Bergica: jongens en stofzuigers

Door op Tue Jan 15 2013 20:11:34 GMT+0000

Een sketchshow op televisie: die moet grappig zijn. Maar heten de makers ervan Billal, Adil en Dimitri, dan wordt er kennelijk meer naar hun achtergrond dan naar hun sketches gekeken. De kracht van Bergica, afgelopen najaar uitgezonden op digitale zender Acht, lag nochtans niet in zijn ‘allochtone’, maar in zijn universele humor.

‘Plain women know more about men than beautiful ones do’, wist Katherine Hepburn ooit te vertellen. Ik weet niet of zij met die kennis beter kon verleiden dan Mata Hari, mijn ervaring is alleszins dat ik er bijster weinig aan had. Zo werd ik tijdens mijn middelbareschooltijd wel eens beschouwd als een van de jongens, ik was immers plain en maakte jongens niet zenuwachtig. Achteloos een appel etend achter de paviljoentjes, terwijl iemand een sigaret doorgaf, deelde een vriend op een middag mee dat hij het weekend ervoor – er was niemand thuis – nieuwsgierig was naar hoe goed de stofzuiger nu wel kon ‘zuigen’…

55_Karaca_Bergica380.jpgBijna twintig jaar later moest ik daarom erg lachen met de sketch in Bergica waarbij een ‘Objectenfluisteraar’ (Greg Timmermans) een ter ziele gegane stofzuiger probeert te herstellen, en zo achterhaalt dat de man van het gezin (comedian Youssef El Moussaoui) het object seksueel heeft misbruikt. De stofzuiger is uiteraard niet meer veilig bij de dader, en moet naar een pleeggezin. Menig man zal bij deze sketch ongetwijfeld nerveus in zijn zetel geschuifeld hebben, wat zijn achtergrond ook moge wezen. De dader was in deze een Marokkaan, maar ik weet dus met zekerheid dat allerhande jongens stofzuigers onteren. Grapjes over seksueel misbruik breng je in België evenwel best via een Maghrebijn op de buis, je wil niemand op de tenen trappen, natuurlijk.

WELTANSCHAUUNGEN

Bergica is een sketchshow van telkens vijf vluchtige minuten, die tussen oktober en december 2012 werd uitgezonden op Acht. De bedenkers en uitvoerders ervan zijn twee Antwerpenaren en een Brusselaar. Filmmaker Billal Fallah (26) en striptekenaar Dimitri Sakelaropolus (27) – a.k.a. illustrator JangoJim – zijn jeugdvrienden uit Antwerpen. De andere filmmaker Adil El Arbi (23) leerde Fallah kennen aan Sint-Lukas in Brussel. Het klikte meteen tussen de twee, en het duo maakte al verschillende kortfilms waarmee ze in de prijzen vielen. Voor Bergica gingen ze samenwerken met Sakelaropolus, die voor de reeks de grenzen van zijn tekentafel hertekende.

De reeks bestaat uit zestien afleveringen van telkens een zestal korte sketches, met tussendoor animatiefilmpjes over allerlei absurde Weltanschauungen, zoals je mag verwachten van twintigers die wat van de wereld kennen. Van de ‘elegante champagne voor de elegante man’, over foute motieven om ‘WWF-kinderen’ te adopteren, tot het kiezen voor een lief voor haar huisdier, waarschijnlijk omdat je er zelf geen mag houden. Kennelijk misten de makers in het Vlaams televisieaanbod een bepaald genre aan sketchprogramma met absurde humor en met ‘gekleurde’ acteurs, maar daarom niet per se met gekleurde thema’s – zoals op Franse of Britse zenders.

VEELVOUD AAN KLEUREN

55_Karaca_Bergica2380.jpgIn interviews met de makers van Bergica ging het vaak over hun achtergrond, en dan vooral die van Fallah en El Arbi: ‘Wat ons wel stoort is dat onze partner in crime JangoJim steeds vergeten wordt.’ Als er al iets werd gezegd over de inhoud van hun reeks, klonk er een licht verwijt over de allochtoon getinte sketches, waarvoor de jongens zich uitgebreid gingen excuseren: dat ze gewoon sketches brengen die zich afspelen in een grootstedelijke context, en in een grootstedelijke context kom je nu eenmaal een veelvoud aan kleuren tegen. Dat ze vroeger blij waren op Franse zenders acteurs en komieken van alle slag aan het werk te zien, en dat ze dat nooit zagen op Vlaamse zenders. Een journalist van De Standaard vroeg letterlijk: ‘Jullie achtergrond bepaalt ten dele wat voor televisiemakers jullie zijn. Maar jullie lopen wel het risico om er voor altijd mee geassocieerd te worden. Is dat niet vervelend?’ Antwoord: ‘Natuurlijk is het een bron van inspiratie. (…) In de tweede fase van onze carrière mag het niet meer meespelen.’

Ik vraag me af waar de woorden risico en vervelend in de vraag naar verwijzen. Nu ja, ik weet het wel. En ik begrijp ook de neiging om in het antwoord alle risico’s en onaangenaamheden weg te beloven, zodat lezers, dus potentiële kijkers, van je zouden houden. Niet alleen is dat droevig, het zegt meer over het wereldbeeld van de journalist dan over de makers van het programma. De journalist suggereert: jullie staan zo dicht bij het succes, zou het niet jammer zijn je kansen te verkijken door je achtergrond nog aan te hangen? Sneu dat de makers zich moeten excuseren voor het gebruik van gelijk welke referentie. Of het nu gaat om films uit de jaren 1930, series uit de jaren 1990, muziek uit het Midden-Oosten of die van blanke boybands, we leven in de eenentwintigste eeuw, en de producten van deze tijd zijn postmodern en vaak pastiches van wat de makers kennen. Het is onsympathiek van de journalist om de makers op zo’n slinkse wijze met een gevoel van onbehagen op te schepen over eventuele Marokkaanse of anderszins gekleurde invloeden in hun werk.

Als je hier naar tv kijkt, is dat geen weerspiegeling van wat er op straat leeft

Zeker als je bedenkt dat de makers kennelijk niet helemaal vrij waren in hun regie. In P-Magazine vertelt Fallah over de samenwerking tussen hem, El Arbi en Sakaleropolus: ‘Noem ons maar drie handen op één buik. We zitten alle drie op dezelfde golflengte. Als het al botste, was het met Acht. Zij wilden dingen die wij niet wilden en omgekeerd. Zo drongen ze toch aan om het wat multicultureler te maken, want op den duur waren wij daar totaal niet meer op gericht. Ze vonden die allochtone invalshoek net ons sterke punt. En het is inderdaad nodig om ermee te lachen. Als je hier naar tv kijkt, is dat geen weerspiegeling van wat er op straat leeft. Je moet kunnen laten zien dat je met stereotypes kunt lachen.’ Met andere woorden: you’re damned if you, and you’re damned if you don’t. Dat moet verwarrend zijn.

COOL... BLOEDERIG!

Maar jongens kennende ga je daar niet te lang over piekeren, en zet je een vrolijk deuntje op, pakweg ‘It’s not unusual’ van Tom Jones (een verwijzing naar de serie The Fresh Prince of Bel Air?), om er dan een potje onnozel op te dansen. Dat doen ze ook ergens tussendoor in Bergica, met bebloede gezichten. Ik moet zeggen, het gebruik van namaakbloed in Bergica is geniaal. De perfecte hoeveelheden, de juiste fake tint. Mensen met een mediterraan temperament bloeden kennelijk karmozijner.

Zoals in de sketch over de lente. Een jongeman heft een ongecompliceerd gedicht aan, snuivend aan een bloemetje: ‘Ah, de lente, vogeltjes in bomen – gebekt, gevederd – zingend over lentedromen…’ De scène verandert plots in oorlogsgebied, en je begrijpt: dit is Midden-Oosters terrein, het zijn niet meer de vogeltjes die fluiten, maar kogels om de oren van de jongeman, maar hij zet zijn gedicht verder. Het is bijlange geen Van Ostaijen, maar er is sprake van een zeker metafysisch spel met woorden: ‘Gebakken stenen aan mijn tenen – krak krok – versierd met puin, paradijselijke tuin…’ Zowaar, een sluipschutter heeft onze poëet te pakken, hij valt neer op de ruïnes van een gebouw, en het lachen vergaat je even. Terwijl hij daar in stilte ligt, blijven bommen vallen en granaten afgaan, maar hij heft zijn bebloed hoofd plots op, en met diezelfde weemoedige wenkbrauwen, en in exact dezelfde timbre zet hij zijn lentegedicht verder: ‘Onrustige rups – groeiend bloeiend – in een stenen cocon…’ Tot hij nog een keer wordt neergeschoten: hij ziet er nu zo dood uit als een pier. Maar zie! Zijn gedicht was nog niet af. Hij kijkt terug op, bloed ophoestend, en gaat door.

Daar eindigt de sketch, maar dat is vast omdat de hele show maar vijf minuten duurt. Ik ben ervan overtuigd dat die jongen verder dicht tot er een ambulance opduikt, de verplegers met hun ogen rollend tegen de tijd dat ze in het ziekenhuis arriveren. Hij wordt vast een paar keer wakker tijdens de operatie, ook wanneer zijn hart het begeeft. Terwijl ze een paar uur later een lijkenzak dichtritsen, hoor je hem nog strofen rijmelen, zo overtuigd is hij van de schoonheid van de lente en zo hard kriebelt het in zijn onderbuik, je zou er bijna medelijden mee krijgen. De sketch gaat duidelijk over de Arabische Lente, maar het treffende zit ‘m in het feit dat de makers van Bergica erin slagen een grap te puren uit een gevoelig onderwerp. Dat is niet vanzelfsprekend. Hoopgevend is het, zijn levenswil.

UNIVERSELE HUMOR

Bergica liet ook sketches zien die me weinig zeiden, zoals de safari door Borgerhout. Of was dit net een van die ‘opgelegde’ sketches? Goed, er zal wel een publiek voor zijn. Een paar van de boeken in de reeks ‘Ik heb iets meegemaakt en ik heb er een boek over geschreven’ mogen ze wel eens opsturen, dat van Guust de Schryver (Sakelaropolus) zelf, bijvoorbeeld. De sprekende pluchen leeuw genaamd Bart, die graag het gezin op stelten zet door te stoken, is ook heel herkenbaar. Bij de Vlamingen is hij de zatte nonkel, dichter bij huis was dat misschien een tante. Wederom, universeel, zulke types.

Ja, als ik mijn favoriete momenten uit Bergica op een hoop leg, gaat het toch zelden om de allochtoon getinte grappen. Zo is er de sketch waarin een jongen middels een liedje opbiecht aan zijn vriendin dat hij eigenlijk meer verliefd is op haar snoezige hamster dan op haar: ‘Ik flash op uw hamster, ja, hij is zo gangsta.’ In aflevering 7 (‘Vlaamsch’) was ik evenwel stiekem blij voor Fallah dat hij is opgegroeid in een Marokkaans gezin, want daarin speelt hij een blondgepruikte toetsenist in een boysband, en hij zit toch keihard in da zone. Mocht hij hier naar Vlaamse normen zijn opgevoed, dan was dat vast fout afgelopen.

Ik moet zeggen, het gebruik van namaakbloed in Bergica is geniaal

Ik kan er niet aan doen, ik vraag me af hoe Bergica eruit zou gezien hebben als het trio de reeks had gecreëerd zonder rekening te houden met de wensen van die illusoire kijker die zou zitten wachten op de multiculturele noot. Had een en ander te maken met de eerder verschenen en weinig geslaagde reeks Rwina? Moest daar nog wat goedgemaakt worden? Ik was eerlijk gezegd vergeten dat het programma ooit op de buis was geweest, en vind het vreemd dat de vergelijking met Bergica zo vaak wordt gemaakt.

De makers van Bergica geven aan dat de negatieve reacties op Rwina ook voor hen veel obstakels opwierp. Programmamakers waren argwanend. Het moet gezegd, het pad van Rwina was er ook geen om te blijven bewandelen. Die reeks was te snel gemaakt en te weinig bezield. Zelfs te weinig bezield om een cultstatus te verdienen, het was anders wel cool geweest mocht er een heel Maroxploitation-genre uit de grond gestampt zijn. Mocht er als tegenreactie op de door Vlamingen gemaakte reeks een generatie van Marokkaanse artiesten zijn opgestaan die pakweg horrorfilms, komedies of westerns zou produceren op grote schaal, met weinig budget. Met een Shafiq in plaats van Shaft. Shafiq’s his name, Shafiq’s his game.

MEER DAN ZELFSPOT

Vast niet, Bergica is net iets te goed. Natuurlijk zal een deel van de inhoud van de sketchshow over de hoofden van een deel van het publiek scheren. De gepasticheerde referenties zijn daarvoor iets te pluralistisch en fragmentarisch. Mogelijks wordt dat afgedaan als ‘gewauwel van die rare Marokkanen’, maar daar zijn de makers op voorbereid, zoals ze dat onbegrip hebben verpersoonlijkt in de gidsen doorheen de afleveringen: Mo en Mo (uh, ‘respectievelijk’ Junes Lazaar en Nawfel Bardad-Daidj). Ik begrijp Mo en Mo. Ik weet niet wat ze létterlijk zeggen, want ze mompelen alleen maar in ‘mo’s’. Maar ik begrijp hen. Propz. Menig maal ben ook ik een zin begonnen in perfect verstaanbaar Nederlands, terwijl mijn toehoorders verwachtten koeterwaals te horen, dus hoorden ze ook koeterwaals.

55_Karaca_Bergica3380.jpgMij maakt het niet uit door wie welk programma gemaakt is. Als het boeit, kijk ik wel. Goed, programma’s als Bergica bieden sommige kijkers de kans eens iets anders te zien dan een eentonig, homogeen ‘anderszijn’ – wat paradoxaal genoeg de betekenis van ‘multiculturalisme’ dreigt te worden. Want een Marokkaanse schoffie is, als je de reeks uitkijkt, duidelijk meer dan iemand die op een straathoek meisjes staat na te fluiten. Hij blijkt immers tegelijk verleidelijk te kunnen dansen. Bergica overstijgt ook de ‘functie’ van zelfspottende humor om, uit zelfbehoud, zichzelf in de zeik te zetten om anderen voor te zijn. Want kennelijk waren de clichégrappen niet de eerste waar de makers aan dachten. Voor elke andere kijker zijn de sketches grappig omdat ze herkenbare situaties tot in het absurde uitvergroten. En laat dat meteen ook mijn punt zijn. Bergica is in de eerste plaats een leuk programma geworden.

Oh. Dit nog voor de jongens die de sketch met de stofzuiger ook zagen en aan het experimenteren gingen: ik hoop dat je eerst de weerstand wat lager zette, want volgens die ene klasgenoot was het kennelijk best wel een onaangename ervaring…

Öznur Karaca is stand-up comedian en gebruikt zelden drugs.