Commerciële pistes voor het artistieke veld

Door Franky Devos, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Collega's, voor u staat een positivo. Op het onnozele en het naïeve af.

Al was het maar omdat een onbesuisd 'ja', me al meer nieuwe werelden heeft doen ontdekken dan een 'ja, maar' of 'nee, want'. Er kwam bijgevolg de laatste jaren binnen het Vlaams cultuurbeleid geen nieuwe hype aangewaaid, veelal gelanceerd door een actieve minister, of ik stond er pal achter.

Bij zijn aantreden klonk het dat de cultuurparticipatie groter moest en in één adem werd de ascetische elite de mantel uitgeveegd. Ik was helemaal akkoord. Absoluut.

Vier jaar terug moest het nu maar eens gedaan zijn met de structuurtjes rond de individuele kunstenaar. Meer geld voor de kunst, minder voor de état major die er rond fladdert. Ik was helemaal akkoord. Absoluut.

En nu, je zal het zien, de economische crisis zal nog dankbare argumenten opleveren, recent Sven Gatz, Herman Schueremans en Jean-Jacques De Gucht in De Standaard: 'Na de vette jaren van welvaart en groei bevinden we ons in het oog van een financiële en economische storm. Het mag duidelijk zijn dat de budgetten niet verder zullen stijgen of mogelijks zelfs zullen krimpen.' Met andere woorden: de sector moet minder subsidie-afhankelijk worden. En ook hier weer, collega's, ben ik weer helemaal akkoord. Absoluut. Ware het niet dat net op die dag dat de drie VLD-politici hun blauwe culturele lente aankondigden, ik vier artiesten over de vloer had die nog maar eens in de knoei zaten met schaarse productiemiddelen, hun foute begroting en het geschipper tussen een kleine artistieke vergoeding en stempelgeld en het ook die dag was dat ik mijn eindejaarspremie had gekregen. Je mag het weten: € 251 bruto, € 138 netto. Vetpotten. Laat me lachen. Tussen kers en nieuw heb ik mijn keuken geschilderd. Mag ik het uitdrukken in verfpotten: vier, en drie borstels.

Ik ben met veel akkoord. Met plezier zelfs, maar wie spreekt over 'de vette jaren' binnen de culturele sector in Vlaanderen kent ofwel die sector niet of kent hem enkel van die paar kunstenaars die met de opbrengst van hun werk kastelen kopen. Dit is niet de dagelijkse realiteit. 'Hoe kunnen we dus met minder meer doen?' vragen ze zich af in het opiniestuk. Dat kunnen we niet. Het spijt me. Het cultuurbudget is onder Minister Anciaux sterk gestegen, maar we zijn vanuit de kansarmoede doorgegroeid naar de middenklasse, helemaal niet naar de comfortabele burgerij.

Maar ik ben bereid om te kijken hoe de inkomensstructuur van een kunstenhuis minder subsidie-afhankelijk kan zijn. Ik ben ervan overtuigd dat er gezelschappen in Vlaanderen zijn — niet veel, maak u geen illusies — met producties die de potentie hebben om langere speelreeksen te kunnen spelen en die een groter of het volledig aandeel van hun inkomsten uit de markt kunnen halen.

Daarnaast moeten we nieuwe samenwerkingsvormen ontwikkelen tussen de culturele en de bedrijfswereld.  Samenwerkingsvormen die gebaseerd zijn op gelijkwaardigheid. Al te lang heeft de cultuursector zich tegenover het bedrijfsleven onderdanig opgesteld, vragend naar wat schamele sponsorinkomsten. Toen dit niet lukte, zwenkte de slinger naar de andere kant en ging cultureel Vlaanderen neerkijken op de ondernemers: het waren de koningen van de grootste gemene deler,  de keizers van de slechte smaak, de admiraals van de platte commerce.

Net zoals wij dagelijks het onderscheid trachten te maken tussen kunstenaars: de goede en de slechte, is dit ook wenselijk voor ondernemers. En ik merk het vaak. De interesse van de 'goede' ondernemer in het artistieke creatieproces groeit, traag, maar toch... Immers, hun economische bedrijvigheid gedijt niet in een verschraald cultureel gebied en dat beseffen zij maar altijd te goed. Enerzijds omdat hun personeel niet langer in een cultuurarme regio wil wonen. Anderzijds, omdat bedrijven beseffen dat na het decennialang inzetten van intelligentie als menselijke concurrentiefactor, meer en meer creativiteit dé factor van verschil wordt. En als er nu één sector is waarbinnen de creativiteit hoogtij viert, zich aanscherpt en ontwikkelt, dan is het de culturele wel.

We evolueren dan ook naar nieuwe verhoudingen tussen de economische en de culturele wereld. Ook kunstenaars zijn hiervoor vragende partij. Want ook voor hen valt er winst te rapen, niet enkel in de vorm van productiebudgetten, zoals zo lang gedacht, maar veelal in extra knowhow. De tijd dat de choreograaf of de theatermaker na het bestuderen van de grote voorgangers als Stanislawski en Grotowski zelf een avondvoorstelling begon te maken is voorbij. Hedendaagse kunst zoekt de mosterd in de natuurkunde, bij productontwikkelaars, bij multimediadeskundigen. Het vraagt dus weinig overredingskracht om kunstenaars in contact te brengen met vakspecialisten of ingenieurs in bedrijven. Ook voor hen: welbegrepen eigenbelang. Of positiever gezegd: win-win.

Kunstencentrum BUDA startte daarvoor vorig jaar samen met de vzw Arteconomy 'Atelier <st1:metricconverter productid="36'">36'</st1:metricconverter>, een project waarbij gedurende vier namiddagen drie kunstenaars in gesprek gaan met drie ondernemers. Aan de eerste editie namen Kris Verdonck, Eric Joris en Yves Coussement deel en de bedrijven dZine, Indie Group en Traficon. Dit jaar volgen twee edities. Die gesprekken hebben mijn oordeel over de bedrijfswereld op zijn minst genuanceerd. Omdat ik ervan overtuigd ben dat er interessante parallellen zijn tussen creatieprocessen in de artistieke en de bedrijfswereld zijn we bij BUDA nog een stap verder gegaan. Zes keer per jaar organiseren we BUDA Libre, een café voor één nacht voor al wie in Zuid-West-Vlaanderen ondernemend is. BUDA Libre stimuleert cross-links tussen beide werelden en brengt per editie zo'n 120 ondernemers in contact met de werking van een kunstencentrum. Levert dit ook centen op? Ja, het is duidelijk dat BUDA Libre het mij makkelijker maakt om gesponsorde deals te sluiten voor bijvoorbeeld de uitbouw van onze website of de inrichting van een meetingpoint voor een festival.

Komt daarbij dat dergelijke initiatieven het draagvlak voor de gesubsidieerde kunst en cultuur versterken. Zeer belangrijk, lijkt me. Dit was ook hét uitgangspunt voor de oprichting van de Commissie Cultuurprofijt door de Nederlandse Minister van Cultuur Plasterk.

Kijk, collega's, als je het mij vraagt, de kunst- en cultuursector verwaarloost twee grote en cruciale doelgroepen. Aan de ene zijde kinderen. Tien jaar eerder kennismaken met theater verhoogt de latere participatiegraad met 80%, was het besluit uit een recente doctoraatsthesis. Need I say more?  Aan de andere kant wordt het publiek binnen bestaande sociale contexten vaak verwaarloosd. Daarbij is lang gedacht aan het verenigingsleven. Vergeet het, die hebben het te druk met eigen activiteiten. Personeelsgroepen daarentegen zijn allicht wel een mogelijkheid.  Het laat je toe om een interessante sociale mix te bereiken en werkgevers zijn veelal bereid om hier financieel in te participeren.

De kwaliteit van een kunstenorganisatie wordt in hoofdzaak terecht afgemeten aan de artistieke prestaties, laat het nu tijd zijn om dit ook af te meten aan de zakelijke en publieksverbredende creativiteit. Wat bedrijven allemaal uitgeven aan walking dinners en snertvertoningen, je wil het niet geweten hebben. Omdat ze slechte smaak hebben, allicht 50% van hen! Omdat ze niet op de juiste manier benaderd worden met het goede aanbod, absoluut! Steel het geld waar het zit. Troost je, zo schaamteloos als eventbureaus het doen, zal jij het allicht niet verzinnen.

Een experiment.  Kunstencentrum BUDA denkt er aan een volledig festival in de etalage te plaatsen. Kortrijk Congé, een festival voor één nacht met veel muziek, theater, dans en beeldende kunst op een wisselende locatie in Kortrijk staat voor scherpe artistieke kwaliteit voor een ruim publiek (ruim 6000 toeschouwers in 2008). Wegens te weinig financiële groeimogelijkheden moeten we dit festival van de euthanasie redden en zijn we op zoek naar een organisatie, een bedrijf,… die dit festival één jaar adopteert. En zie. De intercommunale Leiedal en Electrawinds zijn geïnteresseerd. Zij openen in die periode een bedrijventerrein en kopen met Kortrijk Congé een openingsfeest dat zijn kwaliteit en zijn publieksbereik bewezen heeft. Ze geven dan ook liever het geld aan ons dan zelf een VIP-feestje in elkaar te flansen. Financieel staat deze samenwerking voor een verdubbeling van het totale budget voor Kortrijk Congé. Het is nog een beetje het vel van de beer… maar als hij geschoten is, hoort u het.

En steken we daarvoor artistiek ons broek af? Ik denk het niet. De festivalprogrammator behoudt zijn autonomie. Een conditio sine qua non.

Collega's, voor u staat een positivo, dat zei ik al. Op het onnozele en het naïeve af.

Echter, laten we elkaar geen 'Debbie' noemen. Mijnheer de minister, heren scheppers van de blauwe culturele lente, als u denkt dat zo'n gebraden vogels spontaan in onze mond komen vliegen, dan mag u bij ons even komen gapen. Nieuwe inkomensbronnen aanboren en tegelijk het overheadpersoneel in kunstenhuizen saneren, dat moet u toch eens uitleggen. Het werven van nieuwe publieken en nieuwe inkomsten vergt veel energie. En dit gaan we toch niet van de kunstenaar verlangen, hoop ik.

Ik hou mijn hart vast, maar een doorgedreven keuze voor cultureel ondernemerschap, zoals in Nederland, waar de cultuurminister 10 miljoen euro bespaart, maar 15 miljoen euro investeert in cultureel ondernemerschap zal allicht resulteren in een landschap met enkel grote en middelgrote spelers. Voor kleine en jonge organisaties zie ik dat niet haalbaar.

Een beleidskader dat dit cultureel ondernemerschap zowel in de cultuursector als in het bedrijfsleven aanmoedigt, is dringend nodig. Nu reeds gezelschappen en kunstenhuizen de blauwe woestijn insturen zou onverantwoord zijn. Wat mij betreft is het debat rond alternatieve financieringsbronnen nog te prematuur om dit te laten meespelen in de nakende beslissing over de structurele subsidies.

Tot slot. Twee zaken storen me in het debat over alternatieve financieringsstromen.

Vooreerst het vingertje waarmee naar de kunstensector gewezen wordt. We blijken plots allemaal stoute onbezonnen geldverslindende kindjes. Ik werkte een tijdje samen met een schepen van Cultuur die haar cultuurbudget uitdrukte in meters riolering. Bijzonder relativerend was dat. En met die meters riolering doen we geen slechte zaken. We spelen jaarlijks 33.000 voorstellingen, beheren 64.513 theaterzitjes en maken theater, dans en muziek waar ze ons internationaal voor roemen.

Ten tweede, wil de cultuursector wat minder behoudsgezind reageren op dit debat, graag?  Ik dicht kunstenaars voldoende koppigheid en kracht toe om hen niet ondergeschikt te maken aan ondernemers met meer centen dan goede smaak. Maar ik ben dan ook een positivo. Op het onnozele en het naïeve af.

Dank u.