Biografie van een theatergezelschap

Door Esther Severi, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Met In stukken bundelt Eric De Volder al zijn theaterteksten. Wat geeft de regisseur van Toneelgroep Ceremonia als je hem alleen maar leest? En voegt dit boek dan ook iets toe aan het Vlaamse toneelrepertoire?

‘Levensecht’ of ‘uit het leven gegrepen’ staat in het theater vaak voor het vertellen van volkse verhalen, met personages als types die een herkenbare situatie creëren. Ook in het oeuvre van Ceremonia is de idee dat theater thematisch ‘uit het leven moet grijpen’ een constante.

Daarvan getuigt In stukken, dat bijna alle teksten van regisseur en schrijver Eric De Volder verzamelt. Stuk na stuk gaat het over kleine, meestal familiale drama’s, gesitueerd ergens in de twintigste eeuw. De Volder schrijft fictie, maar gebruikt daarvoor feiten die hij om zich heen opmerkt of verzameld heeft. Hij herneemt het verleden, maar herschrijft het ook, waardoor elk klein verhaal een meer algemene waarheid krijgt. Zijn theaterteksten zijn een interessante poging om aan het collectieve geheugen stem of lichaam te geven.

De Volder interpreteert meer dan hij vertelt: hij gebruikt het ‘kleine verhaal’ om te reflecteren over iets veel groters

‘Levensecht’ en ‘volks’ betekent hier niet dat de teksten verzanden in folklorisme. Dat het gaat over de gewone man met zijn alledaagse problemen, is nochtans overduidelijk: het zit al in de naam of de omschrijving van de personages, of in de situaties waarin ze zich bevinden. Die personages zitten elkaar op de huid – familiedrama’s ontstaan dan ook uit verveling.

Elk stuk getuigt op een of andere manier van de destructiviteit waarmee mensen zich tegenover elkaar plaatsen, en die als een rode draad doorheen de geschiedenis loopt. De taal van de dialogen is dialect, dat door De Volder met de nodige klanknabootsingen wordt uitgeschreven.

VREEMD VERTELD

Maar het uitbeelden van volkse situaties is niet het uitgangpunt van De Volder. Hij baseert zich wel op waargebeurde feiten en inspireert zich op het ‘gewone leven’, maar is tegelijk niet bang om het gevoel van herkenning bij het publiek te doorbreken voor een verregaand en bij momenten haast absurd tekstexperiment.

Dat gebeurt op verschillende manieren: het neergeschreven dialect muteert tot een nieuwe ritmische taal, dialogen worden liederen met strofen en refrein, een zinnetje zoals een simpele begroeting wordt eindeloos herhaald, en de personages raken meer dan eens verstrikt in een interessant en poëtisch woordspel.

De Volder interpreteert meer dan hij vertelt: hij gebruikt het ‘kleine verhaal’ om te reflecteren over iets veel groters, iets diep menselijks. Het ritme waarin zijn personages spreken en bewegen, de manier waarop ze tegen elkaar aanschuren en toch individu trachten te zijn, toont – veeleer dan een verhaal zelf – hoe in ons leven telkens weer verhalen ontstaan.

De teksten zijn erg druk vormgegeven

Ook eigen aan het werk van De Volder is dat zijn teksten door hun soms onvoorstelbare of ‘fantastische’ afloop op een specifieke manier ‘onrealistisch’ worden. Vermoorde personages blijven toch meespelen. Geschiedenis en geweten worden gepersonifieerd. Als de opvoeringen van Ceremonia zich kenmerken door een expressionistische grime, of het gebruik van carnavaleske maskers en kostuums, toont deze verzameling stukken dat die onrealistische of zelfs surrealistische toets perfect in het verlengde ligt van de tekst zelf.

DRUK GEDRUKT

De moeilijkheid van dit boek is dat de stukken zich, precies omwille van de taalkundige experimenten en de dialectische schrijfwijze, niet zonder moeite laten lezen. De teksten zijn bovendien erg druk vormgegeven: iedere tekst heeft een ander lettertype, er wordt gespeeld met lettergroottes, regelafstanden, gedrukte tegenover handgeschreven woorden, en hier en daar wordt een tekening ingevoegd. De typografie verwijst naar de presentatie van dadaïstische poëzieteksten, waarin de vormgeving het timbre en het ritme van de tekst mee bepaalden.

Het verzamelde werk van De Volder draagt een sfeer uit die sterk verbonden blijft aan één maker.

Alleen zijn de teksten van De Volder door taalkundige ingrepen al zo sterk doordrongen van ritme en klank, dat het benadrukken ervan in de vormgeving gewoonweg te veel wordt. Zo verhoudt het boek zich, als verzameling van opgevoerde teksten, slaafs ten opzichte van die opvoeringen – de tekst wordt immers voorzien van maskers, kostuum en grime, die de sfeer van zo’n Ceremonia-opvoering willen oproepen.

Dat bepaalt ook heel sterk het opzet en het effect van het boek. Het verzamelde werk van De Volder, zoals het aan de lezer gepresenteerd wordt, draagt vooral een sfeer uit die sterk verbonden blijft aan één maker. Het gaat hier duidelijk niet om een bewuste bijdrage tot het algemene theaterrepertoire. De vertaling van een tekst van De Volder door een andere maker lijkt aan de hand van deze publicatie zelfs bijna onmogelijk. Het boek is eerder de biografische weergave van het artistieke parcours van De Volder. In dat opzet is het, op een charmante manier, wel geslaagd.