Het lijf mag je hebben, maar de kop is van mij (deel 5)

Door Joost Vandecasteele, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Teaser

En op de vraag die niemand stelt, 'Joost, wie vind je dan wél goed?', noem ik zijn naam, als bewijs van hoe straf televisie nog kan zijn en als oorsprong van een nooit aflatende jaloezie.

(Opening titles, fade naar columnist achter zijn laptop)

Goedemorgen, beste slokoppen van cultuur en meningen over diezelfde cultuur en hoe die cultuur zichzelf in stand houdt en hoe fijn het vertoeven is in de niche omdat gesubsidieerd zijn niet echt telt als underground. Welkom bij alweer de allerlaatste column van deze jongen in dit blad. Ja, het stopt in 2010. Een mythologisch jaartal, voornamelijk door mijn eigen eindwerk 'Sparta <st1:metricconverter productid="2010'">2010'</st1:metricconverter> (Rits, 2002). Een wekker die ik acht jaar geleden heb klaargezet in de hoop dat ik wakker zou worden in dit nieuwe decennium en dat alles duidelijk zou zijn. Maar het is niet zo. Ik leef van opdracht naar opdracht, ze komen meestal via mail binnen en vertrekken even virtueel om ergens in tijdschriften en radioprogramma's de kop op te steken. Maar de voornaamste reden om te stoppen met deze reeks is het onaangename gevoel dat die mij gaf, een gevoel van betweterigheid, van zelf weinig betekenen en toch impact willen hebben. Ik heb in mijn enkele A4's vaak genegeerde kunstvormen als sciencefiction, comic books en computergames gelauwerd en ik wil eindigen met mijn grote liefde die mij nooit heeft zien staan: televisie.

(Begin reclame)

'Na het succes van De leraar is er nu eindelijk het volgende boek van Bart Koubaa: De bibliothecaris. Nog nooit was een doelgroep zo duidelijk afgelijnd.'

(Einde reclame)

In dit blad, dat wanhopig het belang van bepaalde kunstenaars probeert te verdedigen voor een lezerspubliek dat vaak nog kleiner is dan het publiek van die kunstenaar zelf, wil ik eindigen met een held van mij, Armando Giovanni Iannucci. Een man ontsproten aan een hele generatie voorbeelden van de jaren negentig, van wie de meesten ooit lid waren van het illustere Britse comedycollectief Cluub Zarathustra, een naar eigen zeggen post-alternatief cabaret. Een van de leden, Simon Munnery, maakte in 2001 de BBC-reeks Attention Scum met zijn alter ego The League Against Tedium — mijn eerste confrontatie met het artistiek claimen van PowerPoint. Met een budget dat even groot was als voor één sketch van The Fast Show bracht hij zijn materiaal op het dak van een busje voor een publiek van tien man. De serie werd vroegtijdig stopgezet. 'It's television, Jim, but not as we know it.' Iannucci was in die jaren aan het rijpen op de radio als schrijver en producer tot hij het scherm inpalmde met The Armando Iannucci Shows, een reeks die al vanaf de eerste sketch imponeert.

(Begin fragment)

Een koppel bezichtigt een koopwoning, maar ontdekt dat alles opgetrokken is uit papier, getekend door kinderen die verkleed zijn als makelaar.

(Einde fragment)

Van dan af verliest de serie nooit dat niveau van kwaliteit en originaliteit, met een filosoferende Iannucci die alles aan elkaar breit. Later geeft hij met Steve Coogan gestalte aan het mythische universum Alan Partridge, een column op zich. Daarna is hij verantwoordelijk voor twee series die nog dagelijks een impact hebben op mijn werk en vooral op mijn ambitie: de scifi-sketchreeks Time Trumpet, een constante inspiratiebron voor mijn stand-upshow Otaku, en The Thick Of It, een politieke sitcom die het streefdoel is waar ik ooit wil eindigen om daarna trots te sterven.

Wat is de waarde van een artiest? Wordt ze bepaald door publieksaantal of door nominaties of door een consequente onvoorspelbaarheid? Wat is mijn straatwaarde? Daalt ze door mijn deelname aan De s_limste mens_ en stijgt ze weer door mijn verschijning op Iets met boeken? Of omgekeerd? Waarom blijft televisie maken aanvoelen als een stap voorwaarts, hoewel het medium zelf zich blijft gedragen als een grillige preutse diva die nooit echt ja durft te zeggen? Of ben ik de enige? Ligt het aan mijn videobanden volgepropt met BBC-comedy, waarover ik ooit dacht dat 'The Cast' in Written by 'The Cast' de naam was van één of andere geniale schrijversfabriek die aan een razend tempo moppen produceert als een bewoonbare Jeroen Leenders, opgetrokken uit beton? Ligt het aan mijn schooltrip naar Londen, toen ik de groep ontvluchtte om de BBC-gebouwen te aanschouwen als een inbreker die een weg naar binnen zocht? Misschien.

Ik weet alleen dat iedere aflevering van The Thick of It nog een laag modder wrijft op de ambitieuze moloch die in mijn kop gecreëerd wordt. En als vroegtijdige reactie op kreten als 'sell-out sukkel' en 'naïeve sukkel' (ja, de hatersclub Joost mag weten hoeveel we hem haten uit Kontich is verzot op het woord 'sukkel') zeg ik: 'Ja, ik besef ook wel dat ik nooit de kans zal krijgen om zoiets compromisloos los te laten op het Vlaamse kijkerspubliek.' Maar toch.

Toch beschouw ik deze periode als vormingsjaren, als een puberaal aftasten van media en van podia, tot ik net zoals Iannucci, die zichzelf tot een comedyvirus ontwikkelde in de petrischaal van radio, in staat ben om datgene te produceren wat mij oprecht trots zal maken. En zo komen we tot reden nummer zoveel waarom ik deze bijdrage aan rekto:verso stopzet. Brengt deze column mij een stap dichter bij het vervullen van die ene ambitie? Ik denk het niet. Zal mijn deelname aan De slimste mens iets bijdragen? Misschien wel. Maakt dit van mij een opportunist? Absoluut, ongetwijfeld, de ergste in zijn soort. Daalt mijn geringe waarde nog meer? Dat beslis ik niet. Maar eerlijker dan dit zal ik waarschijnlijk nooit worden in een column, grappiger misschien wel.

Gevoed door onzekerheden en een constante angst voor het zwarte gat waarin acteurs verdwijnen, hopeloos op zoek naar de uitgang via achterkamertheaters en onpersoonlijke audities, probeer ik tevreden te zijn met wat er nu is. Maar het is niet zo. Theater voelt nooit aan als thuiskomen, literatuur is me te nieuw en comedy te beperkt. Televisie zal ongetwijfeld evenzeer teleurstellen, maar ik zal nooit haar kracht en haar mogelijkheden onderschatten. Stoppen met Abattoir Fermé deed pijn, net als het beëindigen van een heftige jarenlange relatie met een intens wijf en haar zeggen dat dit verbond dat we hebben niet goed genoeg meer is. Maar het heeft mij nog geen grammetje spijt opgeleverd. Stoppen met deze column doet me weinig, maar de spijt zal even gering zijn. Enkel een korte sorry aan de paar lezers die mij en mijn meningen aanbaden en slaafs opvolgden (Ja, ik zie jullie staan aan de overkant van mijn straat met spandoeken van 'Waar Blijft Silent Hill, The Play' en 'Zeg een keer iets cynisch over de Roovers'). En een nog kortere sorry aan al die lezers die alles slecht vinden, behalve hun eigen shit, en die hoopten vernoemd te worden door dit blad als de nieuwe sprankelende sterren aan het kunstfirmament. Sorry, maar ik ben nooit komen kijken naar jullie en jullie nooit naar mij.

Deze column eindigt in 5

4

3

2

1

……………………………… (dial tone, fade to black)