Het lijf mag je hebben, maar de kop is van mij (deel 4)

Door Joost Vandecasteele, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

In a galaxy far, far away, maar ook niet zo far away, is er een land, of beter gezegd: een bijna-land. Maar zodra GDF Suez heel Wallonië heeft opgekocht om er 36 kerncentrales te zetten, zal dit Vlaanderen, ons Vlaanderen, dit land van te veel melk en ingevoerde honing, eindelijk onafhankelijk zijn en in Europa dezelfde rechten kunnen afdwingen als Luxemburg en de helft van Cyprus.

In dit stukje paradijs is er een krant (laten we ze De Standaard noemen) waarin Tom Naegels ons elke week als officiële woordvoerder van de allochtone gemeenschap komt vertellen wat ze allemaal bekokstoven onder die hoofddoeken en in hun garagemoskeeën. Waarin de burgemeester van Molenbeek Phillipe Moureaux (PS) zegt dat het aantal sackjackings gedaald is, maar niet hoe. Namelijk door ieder verkeerslicht in Molenbeek op oranje te laten flikkeren, zodat je misschien niet je tas kwijt bent, maar wel vijf uren voor je drie straten verder bent. Waarin een recensie over de theatervoorstelling De Alpenzusjes wordt afgesloten met de historische opmerking: 'Herkenning is de hoeksteen van goede humor.'

Ik geef u even een regel wit, zodat u deze uitspraak ten volle kunt binnenpakken en proeven hoe ze smaakt, hoe ze binnengaat als koek die zestien dagen is bespuugd door een Nigeriaan met aids en dan is besprenkeld met een heel kleurenpalet aan strontjes.

Het spijt me dat ik u zo overval met dit soort citaten, maar ik ga ze toch herhalen, hoe angstaanjagend ze ook mogen zijn: 'Herkenning is de hoeksteen van goede humor.' En ik weet niet wat ik erger vind, een taalgebruik als 'hoeksteen', een woord normaal voorbehouden voor CD&V-functionarissen als Luc De Ruyk, burgemeester van Temse, die de vertoning van Ex-drummer in zijn gehucht boycotte omdat, en ik citeer, 'onze jeugdige jeugd recht heeft op meer "waarden"-vollere voorstellingen', of de vanzelfsprekendheid van deze zin. Alsof elke mop bij elk stand-upoptreden maar de moeite waard is als ze begint met: 'Ken je dat gevoel?' Alsof enkel komieken als Sven 'weet-je-wat-ik-bedoel' Eeckman of Bart Cannaerts, die in dezelfde krant trots meedeelde dat hij het voornamelijk wil hebben over die irritante plasticzakjes van GB, de vaandeldragers zijn van de goede humor. Of stoor ik mij gewoon aan het idee 'goede humor'? What the fuck is goede humor? En wie beslist dat? Is dat federaal geregeld of is het op Europees niveau? En waarom krijg ik dan geen nieuwsbrief? Waarom krijg ik alleen magazines van de vakbond die mij nog aanspreken met 'kameraad', of beter gezegd: 'cher camarade'. En die pagina's durven te vullen met foto's van hoe ze weer met hun gekleurde vuilniszakken irritant luid van Brussel-Noord naar Brussel-Zuid zijn gestapt om 'meer dit' en 'minder dat' te scanderen en dan vlug de trein te pakken, want het blijft Brussel, om zichzelf te bekijken in het middagjournaal.

Dit is geen aanval op bepaalde komieken. Of zelfs op bepaalde recensenten. Over dat kritisch gespuis zal God wel beslissen. 'Zo, wat deed jij met je leven, met het hoofd, de handen en de voeten die ik geschapen heb?' 'Nou, ik keek naar wat andere mensen deden en zei wat er niet goed aan was, dat het misschien beter was als ze het eerst aan mij toonden en dan pas aan het publiek.'

Dit zijn gewoon aantekeningen uit het comedy-ondergrondse. Onze oorlogsverhalen als troubadours van de lach. Zoals verteld aan mij door Michael Van Peel, een van onze meest talentrijke komiekkrijgers, tijdens de Yellow City Comedy Night in Geel - snap je hem? Over wat er gebeurde bij een Andy Kaufman Tribute in de Arenberg eerder dit jaar. Over hoe een man onaangekondigd zichzelf op het podium uitnodigde. 'Maar we dachten allemaal dat hij erbij hoorde, want het was dat soort avond. Hij kwam op, met een dodenmasker over zijn hoofd, enkel zijn grijze paardenstaart was te zien. Hij zei niks, maar toonde ons een filmpje dat begon op de tonen van dat R.E.M-nummer over Andy Kaufman. Beelden vanuit een rijdende auto doorheen Los Angeles. Tot de inzittende stoppen aan een klein kerkhof. De beide mannen stappen uit. Nooit tonen ze hun gezicht, de camera blijft op hun borstkas gericht. Ze stappen naar een van de zerken en zoomen in. Het is het graf van Andy Kaufman. En zonder een cut in het filmen beginnen ze met spades in de grond te graven. Tot ze aan de kist komen. En wij allemaal benieuwd naar de clou, waarschijnlijk een lege kist om de legende rond Kaufman in leven te houden. Maar wat zien we? Een fucking twintig jaar oud gerot en ontbonden lijk. Misselijkmakend groot op dat scherm. Die kerel verdwijnt weer, iemand gaat hem achterna en ziet hem in een Best Western-hotel vlakbij stappen en daar zijn masker afdoen. Heel even is zijn gezicht te zien. Iets later proberen we dat filmpje op internet te zoeken, maar nergens te vinden, wat heel vreemd is. En tijdens het zoeken vinden we recente foto's van Bob Zmuda, de manager van Andy Kaufman, en in de film Man on the Moon, gespeeld door Paul Giamatti, ook foto's van een oudere man, een beetje papperig en met een grijze paardenstaart. Volgens diegene die hem gevolgd heeft, is het dezelfde man als op die foto, maar echt zeker is hij er niet van. Het enige wat we zeker weten, is dat Bob Zmuda op de hoogte was van deze 'tribute', want hij zat in Amsterdam met zijn Nederlandse vriendin en stuurde een mail met gelukwensen en de boodschap "Maybe Andy will show up." Maar voor de rest is niks zeker.'

Dit is geen late aanval op het theaterfestival dat End van <st1:personname productid="Kris Verdonck">Kris Verdonck</st1:personname> (aka de voorstelling 'man-steekt-podium-over-maal- <st1:metricconverter productid="56'">56'</st1:metricconverter>) hoger achtte dan Bij mij zijt ge veilig van Wim Helsen. Dit is enkel een klein eerbetoon aan een vriend en aan een man die mij bang maakt, maar ook trots dat ik hem ken. De man Tim Foncke, die met zijn comedyset De risicofactor van de show als geen ander het verwachtingspatroon en de daadwerkelijke inhoud doet samenvallen. Ik heb de meest vreselijke jeugdhuizen overleefd met hem en heb hem zien falen en schitteren. Maar direct dat schitteren in falen omzetten, want perfectie kan hij niet aan. Ik heb hem rauwe biefstukken in het gezicht van publieksleden zien duwen met de kreet 'Is dit paardenvlees?' Ik heb zijn cartoonbundel Pijntje, gemaakt met Glenn D'Hondt, nooit de aandacht zien krijgen die hij verdiende — toch zeker meer aandacht dan twee regels in rekto:verso, het blad dat zich wil profileren met de saaiste reclame in het midden, hoogstwaarschijnlijk vormgegeven door een oostblokse copywriter die het graag puur houdt. En nu is er De Geachten, zijn debuutboek, vol echt geschreven en echt verstuurde brieven. Over zijn leven als rekkenvuller bij de GB en antwoorden op boze mails van heel boze jeugdhuizen. Met fragmenten als dit: 'Beste Stef (manager 123comedyclub), ik vind zelf ook dat ik die award had moeten winnen. Sven is een goeie jongen, maar hij zou beter stoppen met comedy en fulltime in 't OCMW gaan werken. Ik dacht dat ik die bloemen op zijn rug kapotgeslagen had, maar mijn moeder zei dat het op zijn gezicht was.'

Dit is geen eerbetoon uit vriendschap of van moeten, maar het verslag van een komiek op zoek naar zijn niche, die in dit circuit nooit de stempel van 'goede humor' zal krijgen. Omdat zijn materiaal, zijn cartoons en zeker zijn brieven verontrustend zijn, bijna hulpkreten. Niet om aandacht, maar om dat beetje waanzin in de kop onder controle te houden. In de wereld onder de gesubsidieerde, waar culturele centra de plak zwaaien als mini-Mugabes, dwalen een paar komieken rond met heel veel ambitie en met de overtuiging dat comedy nooit bedoeld is als entertainment, laat staan als gezellige therapeutische avonden waar we onszelf kunnen herkennen en bij iedere mop giechelend reageren met 'dat is waar van die rijen aan de kassa'. Dus alstublieft, meneer de recensent van De Standaard, maak het ons niet te gemakkelijk en wij beloven hetzelfde te doen.