toe, twijfelend tussen de cd en de geur van Vlaamse frieten.

Het werd geen van beide, op een dag waarop een stakende krant zijn voorpaginacolumnist de laan uitstuurde, U2 wereldnieuws om niks maakte en De Volendamse Vrolijke Vrijgevochtenen zelfs geen lokale fotoshoot haalden. En de frituurwagen? Die verdween meteen na het optreden, zich afvragend of het huwelijk tussen cultuur en consumptie een langer leven beschoren zou zijn rond de spin in Rotselaar.