Chimamanda Ngozi Adichie en Chika Unigwe: stemmen die aandacht verdienen

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

De meeste van mijn vrienden kunnen uit het hoofd niet één Afrikaanse schrijver noemen. En eerlijk gezegd, ik kan het hen niet kwalijk nemen. Had ik geen postkoloniale literatuur gestudeerd aan de universiteit van Luik, ik zou er ook geen kennen. Tijdens mijn hele lagere en middelbare schooltijd in de jaren tachtig en negentig werd me niet één keer gevraagd een Afrikaanse roman te lezen. Als Afrika al ter sprake kwam, ging het meestal over een of ander historisch feit in verband met de kolonisatie van Kongo, al stonden de wreedheden van de Belgen aldaar uiteraard niet op de agenda. Nee, er was hooguit plaats voor een bezoekje van een verhalenverteller om ons bekend te maken met de mondelinge overleveringen van Afrika, maar over de literatuur van het continent werd met geen woord gerept.

Toegegeven, mijn eigen gebrekkige kennis van de Afrikaanse romanliteratuur is misschien niet representatief voor alle Belgen, toch is het een feit dat de kennis van de moderne literatuur bezuiden de Sahara in ons land vooralsnog beperkt blijft tot enkele academische en culturele kringen. Welke gemiddelde lezer weet bijvoorbeeld dat het West-Afrikaanse land Nigeria prat kan gaan op een Nobelprijswinnaar voor literatuur (Wole Soyinka) én een van de meest prominente romanschrijvers van de twintigste eeuw (Chinua Achebe)? En wie weet dat deze auteurs, die allebei hun carrière begonnen zijn in de jaren vijftig, de inspiratiebron zijn geweest voor een hele reeks jongere schrijvers in hun thuisland en in de diaspora?

Maar het wordt stilaan beter. De moderne Nigeriaanse literatuur kan op steeds meer bijval rekenen. In de internationale literaire wereld is recent een nieuwe generatie schrijvers van Nigeriaanse afkomst opgestaan, wiens werk niet enkel de beroepsrecensenten, maar ook een breed westers publiek lijkt aan te spreken. De meest genoemde naam onder die veelbelovende auteurs is ongetwijfeld die van Chimamanda Ngozi Adichie, van wie de eerste roman, Purple Hibiscus (2003), zeer enthousiast werd onthaald in de Engelstalige wereld en in verschillende talen werd uitgegeven, waaronder het Frans en het Nederlands (L'hibiscus pourpre/ Paarse Hibiscus). Ook België kan trots zijn op een beloftevol Nigeriaans talent: de in Turnhout wonende Chika Unigwe, van wie de debuutroman De feniks oorspronkelijk in het Engels werd geschreven maar meteen naar het Nederlands werd vertaald voor de eerste publicatie, eind 2005.

Deze twee jonge schrijfsters hebben een en ander gemeen. Niet alleen zijn ze geboren en getogen in Nigeria, ze hebben ook een gelijkaardige culturele achtergrond — ze behoren allebei tot de Igbo, een van de drie grootste etnische groepen in het land — en ze kunnen elk terugblikken op een hele rij literaire prijzen. Maar terwijl Adichie al enkele jaren in de Verenigde Staten werkt en alleen in het Engels schrijft, woont Unigwe in Vlaanderen en schrijft ze behalve haar Engelstalige werk ook nu en dan een kortverhaal in het Nederlands. De gelijkenissen en verschillen tussen de biografieën van Adichie en Unigwe worden ook enigszins weerspiegeld in hun respectieve werk: er zijn talrijke parallellen, maar toch hebben ze elk hun specifieke karakteristieken. Wat volgt is een nadere kijk op het werk van deze twee jonge beloften.

FASTFOOD ALS INTEGRATIE

Gevraagd hoe ze schrijfster is geworden, antwoordt Chimamanda Ngozi Adichie steevast dat ze al schreef van toen ze kon spellen. Ze grapt geregeld over het feit dat er in haar allereerste verhalen blanke personages en sneeuw voorkwamen — elementen uit Britse kinderboeken die echter helemaal niets te maken hadden met de omgeving waarin ze zelf opgroeide. Een beslissend moment in haar creatieve groei kwam er toen ze op tienjarige leeftijd kennismaakte met het werk van haar landgenoot Chinua Achebe. Die beroemde romanschrijver, dichter en essayist was een van de eersten die in zijn literaire werk een genuanceerd beeld van de pre- en postkoloniale Nigeriaanse samenleving gaf. Een echo daarvan vinden we terug in Adichies Purple Hibiscus.

Purple Hibiscus speelt zich af in het Nigeria van de jaren negentig, een woelige periode waarin het land van het ene militaire regime in het andere tuimelde. Het verhaal wordt verteld in de eerste persoon door Kambili, een tienermeisje wier vader Eugene een welvarend Igbo zakenman is. Maar Eugene is een man met vele gezichten, wat geïllustreerd wordt door een reeks paradoxen: hij verzet zich tegen de militaire dictatuur door een krant uit te geven die opkomt voor democratie, maar thuis slaat hij geregeld zijn vrouw en zijn kinderen. Als toegewijde katholiek maakt hij grote giften over aan de plaatselijke kerk, maar van diezelfde vrijgevigheid is weinig te merken tegenover zijn eigen vader, een aanhanger van het traditionele Igbo geloof, die hij herhaaldelijk 'heiden' noemt. Op die manier behandelt de roman een hele reeks onderwerpen, gaande van lichamelijk misbruik tot de problematische gevolgen van de invoering van het christendom in Nigeria.

Deze korte samenvatting zegt echter nog niets over de unieke vertelkunst van Adichie. Behalve de ruime thematiek wordt het boek immers gekenmerkt door een doordachte structuur en een elegante stijl. Doordat Adichie het verhaal laat vertellen door de schuchtere Kambili, krijgt de lezer bovendien alle dubbelzinnigheden te zien van de relatie tussen het jonge meisje en haar vader met zijn starre, christelijke ideologie. Op die manier schetst ze ons een subtiel portret van een wereld waarin het huiselijke en het politieke nauw met elkaar verweven zijn.

Purple Hibiscus is toegankelijk en ráákt de lezer. Daaraan dankt het boek wellicht een groot deel van zijn succes, ook al noemt een bescheiden Adichie de populariteit van haar boek een toevalstreffer. In een interview vertelde ze hoe ze ervan uitging dat haar werk geen hoge ogen zou gooien, omdat het manuscript in Amerika aanvankelijk door talloze literaire agenten en uitgevers was afgewezen. Die vertelden haar dat niemand in het buitenland zat te wachten op een verhaal over Nigeria. Wat ze natuurlijk vergaten, is dat haar werk tot nadenken stemt, en dat het niet alleen veel vertelt over Nigeria, maar ook over de hedendaagse samenleving in het geheel.

Die relevantie is ook duidelijk aanwezig in Adichies kortverhalen, die dikwijls handelen over een veelbesproken, actueel thema, met name immigratie. Wellicht door haar eigen ervaring als Afrikaanse in Noord-Amerika, vertellen haar korte stukken vaak over Igbo migranten die uit Nigeria wegtrokken om in de Verenigde Staten te gaan wonen. In verhalen als 'You in America' (2001) of 'New husband' (2003) valt op hoe de auteur geregeld kritiek uit op de VS, zoals kan worden verwacht, maar ook op haar Nigeriaanse hoofdrolspelers. Enerzijds hekelt ze de westerse tendens tot een soort neokoloniale, culturele homogenisering. Zo zegt de verteller in 'You in America' dat sommige Amerikanen denken dat elke zwarte persoon met een accent een Jamaicaan is, of dat Afrika een land is waar iedereen elkaar kent. Anderzijds stelt Adichie de gebrekkige interesse voor de Afrikaanse cultuur niet voor als een eenrichtingsproces. In haar verhalen komen vaak Nigerianen voor die de Amerikaanse normen dermate verheerlijken dat ze uiteindelijk geringschattend gaan neerkijken op hun eigen, Afrikaanse roots. Deze vrijwillige assimilatie van sommige personages wordt telkens opnieuw duidelijk in hun omgang met taal en voedsel: in Adichies verhalen vind je migranten die hun moedertaal verwerpen en inruilen voor een Amerikaanse variant van het Engels, of die hun Afrikaanse naam vervangen door een Amerikaans klinkende familienaam, en die geregeld in fastfoodrestaurants eten, als een manier om zich aan hun gastland aan te passen. De strategie van de schrijfster is niet verstoken van enige humor: groteske figuren worden enkel opgevoerd om er de spot mee te drijven. En toch valt het grootste deel van haar verhalen op door de aangrijpende beschrijvingen van de (financiële, sociale of emotionele) hachelijke situatie van de — veelal vrouwelijke — protagonisten.

DE WESTERSE ZIEKTE

De diepe gevoeligheid die zo typisch is voor het werk van Adichie, is ook kenmerkend voor het werk van Chika Unigwe. Aan het begin van Unigwe's debuutroman De feniks, is Oge, een jonge vrouw van Nigeriaanse afkomst, met de trein onderweg van haar huis in Turnhout naar een ziekenhuis in Leuven, waar korte tijd voordien is vastgesteld dat ze borstkanker heeft. Geleidelijk ontdekt de lezer dat het leven van het hoofdpersonage ook op andere gebieden aan het uiteenvallen is. Oge kan maar moeilijk wennen aan de kille en oppervlakkige sociale omgang in Vlaanderen, en de relatie met haar Belgische echtgenoot, Gunter, is zo slecht geworden dat het koppel nog maar nauwelijks een woord met elkaar wisselt. De diepere reden voor deze vervreemding wordt pas later duidelijk.

De feniks vult voor een deel een zorgwekkende leemte in het Belgische literaire landschap, want het is een van de bitter weinige uitgegeven romans die zijn geschreven door een Vlaamse auteur van Afrikaanse origine. En hoewel dit zeker niet de enige verdienste van deze schitterende roman is, zijn de artistieke kwaliteiten van De feniks niet unaniem erkend door de Belgische pers. Sommige journalisten noemden Unigwe's voorstelling van de starre, Vlaamse sociale welvoeglijkheid overdreven, en haar koele beeld van Vlaanderen al te clichématig. Dergelijke kritiek is wellicht te verklaren door iets wat de belangrijkste media totnogtoe hebben verzwegen: Chika Unigwe heeft de vinger gelegd op een gevoelige wonde in de Belgische samenleving. Niemand wordt immers graag gedwongen om in de spiegel te kijken, als het beeld dat daar wacht hem niet zint. Het zien van dat lelijke, onherkenbare spiegelbeeld wordt nog pijnlijker als men beseft dat iemand die confrontatie bewust heeft uitgelokt door de spiegel op een strategische plaats in de kamer te zetten. Het diepe onbehagen van de Belgische bevolking wordt dan ook gevoed door het niet willen zien van dat griezelige spiegelbeeld; en precies dat dwingt De feniks zijn lezers te doen. België, een land dat decennialang heeft vastgehouden aan een strakke, paternalistische blik op het zogenoemde Afrikaanse Heart of darkness, krijgt nu een 'ander' en onvertrouwd beeld van zichzelf voorgeschoteld. En wat meer is, het wordt hem voorgeschoteld door een 'buitenstaander'. Het orkestreren van die onverwachte confrontatie, het tonen van België's eigen gebreken, dat is de moeilijke taak die Chika Unigwe zich heeft gesteld.

Toegegeven, haar beschrijving van het Vlaamse volk kan al eens extreem lijken, maar daarvoor zijn verschillende verklaringen. Ten eerste wordt in De feniks een beeld van Vlaanderen opgehangen door de ogen van een subjectief (en, zoals later blijkt, onbetrouwbaar) hoofdpersonage, dat opgegroeid is in Nigeria en als dusdanig enkel vertrouwd is met de lokale gebruiken. Als Oge betreurt dat de sociale regels in Vlaanderen haar niet toelaten bij mensen langs te lopen wanneer ze familie op bezoek hebben, wijst ze gewoon op een fundamenteel verschil tussen de Nigeriaanse en Vlaamse normen. Op zulk een onvleiende manier te worden voorgesteld, is voor sommige Belgen misschien een bittere pil om te slikken. Toch benadrukt het gewoon iets wat veel Europeanen nog moeten leren inzien: het feit dat westerse normen niet universeel zijn. Een tweede reden waarom een aantal van de Belgische personages in het werk van Unigwe soms 'clichés' worden genoemd, is dat Unigwe net zoals Adichie nu en dan eerder 'types' dan echte personen gebruikt om haar boodschap over te brengen. Bijvoorbeeld de welwillende dame die Oge ontmoet op weg van Turnhout naar Leuven, die denkt dat alle Afrikanen Swahili spreken, in hutten wonen en op stro slapen. Hoewel men mag aannemen dat slechts een kleine minderheid van de Vlamingen zulke enggeestige misvattingen heeft, is de poging van die vrouw om alle Afrikanen netjes in één waterdichte categorie in te delen, symptomatisch voor een veel groter fenomeen in West-Europa. Men denke bijvoorbeeld aan de voor alles dienende term 'allochtoon' die momenteel zo populair is in de Belgische media; een woord waarmee men achteloos verwijst naar eender welke niet-blanke inwoner van het land, ongeacht zijn cultuur, religie, land van herkomst of nationaliteit.

Net zoals Unigwes kritiek op de Belgische samenleving gebaseerd is op haar eigen waarnemingen, is haar beschrijving van de Vlaamse en Nigeriaanse mensen bovendien allesbehalve manicheïstisch. Op een manier die alweer doet denken aan Adichie (hoewel niet duidelijk is wie van de twee de ander heeft beïnvloed, en of er überhaupt een verband bestaat), biedt Unigwe een tegengewicht voor de koude en hautaine Europese figuren door het opvoeren van Afrikaanse personages van wie de vooroordelen al even ongegrond zijn. Zo is er bijvoorbeeld de moeder van Oge, die de bewering dat een kennis van haar aan kanker lijdt, wegwuift met het argument dat kanker 'een westerse ziekte' is. Verder in het boek spreidt ze ook haar zelfverklaarde medische kennis tentoon, met een al te optimistische inschatting van de epidurale verdoving die dikwijls wordt toegediend in de Europese verloskwartieren: 'Europese vrouwen lijden geen cent pijn als ze moeten bevallen. Eén spuitje en je kan rustig blijven patiencen terwijl je kind te wereld komt'. Door dergelijke misvattingen aan te halen, lijkt de auteur te suggereren dat zowel de Afrikaanse als de Europese samenleving zich pleegt te bezondigen aan dezelfde typisch menselijke fout: het maken van radicale veralgemeningen over de 'ander'.

De feniks is natuurlijk niet alleen lovenswaardig om zijn functie als spiegel van culturen; het boek verdient in de eerste plaats erkenning omwille van de literaire waarde. Ook wat dat betreft werd het werk van Unigwe door de pers op gemengde reacties onthaald. Nu eens werd het boek bewierookt om zijn duidelijke stijl, dan weer vond men — ietwat tegenstrijdig — dat er te veel beeldspraak werd gebruikt. Ook de verteltechniek werd de ene keer geprezen als zijnde zeer origineel en de andere keer afgedaan als irrelevant. Nochtans is het vormelijke aspect ontegensprekelijk een van de opvallendste kenmerken van deze roman. Unigwe maakte immers de nogal ongewone keuze om het grootste deel van het verhaal te vertellen in de tweede persoon, vanuit het standpunt van Oge, met één sleutelhoofdstuk verteld in de derde persoon, vanuit het standpunt van Gunter. Enkel op de laatste bladzijden vertelt Oge in de ik-vorm. Het effect daarvan hangt natuurlijk voor een stuk af van je gevoeligheid als lezer, maar mij sprak het in elk geval aan.

Het mag duidelijk zijn dat De feniks verschillende vormen van het menselijke leed laat zien. Eenzaamheid, vervreemding, ziekte en verdriet zijn maar enkele voorbeelden van het ongeluk waar de personages mee moeten omgaan. Maar wie het boek aandachtig leest, beginnende bij de kaft, zal ook positievere aspecten ontdekken, zoals de metaforische wedergeboorte of het affectieve herstel.

Misschien is het precies dat opnieuw vormgeven van gevoelens en gedachten, wat het werk van Unigwe en Adichie teweegbrengt, wanneer de ideeën en emoties die zij beschrijven op hun beurt vorm krijgen in onze verbeelding. Allebei hebben ze hun eigen manier om ons door dit ontdekkingsproces te leiden. Adichie laat zien dat politiek en emotionele complexiteit niet per definitie onverenigbaar zijn. Unigwe, van wie het boek het hoopvolle begin inluidt van een nieuwe Afro-Belgische literaire traditie, benadrukt de nood aan een diepgaande bezinning over multiculturalisme in ons land.

De romans van Adichie en Unigwe kunnen dankzij het werk van de vertalers ook door een Nederlandstalig publiek worden gelezen. Hopelijk zal de populariteit die beide schrijfsters (vooral Adichie) nu al genieten in de Engelstalige wereld, ook haar weg vinden naar België en, waarom niet, naar de Belgische klaslokalen. Afgaand op het talent van deze twee auteurs, kan men alleen maar besluiten dat hun stem vast en zeker aandacht verdient.

Meer informatie over Chimamanda Ngozi Adichie en Chika Unigwe vindt u op het net. Chika Unigwe heeft een officiële website in het Nederlands en Engels (www.chikaunigwe.com). Een Engelstalige webpagina opgedragen aan Chimamanda Ngozi Adichie (samengesteld door de auteur van dit artikel) is te vinden op www.ulg.ac.be/facphl/uer/d-german/L3/cnaindex.html.

Chimamanda Ngozi Adichie en Chika Unigwe worden op 21 maart 2006 door Jos Geysels geïnterviewd in Passa Porta. Meer info op www.passaporta.be.