Bovengrondse ondergrond

Door op Mon Nov 28 2016 15:00:51 GMT+0000

Tijdens de jaren 1970 werden underground en marginaliteit nog in brede progressieve kring geassocieerd met de mogelijkheid om een waarachtiger leven te leiden. Dat is vandaag wel even anders. Wat met de culturele ondergrond van weleer?

Niets zo irritant als de wijsneuzige progressieveling die publiek voluit peroreert over ‘het einde van …’ en zich daarom ook meteen in het centrum van het culturele universum meent te bevinden. Wie de muzikale tegencultuur doodverklaart, slaat de plank alvast flink mis. Zij die met een brede glimlach en ironisch getoonzet de underground ten grave dragen, zijn ofwel geborneerd of slecht geïnformeerd – of beide. Ofwel heeft men als zelfbenoemde trendwatcher zijn huiswerk niet goed gemaakt, ofwel is men een kleinburgerlijke hipster die subcultureel consumentisme verwart met een tegendraadse opstelling.

74_laermans_Mystifier @ Le Bunker - Brussels (BE) 23.04.14.jpgNeem bijvoorbeeld de Brusselse muziekscène. Concertzaal Magasin 4 is nog een beetje bekend, Le Bunker al een stuk minder. Deze spreekwoordelijke kazemat zit verscholen in de prostitutiebuurt net achter het Noordstation en programmeert op onregelmatige basis concerten van beginnende bands. Ligging en muzikale genres verzekeren de combinatie van algemene onbekendheid en nichebijval die iedere ondergrondse scène kenmerkt. ‘Existential metal’, ‘doom metal en ‘hypnotic sludge’ zijn enkele van de verhandelde muzikale waren. Wie ze uit elkaar weet te houden, is een connaisseur: iemand die muzikaal ondergronds gaat, ook al leeft hij bovengronds het doordeweekse leven van brave ambtenaar, toegewijde automecanicien of gesjeesde hogeschoolstudent.

Ziehier de prototypische muzikale holbewoner: professioneel conformistisch en politiek enigszins apathisch, maar in de vrije tijd liefhebberend in het soort van ongetemde geluiden die nooit de officiële radiozenders halen. Tegencultuur verschilt inderdaad van protestcultuur: ze vormt het sociale spiegelbeeld van wat niemand nog de hoge cultuur durft te noemen. Net als de liefhebber van opera of klassieke muziek, trekt de hardcore-fan zich tijdelijk terug in een autonome zone om er via klanken contact te maken met zichzelf – met gewenste gevoelens van opwinding en gezochte ervaringen van gelukzaligheid. Hier de zoetgevooisde stem van ‘La Trebko’ of de Derde Symfonie van Brahms, daar de dreinerige ‘doom’ van een lokale variant op Boris of Sunn O))). In beide gevallen regeert echter de logica van het sociaal-culturele reservaat. De operafanaat huivert en huilt in het rode pluche omdat hij zich beschut weet door de verduisterde zaal, de hardcore-fan schreeuwt en sleurt zichzelf richting voorste rij omdat hij zijn culturele onzichtbaarheid koestert.

Lucide freaks

George Smits (1944-1997) was een underground-held-oude-stijl, die tijdens de jaren zestig ook nog bij folk-legende Ferre Grignard speelde. Recent kocht het M KHA beeldend werk van hem aan en bracht het label Ultra Eczema de elpee 'Toet' uit met zijn kunstige knutselmuziek die op zelf gefabriceerde instrumenten werd gespeeld. Die zelf gebrouwde klanken stuurde de man tijdens de jaren negentig onder de naam Captain Zbolk bij de Antwerpse Radio Centraal ook eenmaal per week de nachtelijke ether in, zonder zich veel illusies te maken over het bereikte publiek. Over zijn alter ego Zbolk zei Smits in 1994: ‘Hoe ver kan iemand gaan in het bouwen van akoestische instrumenten met rommel, ze te bespelen en dat op te nemen, op goedkoop digitaal materiaal songs te componeren met de samples van die muziek, die songs tijdens een wekelijkse radio-uitzending live te mixen met de originele geluiden, zonder dat iemand zegt: je bent uit de toon, je tijd is op, je bent een freak, je kan gaan.’ Zoveel luciditeit is zeldzaam, niet enkel onder- maar nog veel meer bovengronds.

‘Going underground’ kan soms een ietwat gevaarlijke hobby zijn, ‘being underground’ komt daarentegen neer op een leven in de marge met een begrensde houdbaarheid

Geen culturele underground zonder een handvol kleurrijke figuren à la Smits die aan het ondergrondse bestaan een dagtaak hebben. Zij verlenen aan een tegen-culturele niche geloofwaardigheid en de aura van authenticiteit, die de veel talrijkere weekend-meelopers luidop koesteren. ‘Going underground’ kan soms een ietwat gevaarlijke hobby zijn, ‘being underground’ komt daarentegen neer op een leven in de marge met een begrensde houdbaarheid. Het kan per definitie op een slechts bescheiden applaus rekenen, dat mettertijd ook nog eens is afgenomen.

Niet de underground-oude-stijl veranderde, wel de ruimere waardering ervan. Tijdens de jaren zeventig werden underground en marginaliteit nog in brede progressieve kring geassocieerd met de mogelijkheid om een waarachtiger leven te leiden. De romantische verbeelding regeerde: tegenculturen zouden op een bescheiden schaal alsnog iets weten te redden van de zachte menselijkheid die ‘het systeem’ genadeloos vermaalde. Vandaag wil ook iedere hipster liefst een winner zijn: de marginaal van toen heet thans gewoonweg een loser. Authenticiteit is out, het transhumanisme domineert tegenwoordig de verbeelding. Niet zelfontplooiing maar zelfverandering doordesemt de tijdsgeest; niet de mislukkende marginaal maar de succesvolle ondernemer is de sociale held bij uitstek; niet de culturele ondergrond maar bovengronds succes, liefst alom zichtbaar binnen oude en nieuwe media, wordt breed gerespecteerd en alom geapprecieerd.

74_Laermans_VincentLynen.jpg

Neo-underground

Underground is er in minstens twee versies. De muzikale ondergrond-oude-stijl blijft verbonden met akoestisch gerommel in de marge dat afwisselend hoogst lieflijk aandoet (zie de alt-folk-scène) en broeilelijk klinkt (de noise cultuur bloeit als nooit tevoren). Lokale scènes raken in digitale tijden uiteraard makkelijker vernetwerkt. Ook informatie over nieuwe releases op kleine labels of over obscure concerten is nu makkelijk op het internet te vinden. Dat roept tegenreacties op want zichtbaarheid en ondergrond rijmen slecht. Aan de underground danken we bijvoorbeeld mee de revival van de elpee. Labels als Ultra Eczema creëren echter bewust schaarste door een nieuwe langspeler op een gelimiteerd aantal exemplaren te persen en die platen ook nog eens hoogst selectief te verdelen. Moraal van de underground: ‘gij zult moeite moeten doen om erbij te horen!’ De gewilde obscuriteit verklaart ook het blijvend belang van zakdoekgrote clubs en van tijdelijke concertplekken waarvan de adressen als geheime tips onder de cognoscenti circuleren. Een underground-scène zal territoriaal geworteld zijn of niet zijn: juist door haar lokale verankering verzet ze zich tegen het bredere bereik van oude of nieuwe media en hun gedeelde hang naar transparantie, naar nieuws en nieuwigheden ook. Wijsheid van de underground: (on)zichtbaarheid is primair een kwestie van schaal.

Neo-underground, dat is de tijdelijke redding van het ‘even’ of het voorwaardelijke bestaan tussen leven en dood van een song.

Terwijl de muzikale ondergrond-oude-stijl de informatiemaatschappij tegelijk omarmt en afwijst, is bovengronds een nieuw soort underground ontstaan. De neo-underground ontstond tijdens de jaren 1990 als onontkoombaar complement van de overvloed aan digitale informatie, het onsamenhangende en vooral immer hernieuwde teveel aan bits & bytes dat ooit vergoelijkt werd aangeprezen als ‘de digitale snelweg’ (‘digitale diarree’ is de betere metafoor). Daaruit pik je als muziekliefhebber goeddeels at random dingen op waar je met gedimde concentratie even naar luistert, om dan vrolijk verder te surfen op de digitale zee van muzikale mogelijkheden. Alles ligt immers aan de oppervlakte en binnen bereik bij Spotify of Apple Music. Moraal van de muziekcloud: ‘gij zult géén moeite doen!’ Juist daarom overheerst de onaandachtige aandachtigheid en de hyper-consumentistische tijd van het ‘even’, die in het actuele heden de mode heeft afgelost.

Tussen zichtbaar en onzichtbaar ligt het even waarneembare: dat wat een fractie lang wordt gepercipieerd en vervolgens opnieuw uit het zicht verdwijnt (of oplost binnen het gehoorveld). Even hoor je een song, zonder dat je de titel of de naam van de band checkt: een moment lang bestaat iets, zij het enkel anoniem, omdat het akoestisch oprijst – waarna het nummer ritmisch het digitale graf in danst. Neo-underground, dat is de tijdelijke redding van het ‘even’ of het voorwaardelijke bestaan tussen leven en dood van een song.

Under the Radar

74_laermans_spotify.jpgMuziekdiensten als Spotify hebben de underground-nieuwe-stijl en zijn vluchtigheid ondertussen geperfectioneerd. Op basis van eerder ingegeven persoonlijke voorkeuren en de gelijkenissen met die van andere gebruikers, stellen algoritmes regelmatig vernieuwde speellijsten samen als ‘Discover Weekly’ of ‘Under the Radar’ (die naam knipoogt naar de traditionele underground). Daardoor hoor je binnen het bestek van pakweg één uur al snel meer nieuwigheden van jou volstrekt onbekende bands, singer-songwriters en laptop-composers dan tijdens een gezellig avondje platenluisteren bij een connaisseur. Alleen, je doet er niks mee. De nummers en groepjes komen dankzij de aangeklikte speellijst even bovengronds en verzwinden vervolgens in het zwarte gat van de ondergrond – van de muzikale virtualiteit. Je zou ze opnieuw kunnen beluisteren, maar dat doe je meestal niet: je bent de songtitels en groepsnamen ondertussen alweer vergeten, zo je er überhaupt naar hebt gekeken.

Neo-underground is de tegelijk grandioze en genadeloze gelijkschakeling van alle soorten muziek binnen een digitaal oppervlak waarin het verschil tussen boven- en ondergronds in de pas loopt met het onderscheid tussen onzichtbare eeuwigheid en vluchtige zichtbaarheid, het kunnen beluisterd worden en de enkel momentane realisering van deze mogelijkheid. Het onderscheid tussen oude en nieuwe underground is in wezen een economische kwestie: schaarste vs. overvloed.

Rudi Laermans is gewoon hoogleraar aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek, KULeuven.