Beleid als beheer: vijf jaar Joke Schauvliege

Door Wouter Hillaert, op Tue Apr 22 2014 11:00:12 GMT+0000

Op 23 april blaast de hele cultuursector weer verzamelen op het Cultuurforum: hét uithangbord van het overlegbeleid van minister Joke Schauvliege. Deze jaarlijkse afspraak moet – bottom-up – vorm geven aan ‘een cultuurbeleid dat tien jaar verder durft te kijken’, om van Vlaanderen in 2020 een ‘culturele topregio’ te maken. Wat heeft de periode Schauvliege daaraan bijgedragen? Het relaas van vijf jaar rentmeesterschap.

De lancering van het Cultuurforum, op 25 januari 2010, was de eerste reële beleidsdaad van de nieuwe cultuurminister, ruim een half jaar na haar aantreden. Tot dan was de sfeer rond haar debuut ronduit sceptisch geweest. ‘Schouwvliegje’ was een oudbakken klucht, zo serveerde Erwin Mortier de onbekende CD&V-minister al meteen af in De Morgen. Elders werden over haar aanstelling vooral wenkbrauwen en schouders opgehaald. Ze was ter elfder ure ingebeld voor de kruimels van de regeringsonderhandelingen, had enkel voeling met amateurtoneel, en zou als ‘tsjeef’ natuurlijk vooral uit zijn op de versterking van het sociaal cultureel werk en de participatie van kansengroepen, ten nadele van de kunsten. Nog voor de minister goed en wel geïnstalleerd was, haalde ze al het journaal om de kritiek op haar persoon. Welkom in de cultuursector, dat deel van onze samenleving dat ons openheid van denken bijbrengt!

61_hillaert_peeters.jpgHet hielp niet dat Schauvliege in haar wittebroodsmaanden al meteen bijna drie miljoen euro moest besparen op de kunsten: 0,8% op de subsidie-afspraken voor 2009, en nog eens 1,9% voor 2010. Iedereen gelijk voor de schaaf! Of toch niet? Van de schaarse projectsubsidies die Bert Anciaux nog had nagelaten, ging er zelfs 3,8% af. Veel inhoudelijke argumentatie kwam daar niet aan te pas, wel een technische uitleg. En dat bevestigde dan weer de sterkste indruk die de nieuwe minister tegen had: ze miste visie. ‘Joke Schauvliege dreigt de dorpsgaragist van het Vlaamse cultuurbeleid te worden’, opinieerde Bart Caron vanuit de oppositie over haar kersverse beleidsnota 2009-2013. ‘Deze nota zal onze samenleving niet veranderen. Hij bevat namelijk geen gedachten die mij zouden verleiden om termen als bevlogenheid, visie en ambitie in de mond te nemen. De nota schetst niet meer dan een klein cultureel onderhoud.’

Mijn visie = die van jullie

Met het Cultuurforum pakte Schauvliege voor het eerst uit met een concreet antwoord. Het werd meteen het motto van haar hele beleid: mijn visie is die van jullie. Over alle schotten heen zou ze de hele sector elk jaar samenbrengen rond de zeven strategische doelstellingen uit haar beleidsnota: Duurzaam beleid, Participatie en Diversiteit, E-cultuur en Digitalisering, Competentieverwerving en -waardering, Cultuurmanagement en Culturele Economie, Internationaal Cultuurbeleid en Eco-cultuur. Rond elke uitdaging werd in het voorjaar van 2010 een ‘atelier’ geïnstalleerd, een 20-koppige denktank met experts vanuit het veld. Op 7 juni, op het eerste Cultuurforum in de Vooruit, kwamen die met elk hun ‘doorbraken’. Op een presenteerblaadje boden ze Schauvliege doorwrochte toekomstvisies en vrij concrete beleidsvoorstellen aan om van cultuur een breed gedragen, duurzame én zichzelf vernieuwende evidentie te maken in het Vlaanderen van 2020.

Vandaag is het Cultuurforum niet langer een zoemende kernreactor van gedeelde toekomstideeën, maar een sectorale studiedag

Kan ‘medebeheer’ ook een visie zijn? Met het Cultuurforum installeerde Schauvliege een beleidscultuur van dialoog, zelfbestuur en gedeelde betrokkenheid van onderuit, tegen het bijwijlen wilde top-down voluntarisme van ‘mijn voorganger’ (zelden noemde ze de naam van Anciaux). De nieuwe cultuurminister deed niet zozeer aan politiek, maar aan beleid. Ze maakte zich kenbaar als een soort rentmeester: een liberaal-christendemocratische combinatie van administrateur, controleur en beheerder, of – volgens het Algemeen Nederlands Woordenboek – ‘iemand die voor zijn beroep het zakelijke en financiële beheer voert over niet aan hem toebehorende vermogensbestanddelen’. Schauvliege was aangeduid, en dus zou ze de boedel goed runnen. Wat ze zelf vond, leek er minder toe te doen. Cultuurbeleid werd cultuurbeheer. ‘Als minister wil ik de sector denksporen en uitdagingen aanreiken’, zo lanceerde Schauvliege haar Cultuurforum. ‘Maar de concretisering en de invulling ervan moeten ook van onderuit komen. Dit Cultuurforum is dan ook een unieke kans om de schotten weg te halen, met als gezamenlijk doel een cultuurbeleid op te zetten dat tien jaar verder durft te kijken.’

Wie jaarlijks trouw op de afspraak was, heeft moeten vaststellen dat dit ambitieuze basisidee stilletjes is weggelekt uit de dagprogramma’s in achtereenvolgens Genk (2011), Turnhout (2012) en Kortrijk (2013). Vandaag is het Cultuurforum niet langer een zoemende kernreactor van gedeelde toekomstideeën, waarin beleid wordt uitgedacht, maar veeleer een sectorale studiedag waarin beleid wordt voorgesteld en afgetoetst. Een interessante studiedag, dat zeker. Op de editie van 2014 in Leuven geeft Catherine de Zegher, directeur van het Museum voor Schone Kunsten (MSK), een keynote lezing over het dagthema, de waarde van cultuur. In de namiddag bieden twaalf werksessies inzage en inspiratie rond onder meer crowdfunding, de indemniteitsregeling, sociale media strategieën, de invoering van de UiTPAS en de beleving van participatie. Informatie en presentatie primeren. Enkel over een kunstenbeleid voor families en een mogelijk Huis voor de Migratie lijkt nog bottom-up input verwacht te worden. Hét uithangbord van het beleid Schauvliege is verworden tot een schottenloos netwerkmoment.

61_hillaert_Joke_Schauvliege.jpgIn de beleidsbrief 2013-2014 van de minister stond dit vijfde Cultuurforum nochtans anders aangekondigd. ‘We blikken terug op het parcours dat we de voorbije jaren hebben doorlopen, en kijken vooral vooruit naar toekomstige uitdagingen voor cultuur en het cultuurbeleid. Het cultuurdebat dat het Cultuurforum heeft aangezwengeld, mag niet stilvallen.’ In de praktijk is enkel het oorspronkelijke atelier rond eco-cultuur langer dan één Cultuurforum doorgegaan, en heeft dat in 2013 mee geleid tot de oprichting van Pulse – Transitienetwerk Cultuur: een netwerk van culturele actoren en steunpunten dat samen met de Vlaamse Gemeenschap aan een transitie naar een sociaal-rechtvaardige duurzame samenleving werkt. Een resultaat waar de minister best trots op mag zijn, richting 2020. Maar voltrekt zich over haar andere thema’s nog veel ‘cultuurdebat’ en visionaire reflectie van onderuit? Dat durven we betwijfelen.

Woorden en daden

Misschien hoeft dat geeneens een probleem te zijn. De hamvraag is veeleer: wat is er met de actievoorstellen vanuit het Cultuurforum concreet gebeurd? Wat je Schauvliege op dat vlak alvast niet kan verwijten, is dat haar beleid incoherent is geweest. Vijf jaar lang zijn haar zeven prioriteiten het kader blijven vormen voor haar beleid, en heeft ze meerdere punten uit de ‘doorbraken’ opgepikt en uitgevoerd. Zo is er vandaag een bijgespijkerd residentiebeleid, een engagementsverklaring diversiteit en (het begin van) een structureel kruispunt-overleg rond internationaal cultuurbeleid, via de nieuwe cel CINT. De conceptnota’s ‘Groeien in cultuur’ en ‘Doorgroeien in Cultuur’ goten vele aanbevelingen uit het atelier Compententieverwerving in een strategisch beleidskader voor de komende jaren. Bovendien werden beide nota’s samen geschreven met minister Pascal Smet van Jeugd en Onderwijs, meteen ook een antwoord op de vraag vanuit het atelier Duurzaam Beleid naar meer gecoördineerd beleid. Daarnaast zijn – een stokpaardje van Schauvliege – ook heel wat onderzoeken gebeurd of geïnitieerd: naar de sociaal-artistieke methodiek, naar alternatieve financiering, naar verfondsing, naar de impact van Boekbaby’s, … Niemand kan zeggen dat het Cultuurforum dode letter is gebleven.

Twee domeinen waar Schauvliege zich wel erg actief getoond heeft, zijn digitalisering en cultureel erfgoed, vooral in combinatie.

Alleen, was het genoeg? Op minstens twee domeinen heeft Schauvliege meer verkondigd dan gerealiseerd. Over cultuur en economie klonk ze in haar toespraak op het eerste Cultuurforum bijna als een liberale minister. ‘Een subsidie zien als een verloning smoort de dynamiek van de artistieke ambitie. (…) Het huidige subsidiebeleid is té veel een deficitbeleid. Als organisaties erin slagen middelen uit de markt te halen, moet het toegestaan zijn om reserves op te bouwen met het oog op groei, grotere projecten of investeringen.’ De minister verruimde een aantal bestaande financieringsregelingen voor kleinere culturele spelers, realiseerde – met wisselend succes – het crowdfundingsplatform Boekensteun en integreerde een hoofdstuk rond ‘actief ondernemerschap’ in het vernieuwde Kunstendecreet. Maar afgemeten tegen de voorstellen van het atelier Cultuurmanagement en Culturele Economie blijft dat al bij al een mager resultaat. Onderzoek sprak dan wel tegen dat kunstenaars, creatieven en cultuurorganisaties echt nood voelen aan alternatieve financiering, toch slaat het memorandum 2014-2019 van adviesraad SARC de nagel op de kop: ‘De sectorraad begrijpt het discours rond alternatieve financiering, maar vraagt zich af of dit binnen de bestaande regelgeving wel mogelijk is.’ Kortom: vele initiatieven rond cultuur en economie blijven een kader missen, terwijl de klassieke subsidiepot tegen 2020 lang niet meer zal volstaan om alle noden te lenigen.

Ook inzake interculturaliteit blijven de initiatieven onder de maat. Niet dat Schauvliege niet beseft dat de sector achterloopt op de verkleuring van Vlaanderen. ‘We willen niet dat de cultuursector een sociologische reproductiemachine wordt’, zo sprak ze eind 2012 fors op het GEN2020-festival. ‘We willen niet dat cultuurwerkers douaniers van de ‘goede smaak’ zijn, maar dat ze over de haag kijken en die zelf systematisch wegknippen. Dat is wat we bedoelen met etnisch-culturele diversiteit als een permanent streven.’ Maar hoe het vandaag met dat permanente streven staat? Van de engagementsverklaring diversiteit blijft het verhoopte ‘sneeuwbaleffect’ uit, gaf de minister bij de parlementaire bespreking van haar jongste beleidsbrief ook zelf toe. Te weinig organisaties happen toe op de open vraag van de minister om zelf hun doelen te bepalen. Wellicht omdat het louter om symbolisch beleid gaat? Zeker, Schauvliege schreef ‘diversiteit’ expliciet in in alle vernieuwde decreten. Behalve dan in het aangepaste Participatiedecreet, zo fulmineerde Bart Caron onlangs in een stevig robbertje met de minister op knack.be. Vroeg het atelier Participatie en Diversiteit om een stuwend beleid, dan zit het vandaag veeleer in het slop. Ook in het kunstenveld zelf. Meer dan ooit vormt interculturaliteit een oranje knipperlicht. Want – aldus Schauvliege bij de start van het Cultuurforum – ‘wie wil uitgroeien tot een topregio, benut álle aanwezige talenten’.

61_hillaert_Joke_Schauvliege_(c)_Saskia_Vanderstichele_cmyk.jpgTwee domeinen– naast cultuureducatie – waar Schauvliege zich wel erg actief getoond heeft, zijn digitalisering en cultureel erfgoed, vooral in combinatie. Eind 2012 maakte ze samen met mediaminister Ingrid Lieten 11,8 miljoen vrij voor de opstart van het Vlaams Instituut voor Archivering (VIAA), een paradepaardje dat het audiovisuele erfgoed van Vlaanderen moet ontsluiten. Verder gaf de minister 600.000 euro aan de digitalisering van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten (UGent), en mocht ze een hele reeks sites inwijden: de virtuele Vlaamse erfgoedbibliotheek Flandrica.be, immaterieelerfgoed.be, georgesminne.be, jamesensor.eu, de online beeldenbank lukasweb.be en ‘het online museum’ vlaamseprimitieven.eu. Verder konden de kleinere cinema’s rekenen op een half miljoen steun voor de noodzakelijke digitalisering van hun projectoren, en kwam er een e-bookplatform. Laat 2020 maar komen.

Het cultuurbeleid van Schauvliege was er één voor het verleden en de toekomst. Specifiek binnen erfgoed zette ze met een visienota een beleid rond immaterieel cultureel erfgoed op de kaart, en verdubbelde ze de lijst van de Inventaris Vlaanderen voor Immaterieel Erfgoed met onder meer de frietkotcultuur, de Molse Lichtstoeten en de krulbolsport – tot bijna 40 elementen. Ook voor de restauratie van het Lam Gods toonde de minister een bijzondere interesse. Ze ging de werken tweemaal bezoeken, en steunde ze eind januari nog met 150.000 euro voor een verlenging van vier maand, bovenop de eerder toegekende 1,1 miljoen uit het Topstukkendecreet. Ons dierbare Vlaamse erfgoed voer wel, onder deze cultuurminister.

Het betere papierwerk

Was Joke Schauvliege niet de minister van de besparingen en de kaasschaaf? Dat hebben de media ervan gemaakt. De realiteit is complexer. Er is hard gewerkt, getuige de lange lijst verwezenlijkingen – te lang voor één artikel. Alleen leest die lijst dubbel. Aan het ene uiteinde blinken er heel concrete en zichtbare realisaties op het veld, niet zelden in de hoek van cultuurpromotie: de lancering van een jaarlijkse Kunstendag voor Kinderen, de splitsing van de Cultuurprijzen, de promosubsidies voor Rundskop in de Oscar-race, het gastlandschap voor Vlaanderen en Nederland op de Frankfurter Buchmesse van 2016, de terugkoop in Amerika van acht glasramen van de Parkabdij in Heverlee, … Het kleine werk dus, in vele gevallen amper de naam beleid waardig. Alleen lijken zulke snelle en tastbare ingrepen op sommige domeinen vooral de leemte erachter te moeten afdekken. Neem de steun aan Circuit X - een tournee-selectie voor jong theaterwerk - als ‘oplossing’ voor het spreidingsprobleem, of de genoemde engagementsverklaring diversiteit.

61_hillaert_met fadila.jpg

Aan het andere uiteinde heeft Schauvliege veel energie gestopt in veeleer abstract ‘metabeleid’, beleid rond beleid: de beoordelingsmethodiek voor kunstsubsidiëring herdenken, een (nogal vage) nota opstellen rond internationaal cultuurbeleid, nieuwe criteria inschrijven voor het Fonds voor Culturele Infrastrcutuur (FOCI), subsidieregelingen zoals het Topstukkendecreet en het Participatiedecreet vernieuwen, de opdrachten van het Kunstenloket en CultuurInvest verruimen, de kunstensteunpunten samenvoegen, structureel overleg initiëren met collega-ministers, de audiovisuele kunsten onderbrengen bij het VAF en Stichting Lezen bij het VFL, de interne staatshervorming vertalen, de praktische en juridische bepalingen van het Amateurdecreet bijstellen, … Het betere papierwerk dus, resultaat van volgehouden ambtelijk en diplomatiek overleg in de coulissen. Alleen is dat papier in sommige gevallen voorlopig ook papier gebleven. Of heeft iemand intussen nog iets vernomen van acties in het kader van het Cultureel Akkoord met de Franse Gemeenschap, dat Schauvliege anderhalf jaar geleden wist af te sluiten met haar collega Fadila Laanan, en toen als een ereteken op de borst mocht spelden? Ze droegen samen bij Unesco de Belgische biercultuur voor, maar verder?

Dat is de voornaamste bijwerking geweest van de krappe financiële ruimte waarin Schauvliege heeft moeten werken: niet zozeer de besparingsdwang, maar het onvermogen om tot echt vernieuwend beleid te komen. Naast het verse Kunstendecreet, de UiTPAS (een kortingskaart voor o.a. mensen in armoede) en de fusie van het Ballet van Vlaanderen en de Vlaamse Opera (nu Kunsthuis), kon deze minister maar weinig stenen verleggen in de steeds breder wordende bedding van de Vlaamse cultuurbeleidsgeschiedenis. Of het moeten de geluidsnormen op muziekfestivals en in cinema’s zijn geweest.

Gedwongen huishoudkunde

Al blijft natuurlijk de vraag: wie zou wel een eigen stempel hebben kunnen drukken, na het decennium Bert Anciaux? Met veel panache had deze minister een ambitieuze wildgroei gezaaid. En met droge zakelijkheid heeft Schauvliege geprobeerd om zijn duizend bloeiende bloemen terug onder controle te brengen, bij te knippen, te organiseren, te kruisen. Inclusief vergiftigde geschenken, zoals het Vlaams-Marokkaanse culturenhuis Daarkom. Het was Schauvlieges lot om op Anciaux’ vele nieuwe paden verder te begaan, en in het passeren wat kleinere paadjes af te sluiten. Het was haar lot om, als rentmeester, simpelweg de winkel op orde te brengen. Noodgedwongen was het cultuurbeleid van Schauvliege er een van ecologie en economie, in de ware zin van het woord: huishoudkunde.

Binnen de kunsten lijkt de versplintering eerder doorgezet dan ingedijkt.

Zo sprak de minister bij de start van het Cultuurforum in 2010: ‘Er is een aanzienlijke groei in budgetten geweest, die tot versnippering heeft geleid. Het is nodig hierin bij te sturen om een duurzame groei en bloei te garanderen.’ Dát is de basisvisie van haar beleid gebleken: tegen de versnippering. In die lijn sprak ze eind 2011 ook de verzamelde kunstensector toe, op de viering van 20 jaar oKo. ‘Ik ben ervan overtuigd dat het voor de toekomst van het landschap beter is te kiezen voor minder structuren die kunnen rekenen op een volwaardige financiering om hun plannen goed uit te voeren, dan voor meer structuren die ondergefinancierd worden en hun plannen niet op een degelijke manier kunnen realiseren.’ Is de minister in dat voornemen geslaagd? Ze wist het totaalbudget voor het Kunstendecreet wel met een paar miljoen te verhogen – op zich een huzarenstukje – maar eindigt vandaag, na de recente tweejarige ronde van 2014, met 283 structureel gesubsidieerde kunstenorganisaties, terwijl ze er van Anciaux ‘maar’ 278 erfde. Binnen de kunsten lijkt de versplintering dus eerder doorgezet dan ingedijkt. Ook de meeste musea – de afgelopen vijf jaar uitgebreid met het STAM, het MAS en museum M – weten sinds hun structurele subsidieronde in 2013 wat onderfinanciering is. Voor hen is de beloofde extra financiële input er niet gekomen. Zij kregen het verdict: ‘even veel geld voor meer spelers’, in plaats van ‘meer geld voor minder spelers’.

Op andere vlakken bleek ‘tegen de versplintering’ wel een volgehouden principe, pro overleg en samenwerking in krappe tijden. Zo riep Schauvliege zeven regionale expertisenetwerken voor cultuureducatie in het leven, en negen projectinitiatieven voor intergemeentelijke samenwerking voor cultuurprogrammatie en -communicatie, allemaal bedoeld voor meer overleg op lokaal en regionaal vlak. Ook de kunstensteunpunten en de Culturele Instellingen van de Vlaamse Gemeenschap moeten nauwer gaan samenwerken – al blijft het onduidelijk wat er nu juist geworden is van de gevraagde samenwerking tussen de orkesten, naast de fusie van Opera en Ballet. Vrij consequent bepleitte Schauvliege synergie en onderlinge afstemming, in een cultuurveld dat intussen zo groot geworden is dat het zichzelf niet meer kan overzien.

61_hillaert_CD&V.jpgEn al deemsterde die cultuur van overleg en bottom-up filosofie weg uit het Cultuurforum, voor de herziening van het Kunstendecreet werkte ze juist wel met succes, tot in het parlement toe. Het kunstenveld werd medeverantwoordelijk gemaakt, en zag de meeste van zijn besognes ook daadwerkelijk ingeschreven in het finale decreet: een visietekst van de minister voor elke ronde, nieuwe steunmaatregelingen voor internationalisering, de mogelijkheid van meerjarige subsidiëring voor projecten, … Of dat vanaf 2017 ook de schotten tussen de verschillende kunstdisciplines zal doen verdwijnen, zoals de basisopzet was, wordt een ander paar mouwen. Het recente uitvoeringsbesluit leek de disciplinaire opzet van het vorige decreet veeleer te versterken dan open te breken. Wat het nieuwe Kunstendecreet echt wordt, zal zich pas uitwijzen nadat Schauvliege er wellicht niet meer op aangesproken kan worden.

Beheren is delegeren

Slotbalans? De oorspronkelijke kritiek op de aanstelling van ‘Schouwvliegje’ is alvast niet bewaarheid. Je zou zelfs kunnen zeggen dat op sociaal-cultureel werk en amateurkunsten juist bitter weinig is gefocust. Ook de besparingswoede waarvoor de eerste jaren zo werd gevreesd, is al bij al meegevallen. Natuurlijk zijn we intussen vergeten dat bijvoorbeeld de volkshogescholen een kwart hebben moeten inleveren, en valt het amper op dat het hakmes is doorgegeven aan de steden en gemeente, waar vele cultuurcentra en bibliotheken momenteel het gelag betalen. Maar de verdienste en de tragiek van Schauvliege is dat ze vooral herinnerd zal worden als ‘de minister die minder bespaarde dan veel van haar Europese collega’s’. In Portugal hebben ze intussen zelfs geen ministerie van Cultuur meer.

61_hillaert_met de kleine_0.jpgSchauvliege zelf groeide gestaag in haar job van rentmeester, en wist zich te profileren als een minister met extra aandacht voor het belang van cultuur voor kinderen en minderbedeelden, en met een slimme strategische aanpak tegenover zowel het veld als de politiek. Ze heeft, kortom, de winkel goed beheerd, en vooral achter de toonbank een paar lijnen en concepten uitgetekend voor toekomstig beleid. Ze werkte aan de verlaging van de drempel en de promotie van cultuur. Zelf hoefde ze niet per se in de etalage. En als ze daar van buitenaf en door de media toch in gedwongen werd, gleed kritiek makkelijk van haar af.

In essentie kwam de alom verlangde visie van Schauvliege neer op een methodiek. Zoals ‘bijsturen’ en ‘monitoren’ met voorsprong de slagwoorden bleken van haar beleidsnota, zo heeft de minister ook altijd gespeecht: zakelijk en punctueel opsommend waar haar kabinet mee bezig was, met veel klemtonen per zin. Deze minister leek het meest zichzelf bij mededelingen als ‘ik heb mijn administratie/commissies opdracht gegeven om…’ Trok Anciaux de zaken naar zich toe, Schauvliege hield van uitbesteden. Besluiten legitimeerde ze door rugdekking te zoeken bij externe adviezen, eerdere akkoorden of beslissingen in gedeeld overleg. Niet door ideologie of persoonlijk geloof, maar door beleidsafspraken. De minister stond niet uitgesproken voor een hogere zaak, maar voor management en ruggenspraak.

Schauvliege droeg wel het nodige beleidsbeheer bij, maar in veel mindere mate structurele antwoorden op prangende kwesties als interculturaliteit, spreiding, aanvullende financiering, ...

Niet toevallig waren die paar keren dat ze in het oog van de mediastorm verzeilde, bijna allemaal situaties waarin delegeren niet meer kon: toen ze zelf een knoop moest doorhakken rond de werkingssubsidies voor de kunsten, toen ze Uplace wel of niet een milieuvergunning moest geven, en toen ze koos (of gedwongen werd) om Musical van Vlaanderen toch exuberante projectsubsidies toe te kennen, tegen de adviezen in. Die keren dat, kortom, de minister echt minister moest spelen, door autonoom een juiste politieke keuze te maken. Wat in essentie een ministerieel basisrecht is, leek voor Schauvliege soms veeleer een plicht tegen wil en dank. Rentmeesters sturen nu eenmaal niet. Ze voeren uit.

Daar kan de cultuursector sceptisch over doen, maar elke analyse van de periode Schauvliege is noodgedwongen ook een zelfanalyse. Welke visie en ideeën zijn er de afgelopen vijf jaar uit het veld zelf gekomen, zonder dat het kabinet daar specifiek om vroeg? De kansen lagen er, wellicht nog meer dan onder Anciaux. ‘Mijn visie is die van jullie’ was niet alleen een manco, maar ook een invitatie tot tweerichtingsverkeer. Niets belet het veld om zelf een Cultuurforum of een Cultuurplatform te installeren, en opnieuw na te gaan of Vlaanderen wel klaar is voor de uitdagingen van 2020. Want wat Schauvliege daar de afgelopen vijf jaar aan heeft kunnen bijdragen, is wel het nodige beleidsbeheer, maar in veel mindere mate structurele antwoorden op prangende kwesties als interculturaliteit, spreiding, aanvullende financiering of de tanende positie van de individuele kunstenaar. Wat gaan we daaraan doen? Kiezen voor kunst is meer dan een kwestie van reclame. Er is vooral nood aan een breder inhoudelijk plan van onderuit, over een paar maanden te presenteren aan de opvolger van Schauvliege. Benieuwd wie dat wordt, trouwens. Het zou wel eens kunnen dat we algauw weer naar Joke gaan verlangen.

Wouter Hillaert is freelance theatercriticus en coördinator van rekto:verso.