Bezeten door humor

Door Peter Van Goethem, op Thu Feb 07 2013 07:59:10 GMT+0000

Een fictiedocumentaire over het leven en lijden van bezeten kinderen in Congo wordt geacht ongemakkelijk en dwars te zijn. Maar Kinshasa Kids (2012) swingt en charmeert. In plaats van scherpe kritiek of een moralistische vinger zet regisseur Marc-Henri Wajnberg humor in als wapen om de ernst van zijn onderwerp in beeld te brengen.

Kinshasa Kids begint met wat de kijker gewend is te zien van stereotiep Afrika: een mix van beelden die verbazen, verstommen en ongeloof oproepen. Kinderen, slechts enkele jaren oud, worden naar een geïmproviseerde kerk gebracht – in Kinshasa zijn er ongeveer drieduizend van – omdat ze beschuldigd worden van het kwaad. 55_VanGoethem_Kinshasa2_380.jpgDe aanleiding is vaak triviaal en geldt als excuus om niet meer te hoeven zorgen voor een (ongewenst) kind. Het uitdrijven van de boze geesten gaat gepaard met rituelen waarbij de lokale priester bijvoorbeeld de kindernavel openbijt. Uiteindelijk drijven de folteringen in de familie en in de kerk de kinderen op de vlucht.

Zo ook José, een van de hoofdrolspelers van de film. Hij voegt zich bij het legioen bezeten straatkinderen van Congo, de zogenaamde shégués. In Kinshasa alleen al staat de teller op ongeveer dertigduizend kinderen die op straat leven, beschuldigd van hekserij door hun familie.

Zodra de kijker zich bewust is van de ernst van de situatie, wordt hij op het verkeerde been gezet. De regisseur neemt een loopje met de realiteit: hij bouwt met de verhalen van de straatkinderen een fictief verhaal op. Alle kinderen in de film zijn wel degelijk straatkinderen uit Kinshasa, maar ze zijn door Wajnberg gekozen om de groep shégués in Kinshasa Kids te vertolken. Ook stijlkenmerken als het handheld camerawerk en het gebruik van de dagelijkse realiteit van de kinderen als filmdecor, zorgen voor een evenwichtige mix van fictie met documentaire.

Bebson de la Rue

Een aanstekelijke muzikant en een handvol bezeten kinderen. Meer heeft Wajnberg niet nodig voor een komedie die tegelijk de vitale geest en de wantoestanden van Kinshasa weet te vatten. Samen met José beslissen Emma en haar lotgenoten een rapgroep op te richten om hun vloek te bezweren en hun leven terug op te nemen. Bebson de la Rue – in het dagelijkse leven een talentvolle rapper die met zijn muzikanten repeteert in een geïmproviseerde studio van vijftien vierkante meter – neemt de kinderen onder zijn vleugels en helpt ze bij de organisatie van hun concert. Voor de kinderen is dat een uitgelezen kans om vat te krijgen op hun bestaan op straat. Wat volgt, zijn amusante lichtvoetige situaties die het concert in het gedrang lijken te brengen.

55_VanGoethem_Kinshasa3_380.jpgWajnbergs aanpak werkt. Met zijn vele absurde grappen en eigenwijze sketches kaapt Bebson als komiek de hoofdrol weg, terwijl de minder onschuldige humor bij de kinderen een kritisch beeld geeft van hun levensomstandigheden. De straatmuzikant is de ster van de film, de kinderen zijn de motor en de ziel. Wanneer de excentrieke Bebson in een hilarische scène te laat komt op een belangrijk optreden door een in panne gevallen ‘mystieke’ vrachtwagen, zijn het de kinderen die uit het leven gegrepen situaties met de nodige humor parodiëren. In een al even komische scène maakt Wajnberg duidelijk dat de kinderen als dader deel (moeten) nemen aan het corrupte spel van de agenten, maar uiteindelijk slachtoffer zijn.

De lach als remedie

De humor van Kinshasa Kids werkt op twee manieren. Wajnberg maakt de kijker ludiek bewust van wat bij de bevolking leeft aan morele en sociale overtuigingen (vb. duiveluitdrijving) en welke gevolgen die kunnen hebben. Voor de kinderen zelf is de humor – samen met de muziek – een bevrijdende vorm van verzet, een heilzame remedie om de ellende te (over)leven. Hun situatie is immers precair. Eens uitgedreven, worden de shégués door hun familie nooit helemaal als bevrijd beschouwd. De beschuldigingen beginnen vaak opnieuw.

Lachen, moet de regisseur gedacht hebben, beschermt ons tegen een cynisme waar niemand baat bij heeft. Voor een van de straatkinderen is dat ook werkelijk het geval. De twaalfjarige Rachel leefde in extreme armoede in Pont Ngaba en verkocht er cannabis en alcohol om te overleven. Door haar rol in Kinshasa Kids werd ze gecast voor de hoofdrol in de Canadese film War Witch (2012). Haar acteerprestatie werd beloond met de Zilveren Beer tijdens het filmfestival van Berlijn. Voor José en de zes andere ‘Kinshasa kids’ in de film verpersoonlijkt zij de droom om uit te groeien tot ex-shégué.

De grote verdienste van Kinshasa Kid__s is dat Wajnbergs vakkundige balans tussen blijheid en droefheid, humor en kritiek, Kinshasa een menselijker gezicht geeft. Zonder vingerwijzing krijgt de kijker toch een morele blik op de levensomstandigheden van de shégués. Het maakt deze komedie misschien zelfs belangrijker voor de straatkinderen in Congo dan de klassieke documentaires die hun verdediging opnemen.

Kinshasa Kids ging in première tijdens het Internationaal Filmfestival van Venetië en werd intussen geselecteerd voor een twintigtal filmfestivals (Toronto, Busan, New York, Londen, Marrakech, etc). De film won meerdere prijzen, waaronder de Publieksprijs voor de Beste Film op het Filmfestival in Zagreb en de Prix Odyssée voor de mensenrechten van de Raad van Europa. De film werd in België gereleased op 6 februari en wordt ook vertoond op het Afrika Filmfestival (15-30 maart) en MOOOV festival (17-29 april).

Peter Van Goethem is documentairemaker.