Blijven oefenen – De laatste mislukking van David Foster Wallace

Door Bert Bultinck, op Thu Jan 10 2013 20:15:41 GMT+0000

Deze maand verschijnt de laatste roman van David Foster Wallace in het Nederlands. Hier leest u waarom het werk van de Amerikaanse auteur zo belangrijk is, waarom het Europees volkslied niet noodzakelijk zo’n slechte keuze is en waarom u The Pale King eigenlijk gewoon zelf moet lezen.

Voor Geert Buelens en Bart Meuleman

Ik ga u zo meteen vertellen over een geweldige schrijver, zijn triestige einde en zijn triestige, geweldige laatste roman. Maar sta me toe te beginnen in Antwerpen.

Het was al laat in café De Duifkens toen we over Samuel Beckett begonnen, omdat het echt niet meer het moment was voor Vlaamse politiek of financiële crisissen. De vriend met wie ik steeds luider begon te spreken, daar in dat café achter de Bourla, pikte gretig in op mijn nonchalante opmerking over ‘fail better’, de kapotgeciteerde regels van de Ierse auteur uit Worstward Ho. ‘No matter. Try again. Fail again. Fail better.’ De onvermijdelijkheid van het falen, dat was het punt. Dat mislukkingen oefeningen zijn voor de lenigheid. Dat een wijs man mislukkingen neemt voor wat ze zijn: geen ramp, en ook geen einde. Zoiets.

In dat falen kon mijn vriend zich nog wel vinden, omdat het nooit genoeg is, en dus ook nooit goed genoeg. ‘“Fail”: tot daar aan toe. Maar dat “better”, dat is verschrikkelijk.’ Enter David Foster Wallace.

KLAARKOMEN

De zelfdoding van David Foster Wallace, op 12 september 2008, op de binnenplaats van zijn huis in Claremont, Californië, deed wonderen voor zijn aura. De Amerikaanse schrijver – een genie volgens romantische fans, een ‘onverdraaglijk’ sujet volgens collega Bret Easton Ellis – had een slordige twintig jaar van depressies achter de rug. En een literaire carrière met, zeker in het begin, wisselend succes. Er was de debuutroman, The Broom of the System (vertaald als De bezem van het systeem), die hij zelf als mislukt beschouwde. Er waren de verhalenbundels met zeer uiteenlopend proza, van verliteratuurde afrekeningen binnen een theorieoorlog (Wallace bleef zijn hele leven ook een academicus) tot ontroerend directe scènes uit kapotte mensenlevens (hij wist uit ervaring hoe mensen elkaar te gronde konden richten).

Of neem de pijnlijke Korte interviews met afschuwelijke mannen, zoals een van de bundels heet – toch iets apart, zelfs in het experimentele oeuvre van Wallace. Zo is er onder meer het interview met een man die keer op keer zijn lief verliest, omdat hij bij het klaarkomen onbedwingbaar ‘Victory for the Forces of Democratic Freedom’ roept.

55_Bultinck_WFW380.jpg

Daar komt nog eens een stapeltje non-fictie bij – essays en journalistieke stukken. Dat werk is de ideale entree voor beginnende Wallace-lezers. De essaybundel A Supposedly Fun Thing I’ll Never Do Again, bijvoorbeeld, blijft een van de makkelijkste manieren om zijn scherpe, astrante geest te verkennen. In dat boek staat onder meer zijn programmatische tekst over televisie, ‘hippe ironie’ en de recuperatie van elke mogelijke ‘rebellie’ tegen het systeem (‘E Unibus Pluram. Television and US Fiction’). Of lees zijn bijtende verslag van een luxecruise (vertaald als Superleuk, maar voortaan zonder mij), een reportage die hij oorspronkelijk maakte voor het tijdschrift Harper’s.

Maar zijn claim to fame is en blijft Infinite Jest, een tour de force van een roman, een baksteen van meer dan 1000 pagina’s door het glasraam van de Amerikaanse literatuur. In dat boek slaagt Wallace erin om virtuositeit, metabewustzijn, absurde en tragische humor en levenswijsheid te vermengen tot een handboek voor de mens van vandaag – van de leefregels voor alcoholverslaafden van de AA, over de trieste dogma’s van Amerikaanse spindoctors en hun politici, tot de harde waarheden voor en van hopeloos verliefden.

A FUCKING HUMAN BEING

Infinite Jest was een eenzaam hoogtepunt, zo’n moment waarop een mens boven zichzelf uitstijgt. Het succes volgde. Wallace was nooit zo hot als vlak na de publicatie van Infinite Jest. Met één uitzondering: de aandacht van onbepaalde duur na zijn zelfgekozen einde, het applaus dat hij zichzelf heeft ontzegd. De bonus die een veel te slimme schrijver onvermijdelijk scoort als hij zelfmoord pleegt, deed, hoe wrang ook, zijn ster feller schijnen. De postume publicatie van The Pale King – zijn laatste, onafgewerkte roman – kroonde hem definitief tot een van de Hele Grote Amerikaanse Auteurs.

Bij zijn dood was Wallace een veelgelauwerd schrijver, een man die de postmoderne traditie van Thomas Pynchon, John Barth of Donald Barthelme een stap verder had gebracht, door het einde van de grote verhalen zichtbaarder te maken dan ooit tevoren. En vooral door mensen ten tonele te voeren die echt leken, en goed of slecht omgingen met hun plezier en hun pijn, en meestal allebei tegelijk.

Zijn claim to fame is en blijft Infinite Jest, een tour de force van een roman, een baksteen van meer dan 1000 pagina’s door het glasraam van de Amerikaanse literatuur

Gravity’s__Rainbow, het meesterwerk van Thomas Pynchon, bleef een lichtbaken in Wallace’ korte leven, maar de schrijver met de hoofdband wou zijn lezer eerder ontmoeten dan verwarren. De kunst van de roman vernieuwen? Het was zeker een uitdaging van belang, maar ‘fiction is about what it is to be a fucking human being’, zoals hij ooit zei – inclusief kenmerkende vloek. Hij wou vooruit: een goedkope, nostalgische terugkeer naar de klassieke, naïef-realistische vertelkunst van voor de generatie-Pynchon was een verraad aan zijn helden, en een verraad aan de kunst in het algemeen.

Hij wou zijn lezer de hand reiken, maar dan wel zonder de deconstructie links te laten liggen. Er was geen weg naast het ‘einde van de grote verhalen’ – een zinsnede van de Franse filosoof Jean-François Lyotard die het al tijdens het leven van Wallace tot kreet had geschopt. Zijn personages worden nooit eenduidig gestuurd door religie, vaderland of verlichting – ze wórstelen er zelfs niet meer mee – maar ze zoeken zich een weg in een verlaten landschap van tv-formats, managementscursussen en figurantenfeestjes in reclamefilmpjes voor McDonald’s. Wie Pynchons overrompelende roman leest, ligt op het einde plat tegen het canvas, met één vraag: ‘Wát was dat?’ De lezer van Infinite Jest ziet ook sterretjes, maar zal overblijven met de vraag: ‘Wíé was dat?’

HOLY SHIT

En toch was dat allemaal niet genoeg, bijlange niet genoeg. Nochtans was de relatie met zijn vrouw, Karen Green, de laatste jaren van zijn leven stabiel en werd ze volgens beide partners alleen maar beter. Green werkt ook vandaag nog als beeldend kunstenaar, maar in de tijd dat ze elkaar leerden kennen, werd ze bijzonder gegrepen door een verhaal van Wallace ('The Depressed Person_'_) en had ze er zelf een kunstwerk van gemaakt. Bij Wallace eindigt het verhaal in volstrekte wanhoop, maar op de beschilderde panelen van Green geneest het hoofdpersonage. Wallace was blij met haar versie.

Dat blijkt onder meer uit Every__Love Story Is a Ghost Story, de uitstekende, onderkoelde biografie van Wallace door New Yorker-journalist D. T. Max. Max vertelt hoe Wallace aan Green had gezegd dat ze er een verhaal van had gemaakt dat mensen ook echt zouden willen lezen.

Het is een uitspraak die Wallace tekent: zeer ambitieus, zeer getalenteerd, maar tegelijk doordrongen van zijn onvermogen om een mainstreampubliek te bereiken. In een interview met The Guardian na zijn dood zei Karen Green: ‘Zijn zelfmoord veranderde David in een celebrity__writer dude, iets wat hij tenenkrullend zou hebben gevonden.’ Met hoeveel superlatieven Wallace ook overladen zou worden, hij kreeg nooit een toegankelijke roman als The Corrections op papier, de social__novel van zijn goede vriend en literaire sparringpartner Jonathan Franzen. Dat stak – en dan weer niet. En dan weer wel.

Op het einde van zijn leven was Wallace bovendien gestopt met Nardil, het medicijn dat hij al jaren nam om de depressies af te wenden. Hij had het gevoel dat de fenelzine – de wetenschappelijke naam voor Nardil – zijn creativiteit afremde, dat hij niet meer helder kon zien waar het met zijn werk naartoe moest, dat zijn inspiratie aan het opdrogen was. Ook dat maakte het leven, en dus uiteindelijk ook het schrijven, er niet makkelijker op. En de druk bleef toenemen. Hij was al meer dan tien jaar aan het werken aan een opvolger voor Infinite Jest, dat hyperintelligent monster van een roman dat met de jaren alleen maar monumentaler werd.

Voor de verjaardagseditie van de roman, die op de markt kwam in 2006, schreef collega Dave Eggers een intro, met onder meer deze typerende zin: ‘Toen Infinite Jest uitkwam in 1996, stond hij al bekend als een zeer intelligente en uitdagende en grappige en bovennatuurlijk getalenteerde schrijver. Daarna bestond zijn reputatie uit al de adjectieven die net zijn opgesomd en dan nog eentje: holy__shit.’ Eggers voegt in de daaropvolgende zin eraan toe – niet ongelijk aan hoe Wallace dat gedaan zou hebben – dat ‘holy shit’ natuurlijk geen adjectief is in de strikte zin van het woord. Schrijvers van het hyperbewustzijn kunnen niet anders. Maar de verwachtingen voor een opvolger waren hooggespannen, te hoog. En zonder Nardil werd het ronduit gevaarlijk.

DE DEMONEN VAN HET ALLEDAAGSE LEVEN

Als Infinite Jest een roman is over het gevaarlijke, wilde, marginale, romantische, gedrogeerde, revolutionaire en somtijds idiote leven, dan was The Pale King al van in het begin een poging om de heroïek van het alledaagse op te schrijven. In die laatste roman draait alles om een schijnbaar levenloos belastingkantoor in Peoria, een in een alle opzichten middelmatig stadje in Illinois. Een centrale verhaallijn is er niet. Het boek wordt aangedreven door ‘een opmerkelijke verzameling personages,’ zoals zijn redacteur later zou schrijven, ‘die strijd leveren met de dreigende, angstaanjagende demonen van het leven van alledag.’ Dat ‘leven van alledag’ is nooit ver weg bij Wallace, maar in The Pale King komt het toch veel prominenter naar voren dan in veel ander werk. Met minder glans ook, maar dus ook met minder verblinding.

Als Infinite Jest een roman is over het gevaarlijke, wilde, marginale, romantische, gedrogeerde, revolutionaire en somtijds idiote leven, dan was The Pale King al van in het begin een poging om de heroïek van het alledaagse op te schrijven

Na Infinite Jest is The Pale King een soort van sombere tegenzet in een schaakspel tegen zichzelf, een boek op weg naar een remise. Infinite Jest is een breed uitwaaierende roman over een tennisschool, een futuristisch verhaal over Noord-Amerikaanse geopolitiek en een meditatie over hoe we menselijk blijven in een overgemediatiseerde wereld. Het is bijwijlen een gitzwart boek, maar het knettert langs alle kanten, en af en toe valt er ook hardop te lachen met de ellende.

The Pale King is meer het vruchteloze zoeken naar een uitweg uit de wereld zoals hij is voor brave burgers. In het 44e van de 50 hoofdstukken – een van de meest expliciete van het hele boek, waardoor het ook vaak geciteerd wordt – vat Wallace zijn project kernachtig samen: ‘Ik leerde dat de wereld zoals die vandaag de dag bestaat een bureaucratie is. Dat is natuurlijk een gemeenplaats, maar wel een die veel leed veroorzaakt als je er niet van op de hoogte bent.’ Verveling is de sleutel tot succes in het moderne leven: ‘Ben je immuun voor verveling, dan is er werkelijk niets wat je niet kunt bereiken.’

DE HOND BELLA

Van Infinite Jest naar The Pale King was een hele sprong, een enorme horde om te nemen. Wallace moest de omslag maken van de uitzinnige lyriek van testosteronbommetjes op de sportschool (en drugsverslaafden met te weinig zelfzorg) naar de donquichotterieën van fiscale overheidsambtenaren. Zoals wel vaker weerspiegelde die omslag in zijn werk zijn eigen leven. Hij wou, na verslavingen aan alcohol, medicijnen, marihuana en moeilijke vrouwen, de glans vinden in een rustiger bestaan.

De tijd waarin hij overwoog om een wapen te kopen om een liefdesrivaal uit de weg te ruimen – hij was ooit smoorverliefd op schrijfster Mary Karr, maar hij was niet de enige – die tijd lag ver achter hem, of zo leek het. Hij was tot rust gekomen, met zijn goed betaalde baan als prof creative writing aan Pomona College, met Karen aan zijn zijde en veel liefde voor zijn hond Bella. Maar er was een vraag die bleef knagen.

55_Bultinck_WFW_cartoon380.jpg

De vraag was van existentieel belang: wat blijft er over als je de rock-‘n-roll uit je leven schrapt? Wat als je niet meer tegen de sirenenzang wil vechten, maar het gewone leven serieus wil nemen, zoals zoveel andere mensen lijken te doen? En hoe dóén die mensen dat dan, van de drugs en de vrouwen blijven? Dagelijks in de file staan en de belastingwetgeving doorgronden? Die kwestie was voor hem niet zomaar een pitch voor een volgend boek, maar een vraag van leven en dood.

Wallace volgde enkele vakken accountancy aan de universiteit en verdiepte zich in de meest technische onderdelen van de Amerikaanse fiscale wetgeving. Niet om er de draak mee te steken, wel om te begrijpen hoe zo veel mensen kunnen leven met de dodelijke, duidelijke saaiheid van een gebureaucratiseerde wereld.  Hoe kan je in leven blijven zonder roes? Ten tijde van Infinite Jest was zijn held een ex-drugsverslaafde met een ijzeren vuist en een gouden hart, in The Pale King moest het, willens nillens, een belastingcontroleur zijn.

YOKO ONO

Op het einde van de schrijfarbeid werden de depressies erger, alle zwarte humor van het koppel ten spijt. Ze spraken af en toe open over het al te denkbare einde. Green zei tegen Wallace dat ze geen zin had om ‘de Yoko Ono van de literaire wereld te worden, de vrouw met al dat haar’, die de woeste schrijver ‘had getemd’ en naar haar hol had gesleept – ‘en zie wat ervan is gekomen’. Maar tam is The Pale King van geen kanten: de auteur is minder gul met humor dan in Infinite Jest, maar het leven sijpelt door gaten en kieren door, in al zijn volatiele vreugdes en verschrikkingen. De job van veel personages in het boek mag dan spectaculair vervelend zijn, er blijft nog genoeg tragiek over om Wallace’ lyriek de vrije baan te geven. Zijn laatste werk is zeker donkerder dan Infinite Jest, maar niet minder ontroerend of intelligent.

Wallace verwees naar The Pale King jarenlang simpelweg als ‘iets langs’, omdat het manuscript, zoals zo vaak bij Wallace, bleef uitdijen, in alle richtingen tegelijk. Hij heeft het werk nooit kunnen afmaken, maar zijn uitgever, de onvolprezen Michael Pietsch van de grote Amerikaanse uitgeverij Little, Brown, bracht in april 2011 de roman toch uit. Hij maakte een hoogst intelligente selectie en montage van het materiaal dat Wallace op de dag van zijn dood zo netjes op zijn bureau had achtergelaten.

Hoe verschroeiend ook, het materiaal was niet genoeg voor Wallace. Omdat het nooit genoeg was. Met mislukkingen kon hij omgaan, soms, maar elke mislukking moest beter zijn dan de vorige. Bij elke herlezing van de bouwstenen van zijn om zich heen grijpende roman, bij elke aanzet tot een nieuw hoofdstuk, zag hij in de spiegel dezelfde bleke koning, zonder kleren.

VERGADERTIJGERS

Wat is de betekenis van The Pale King? Het zou te ver gaan om het boek een catalogus van menselijke mislukkingen te noemen, maar het falen staat centraal, zonder dat het al te expliciet gethematiseerd wordt. Toch zijn er drie manieren van falen die onmiddellijk in het oog springen: de mislukking van de politiek, de mislukking van het schrijven en de mislukking van de liefde. En dat allemaal midden jaren 1980: voor Wallace een kantelmoment in het levensgevoel van de hedendaagse mens.

Om met de politiek te beginnen: in The Pale King gaat het zelden over politiek in de strikte zin van het woord. Maar wel over de inrichting van de staat, en meer bepaald het kunstje dat wij mensenkinderen hebben gevonden om die inrichting te garanderen: het afromen van het bezit van de inwoners, om met dat geld het land te verdedigen, de inwoners op te leiden of hun gezondheid te verzorgen. Belastingen als pars pro toto voor de politiek. Wallace laat een personage een van zijn leermeesters citeren: ‘Als je weet hoe iemand over belastingen denkt, kun je daaruit [zijn] hele levensbeschouwing afleiden. Weet je eenmaal hoe de fiscale wetgeving werkt, dan belichaamt die de essentie van het [menselijk] leven: hebzucht, politiek, macht, goedheid, vrijgevigheid.’

In The Pale King strijden verschillende militanten van verschillende visies op de fiscus tegen elkaar, met Ronald Reagan op de achtergrond. Zo is er onder meer het gevecht tussen de ‘conservatieven’ die belastingen – en de controle erop door de overheid – zien als sociale rechtvaardigheid en burgerzin, en de ‘progressieven’ (let op de ironie van die naam) die de IRS (de Amerikaanse belastingdienst) als een gewoon bedrijf beschouwden. Een firma naar kapitalistisch model, met alle eisen van efficiëntie en winstmaximalisatie ten gevolg. Veel van de belangrijke politieke keuzes, zo suggereert Wallace, worden vandaag niet genomen door de helden en antihelden van de politique__politicienne die de politieke krantenpagina’s bevolken, maar door anonieme vergadertijgers in de administratie.

Dan komt saaiheid als geroepen: ‘De echte reden waarom Amerikaanse staatsburgers zich van deze conflicten, veranderingen en belangen niet bewust waren/zijn, is dat de hele problematiek rond de fiscale wetgeving en de uitvoeringspraktijk uitermate saai is. Verpletterend, spectaculair saai.’ Veel van de hedendaagse politieke malaise, zo suggereert Wallace, vindt zijn oorsprong in de acht jaar dat president Reagan aan de macht was: hij leerde Amerika op een nieuwe manier denken. Het is de tijd waarin de ‘corporate attitude’ ook een individuele moraal werd. Of zoals een belastingman het zegt in The Pale King: mensen hebben zich de houding eigen gemaakt ‘dat we uiteindelijk alleen onszelf iets verplicht zijn. En dat, tenzij iets illegaal is of directe praktische gevolgen voor onszelf heeft, zo goed als alles geoorloofd is.’

Het is die overgave aan een bedrijfslogica die mens en maatschappij naar de eeuwige jachtvelden helpt, zeker op het moment dat die houding volkomen ideologisch is geworden. En we er ons dus, volgens de klassieke marxistische definitie van ideologie, niet langer van bewust zijn. Die eeuwige jachtvelden zijn tegelijk ver en dichtbij: na duizenden jaren beschaving grijpen we uitgerekend nu terug naar de jacht als samenlevingsmodel – kill__or be killed – en doen we alsof dat een uitvinding is van de eeuwigheid. Het verschil is dat die jacht nu vanuit onzichtbare, onvindbare centra wordt aangevuurd. The Pale King dringt als geen ander werk van Wallace zo diep door in de politieke condition__humaine van de burger van vandaag. De mislukking van de politiek is het succes van duistere krachten in het anonieme hart van het systeem – de grijze muizen van de fiscus – van wie niemand zelfs maar het adres wil kennen.

WREED GRAPPIG

Met het schrijven is het al niet veel beter gesteld, tenminste, als Wallace zijn eigen werk wou afmeten tegen het publieksbereik dat hij wou halen – wat al te vaak zo was. Wallace mag dan wel een breder publiek voor ogen hebben gehad, The Pale King bewees eens te meer dat een vogel altijd zal zingen zoals hij gebekt is: in dit geval wondermooi, beangstigend intelligent, wreed grappig, maar zelden écht eenvoudig.

De Britse schrijfster Zadie Smith heeft die keuze van Wallace voor stilistische complexiteit met overgave verdedigd. In ‘De moeilijke talenten van David Foster Wallace’, haar essay over Wallace in haar bundel Changing__My Mind, lijst ze een aantal van zijn complexiteiten op: ‘De spiralen van zinnen, de lussen van zijn syntaxis, de invasie van klinische woordenschat – niets van dat alles is vormelijk stuntwerk.’ Vorm en inhoud zijn één, in een maatschappij die te complex is geworden voor proza van gehakt stro. Als de grammatica van de zinnen in The Pale King soms moeilijk is, dan is die nog niets vergeleken bij de syntaxis van de wet, die ons leven stuurt en stuurt en nog eens bijstuurt.

The Pale King dringt als geen ander werk van Wallace zo diep door in de politieke condition__humaine van de burger van vandaag

Een stijlbreuk in het oeuvre is The Pale King in geen geval: de voetnoten waarvoor Wallace zo bekend en berucht is (ze zijn een hoogst amusant onderdeel van Infinite Jest) duiken hier lang niet overal op, maar ze zijn er wel, en toch weer ten overvloede. Samen met de voetnoten blijft zijn maniakale zucht naar details zichtbaar, zijn obsessie met een correcte weergave van de fictieve feiten, met alle nuanceringen, aarzelingen en omkeringen van dien.

Het dertiende hoofdstukje in The Pale King, bijvoorbeeld, is een verhaal over een jongetje dat geweldig afziet onder zijn neiging tot zweten, in die mate dat hij in totale paniek verkeert wanneer hij nog maar denkt dat hij zou kunnen gaan zweten (Wallace kampte met hetzelfde probleem, en alle schaamte die daarbij hoorde). De laatste zin, over de tragische uitvluchten die het jongetje zocht om toch maar niet naar een schoolfeestje te hoeven, telt zeventien regels (geen uitzondering bij Wallace, maar toch) en eindigt waarin zijn spiegelbeeld onwetend leek van alles wat er door hem heen ging terwijl hij het bestudeerde. En nog is het niet genoeg – daar hoort nog een notitie bij. Voetnoot 6 luidt: ‘Geheimen bevatten echter geheimen – altijd.’

Ten slotte blijft ook het lexicale wonderkind (zie ‘Authority and American Usage’, zijn geweldige essay over woordenboeken in de bundel Consider__the Lobster) schreeuwen om aandacht – en terecht. Al vanaf de eerste pagina krijgt de lezer een stortvloed van weinig bekende plantennamen over zich heen, waarna dan, typisch, wordt besloten met: ‘Wij zijn allen broeders.’ Bij Wallace is de liefde altijd even ingewikkeld als de grammatica waarmee ze wordt uitgedrukt. In zijn geval wil dat zeggen: eindeloos gecompliceerd in het begin, via wegen en omwegen en viaducten en tunnels. En een enkelvoudige zin op het einde.

SNIFFERDESNIF

Maar niet altijd een positieve. Waarmee we bij een van de pijnlijkste scènes van The Pale King aanbeland zijn: een cadeau voor de lezer die de vreemde, moeilijk ontcijferbare verhalen en anekdotes doorworsteld heeft en dan als beloning een potje mag huilen. In hoofdstuk 46 is het happy hour in café Meibeyer’s, een van de hotspots voor de ambtenaren van de fiscus in Peoria. Onder wie ‘de ongelooflijk knappe, maar niet alom geliefde’ Meredith Rand, en Shane Drinion, een zeer competente ambtenaar, maar ‘een onvoorstelbare droogkloot in de omgang, misschien wel de saaiste man ter wereld’. Drinion en Rand raken aan de praat, onder meer omdat ‘Drinion, die in een groter gezelschap sociaal gezien altijd maar half aanwezig lijkt, een bijzondere kwaliteit tentoonspreidt als je een tête-à-tête met hem hebt, namelijk dat je gemakkelijk en goed met hem kunt praten, een eigenschap waarvoor niet echt een geëigend woord lijkt te bestaan, wat eigenlijk best raar is’ (een man van woordenboeken slaapt nooit).

De saaiste man ter wereld blijft binnen zijn analytische boekhouderdiscours, maar hij gebruikt het wel om over de liefde te praten, waardoor clichés een klein tikje krijgen: ‘iemand die jou interessant vindt, [vind je] bijna louter en alleen op grond van die interesse in jou, opeens ook een stuk interessanter. Ook dat is een interessant aspect van het geheel.’ Dat ‘interessante aspect’ is dat tikje vervreemding dat Meredith Rand kan overtuigen, terwijl ze kapotgaat aan haar schoonheid, zoals snel zal blijken.

Maar die twee dorre woorden helpen ook de lezer over de brug, die bekend is met de gedachte, maar niet met de grijze precisie waarmee ze daar wordt uitgedrukt. Het is de nauwkeurigheid van een man met een rekenmachine, en verrassend genoeg leidt dat mierengeneuk niet tot claustrofobie, maar tot vrijheid. Zie de ‘bijna’ in Drinions opmerking: soms valt accuratesse samen met beweeglijkheid van het denken. De aantrekkingskracht tussen twee mensen is ‘bijna’ als een narcistisch spiegelspel – maar niet helemaal. De nettowinst is duidelijk: ondanks alle deconstructie, ondanks alle metaniveaus en ondanks de ironie blijft de romantiek niet helemaal kansloos achter.

Als de grammatica van de zinnen in The Pale King soms moeilijk is, dan is die nog niets vergeleken bij de syntaxis van de wet, die ons leven stuurt en stuurt en nog eens bijstuurt

‘Als je mooi bent,’ zegt Meredith Rand, ‘is het soms knap lastig om respect op te brengen voor mannen’ – en ook die gedachte zou uit de Flair kunnen komen. Met een kenmerkende, lange, half spreektalige zin legt ze uit hoe aantrekkelijke vrouwen nooit aandacht krijgen voor wie er achter de verschijning zit: ‘Maar tegelijkertijd is het een gevoel waarvan je weet dat het stomvervelend en onvolwassen is, echt iets voor een slechte B-film, zo van “Snif, snif, niemand houdt van me om wie ik ben”, dus ergens ben je je er ook wel van bewust dat je eenzaamheid stom is en banaal, ook al voel je je echt rot en eenzaam, zodat je op den duur ook aan jezelf een pesthekel krijgt.’ Snifferdesnif, opnieuw: zeker. Maar het eindigt allemaal met een man die haar vertelt dat het tijd is om volwassen te worden – en dan nog iets, dat ik hier niet ga vertellen.

KAN HET MIJ SCHELEN

‘Blijven oefenen’ is in deze contreien een uitdrukking met minstens twee betekenissen. De ene is de vanzelfsprekende interpretatie: een aansporing om, ondanks het falen, door te gaan. Een mobilisatie – ‘Mobilmachung’ zou de Duitse filosoof Peter Sloterdijk zeggen – van de mislukking: een techniek, bijna een truc, om zwaartekracht in lichtheid te veranderen. Om het gevoel van de nederlaag te laten bewegen en te laten opgaan in een nieuwe oefening. Of neem Dylan Thomas: ‘In the final direction of the elementary town / I advance as long as forever is’ – dat werk.

De tweede betekenis is perverser: de uitdrukking ‘blijven proberen’ kan van binnenuit volledig door ironie aangevreten zijn. Dan betekent ze zoiets als: ‘goed geprobeerd’, ‘het lijkt nergens naar’, ‘loser’. Dan is het iets wat je zegt bij een mislukking met pretentie, vanuit het idee dat het iets had kunnen worden, dat de perfectie bestaat, maar niet voor deze of gene jongen. In zekere zin heeft David Foster Wallace zich in al zijn werk voortdurend verzet tegen die tweede betekenis, vanuit het gevoel dat die houding uiteindelijk altijd op het grote Niets botst. Want er is altijd wel een scheurtje in de perfectie te vinden. Wallace heeft altijd gevochten tegen het personage uit The Pale King dat over zichzelf zegt: ‘In feite was ik denk ik een nihilist van het ergste soort – het type dat niet eens beseft dat hij een nihilist is. (…) Mijn instelling toentertijd kwam meestal neer op: “Kan mij het schelen.”’

Ondanks alle deconstructie, ondanks alle metaniveaus en ondanks de ironie blijft de romantiek niet helemaal kansloos achter

Bij hemzelf is dat een hele tijd aardig gelukt, ongeveer 46 jaar lang. ‘No matter. Try again. Fail again. Fail better.’ Maar zodra het uitzicht op een verbetering begon weg te vallen, en de medicijnen werden weggegooid, werden de dagen almaar zwarter. ‘“Fail”: tot daar aan toe. Maar dat “better”, dat is verschrikkelijk.’ In The Pale King schrijft hij: ‘Soms is wat van belang is nu eenmaal saai. Soms moet je er iets voor doen’ – ‘Sometimes it is work.’ Opeens is er de mislukking te veel. De energie is op. Kon hij niet meer of wou hij niet meer? Is er een verschil? Hij is niet blijven oefenen.

Ondertussen blijft ‘Wij zijn allen broeders’ een sleutelzin, uit de openingspagina van zijn laatste roman. Om uit elkaar te schroeven en ironisch weer in mekaar te ‘bricoleren’. Om keihard te ontkennen als dat nodig is. Om naïeve naasten mee te betoveren. Om mee te zingen in het Europese volkslied. Om weg te gooien als het niets toeslaat. En om in te geloven als het kan.

Bert Bultinck (1974) is chef-weekend van De Standaard. Deze zomer bezocht hij het Harry Ransom Center (Austin, Texas), waar het archief en de privébibliotheek van David Foster Wallace worden bewaard. Aan__lezers met te weinig tijd voor The Pale King_raadt hij het ultrakorte essay 'Some Remarks on Kafka's Funniness From Which Probably Not Enough Has Been Removed' aan._

David Foster Wallace, De bleke koning, Meulenhoff: Amsterdam. Vertaald door Iannis Goerlandt en Daniël Rovers. ISBN: 978-90-290-8764-3