Auschwitz is geen Europese hoofdstad

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Ik weet wel waar ik naartoe ga, denk ik, maar niet waar ik vandaan kom. Uit Brussel? Uit Vlaanderen? Uit België? Hoe maak je zoiets duidelijk aan een buitenlander? Maakt het die buitenlander wat uit? Zoveel is zeker: ik ga naar Kopenhagen. Dat is de hoofdstad van de Denen, toch? Ik bezoek er Nina, een theatermaakster die ik een goede maand eerder in Mülheim (an der Ruhr) heb ontmoet. We maakten er samen deel uit van een groepje theatermensen dat door het Goethe Institut was uitgenodigd om een aantal voorstellingen te zien. Parallel waren er gesprekken, informatiesessies, informele ontmoetingen,… met mensen die je vaak nooit meer terugziet. Een moment uit het leven van wie in de internationale podiumkunsten werkt, kortom.

Maar Nina en ik hebben contact gehouden. Zij haalt mij op in de luchthaven. Het is pas nu, geïsoleerd van de context in Mülheim, dat mij opvalt hoe Brits haar Engels is. 'Maar ik ben toch ook Brits,' zegt zij, 'het kind van een Engelse vader en een Finse moeder.' Sinds haar zevende woont ze in Denemarken. Ze is er opgegroeid, heeft er school gelopen, ging er aan het werk en werd er moeder. Je zou iemand voor minder met een Deen kunnen verwarren. Maar haar paspoort is dus Brits.

In het zevende hoofdstuk van Fort Europa laat Tom Lanoye een ondernemer aan het woord: 'De geschiedenis wordt geschreven door ideologen maar ze wordt gemaakt door mensen als ik. Moet ik mij schamen? De grootste uitvinding in de geschiedenis van de mensheid is de naamloze vennootschap. Als ons continent al een erfenis hééft, is het de naamloze vennootschap. Het doelmatig samensmelten van ongebruikte kapitalen tot meerdere eer en glorie van de organische vrede voor iedereen.'

Tegen die achtergrond speelt de Grote Europese Roman, het jongste boek van Koen Peeters (°1959). Het is een fascinerende reflectie op het gekende probleem: we weten niet (meer) wat Europa is en wat we er mee aan moeten. We zijn doordrenkt van Europa. Tegelijk is het afwezig. Het na de Tweede Wereldoorlog stap voor stap begonnen eenmakingsproject is in vele opzichten een groot succes geworden. Maar het heeft zijn glans verloren. Europa is een koud project. 'Brussel' is overal een begrip, maar dan één dat staat voor regelgeving en betutteling, voor bureaucratie en quota.

In het boek van Peeters is de naamloze vennootschap het marketingbedrijf van zeventigplusser Theo Marchand. Zijn taal is 'die van de reclame, reputatiebehartiging, relatiegeschenken'. Hij heeft een succesvolle carrière achter zich, maar evenals zijn collega's van de Europese beroepsvereniging vindt hij dat de markt 'veranderd' is (zonder dat iemand kan zeggen 'in welke richting en hoe snel') en dat daar dringend iets aan moet worden gedaan. Dat wordt een taak voor Robin, een marketeer die verstandig, loyaal, discreet en vooral ook 'single' is — zodat hij veel kan reizen. Zijn grote Europese opdracht bestaat er namelijk in om naar het buitenland te gaan en er te onderzoeken hoe men in de diverse landen marketing aanpakt of tegenover relatiegeschenken staat.

Reisgids

Meteen zijn we vertrokken voor een tour d'Europe die ons in zesendertig korte hoofdstukken, ingeklemd tussen een 'Opdracht' en een 'Envoi', alle hoeken van het oude continent laat zien. Elk hoofdstuk heeft een Europese hoofdstad als titel. Het Europa van de roman valt echter niet samen met dat van de Europese Unie: het verhaal begint met Bern en het eindigt met Ankara. Europa heeft immers nooit grenzen gehad, klinkt het, het is daar 'waar men spreekt over Europa in het nieuwe millennium'. Daarmee geeft Peeters aan Europa een vanzelfsprekendheid terug die het met de eenmaking was kwijtgeraakt. Vroeger was Europa een gemeenschappelijke ruimte die geen echte grenzen had. Vandaag is die ruimte ingeperkt tot een regelgeving voor zevenentwintig staten in functie van een economisch verhaal. De Unie heeft Europa ontvoerd en aan het zicht onttrokken. Vandaar het huidige onbehagen, vandaar de roep om verbeelding.

Op reis door Europa gaat Peeters de clichés niet uit de weg. Meer zelfs, hij bevestigt ze. Neem nu Parijs: alle vrouwen lijken er regelrecht van de kapper of van het schoonheidssalon te komen. De bezoeker heeft de keuze tussen het Louvre of de Galeries Lafayette. Berlijn is 'leeg en jong en onaf'. In Praag blijft Robin gewoon in zijn hotelkamer zitten en drinkt hij kruidenlikeur uit de minibar. In Warschau drinkt hij dan weer vodka van bizongras, 'het gras waarop de Poolse bizon heeft geplast'. Dublin wordt niet aangedaan maar er is wel het bezoek aan een concert van de bekendste Ieren: U2. België is heel eenvoudig 'het land van Dutroux'. (En dat is ook de titel van de nieuwe roman van Kristien Hemmerechts.)

De typeringen confronteren de lezer onvermijdelijk met zijn eigen beelden van een stad of een land. Ze maken deze alternatieve reisgids van Europa veel uitgebreider dan hij is: hij functioneert als een frame waaraan de lezer zijn eigen bevindingen vanzelf toevoegt. Het doet er niet eens toe of die op een fysieke ervaring berusten of niet, want ook de eenmalige of occasionele bezoeker ontsnapt niet aan een bevestiging van de clichés die hij al had vooraleer hij de stad in kwestie met eigen ogen zag.

Moleskine

Elke typering is noodzakelijkerwijs altijd een constructie. Dat begint al meteen bij de titel: Europa is géén tastbare realiteit. Het is een roman, met name één die zich wil meten met de Great American Novel, het boek dat elke Amerikaanse schrijver van enig belang in zijn leven geschreven wil krijgen. Herman Melville deed het met Moby Dick, Norman Mailer met The Naked and the Dead, Don De Lillo met Underworld. Het zijn boeken die vanuit het perspectief van de enkeling de balans van Amerika opmaken. De Grote Europese Roman doet dat ook: 'Groots en episch moet die de geschiedenis van de Europese mensheid samenvatten, maar dan vanuit het kleine perspectief van mensen die leven of werken in Brussel.' In het kader van zijn opdracht krijgt Robin van Theo Marchand een Moleskine-schriftje cadeau, om ideeën te noteren. Eerst blijft het leeg. Langzaam maar zeker vindt het echter zijn bestemming als een catalogus van woorden, citaten, bonnetjes, verslagen van ontmoetingen. Het vervangt als het ware de vroegere reispas. 'Vroeger kon je opscheppen met stempels, nu mag je het zelf verzamelen en verzinnen.'

Robin en Theo Marchand zijn in veel opzichten elkaars tegenpolen. Voor de ene, jong en ambitieus, gaat de wereld pas open. Voor de andere is het tijd om een balans op te maken. Tegelijk zijn zij heel erg elkaars gelijken. Marchand is iemand die zich in de wereld overeind houdt door hem te systematiseren. Hij legt lijstjes aan: van Griekse en Romeinse goden, van sterrenbeelden, van vogelnamen in verschillende talen. Zijn postzegelverzameling gooit hij op zijn oude dag echter weg. Robin vist ze op uit de papiermand en begint nu op zijn beurt lijsten aan te leggen. Het is een gewoonte die hij met de auteur zelf gemeen blijkt te hebben.

In de 'Opdracht' die de roman opent, schrijft Peeters dat hij zijn roman in de vorm van 'het periodiek systeem' heeft opgevat. Hij verwijst daarbij evenwel niet naar Mendeljev, maar  naar het gelijknamige boek van Primo Levi, waarin elk element een hoofdstuk is. Robin noteert later in zijn schriftje niet toevallig een zin uit dat boek waarin Levi vertelt dat hij 'op zoek was naar gebeurtenissen, bij mijzelf en bij anderen, die ik bij elkaar wou zetten in een boek, om te zien of ik buitenstaanders een indruk kon geven van de sterke, bittere smaak van ons beroep'. Aanvankelijk is zijn schriftje neutraal, niet meer dan een gewoon boekje, maar al snel wordt het een Groot Europees Boek, een almaar uitdijend 'heelal van woorden, verder en sneller, zoals het echte heelal'. Naar het einde van het boek toe is het een Grote Europese Roman geworden, een periodiek systeem van Europa, terwijl het helemaal op het einde, in het 'Envoi', toch weer 'een klein Brussels boekske' heet te zijn.

Definitie

De Grote Europese Roman is in belangrijke mate een poging om Europa te definiëren. Elk doet daartoe een poging op zijn manier. Theo Marchand houdt niet van folklore, van wat hij noemt 'het romantische gedoe van de naties' met een 'zogezegd gemeenschappelijk verleden'. Voor Robin is het in de eerste plaats 'de gedachte van wat het zou kunnen zijn'. 'Het zijn correcties op correcties,' bedenkt hij, 'lauw en ingewikkeld.' Is Europa een verhaal van staten of van volkeren? In Luxemburg ontmoet hij een man die hem erop wijst dat er dertig soorten rood bestaan, maar dat alle Europese vlaggen hetzelfde soort rood gebruiken. Kan er een systeem worden ontwikkeld waarmee de landen kunnen worden gevat? Een tabel die alles verklaart? Theo Marchand heeft de stamboom van de Indo-Europese talen uit het hoofd geleerd, een 'geheime pantomime van takken die groeiden en afsplitsen'. Het is het verhaal van volkeren die voortdurend naar een balans hebben gezocht, naar nieuwe (machts)evenwichten en zwaartepunten. In Berlijn botst Robin op een groepje mensen die elk hun hoogstpersoonlijke verzamelobsessie hebben: prentkaarten, fotokopieën van dassen, herinneringen aan de DDR. In feite verzamelen ze gewoon zichzelf, bedenkt hij. Hij heeft het over folksonomy, of het nieuwe, onaffe museum voor volkskunde van Europa. Zelf is hij niet anders: 'Europa is voor mij een reeks namen van mensen, rekeningen en kaartjes die ik bewaar. Dit is mijn geschiedenis, mijn aardrijkskunde. Steden zijn plaatsen waar we worden wie we zijn.'

_Nina heeft een zoontje van negen: Sofus. Dat is de mannelijke vorm van Sofia. Klinkt logisch, vele namen hebben zowel een mannelijke als een vrouwelijke vorm, maar vreemd genoeg schijnt deze mannelijke variant enkel in het Deens voor te komen. Ook Sofus heeft een Brits paspoort. Zijn moeder spreekt Engels tegen hem. Meestal antwoordt hij in het Deens, de taal van zijn vader, een Deen. Met zijn drieën gaan we naar de zoo. Sofus wil aanvankelijk niet antwoorden op de vragen die ik hem stel. Tegen Nina spreekt hij alleen maar in het Deens. Tot het moment waarop zij naar het toilet gaat, en hij mij in het Engels aan de hand van de plattegrond van de zoo begint uit te leggen wat hij vervolgens nog wil gaan zien. Als Nina terugkomt, schakelt hij weer over op het Deens.  _

In de Grote Europese Roman vraagt Robin zich af of we elkaar wel ooit verstaan. 'Wie beheert de talen als we elkaar slordig ontmoeten in stations, vliegtuigen en op conferenties? Is een vreemde taal spreken meer dan een andere jas aandoen?' Na vijf dagen Kopenhagen ben ik moe. Ik heb voortdurend Engels gesproken met mensen rond mij die een taal spreken waarvan ik de geschreven vorm nog wel enigszins kan volgen, maar die ik voor geen woord begrijp als ze gesproken wordt. Al heeft dat ook voordelen. Koen Peeters schrijft hoe vreemde talen als koude lichamen voelen. 'Net zoals omleidingen of technische problemen zijn ze wellicht bedoeld om ons trager te doen lopen, om beter te luisteren, misschien ook om ons blijvend te voeden met vervreemding.'

Wie we zijn hangt af van waar we zijn en met wie we praten. In Brussel ben ik een Brusselaar. Vlaming voel ik mij toch vooral in Nederland, zeker in een café waar ze meteen in het Engels reageren als je met een Zuidnederlands accent bestelt. Belg voel ik mij in Frankrijk. En waar kun je je meer Europeaan voelen dan in Amerika?

Zakenleven

De Grote Europese Roman is ook de roman van het hedendaagse Europese zakenleven. Het beschrijft de wereld van globalisering en uniformisering, van marketingcongressen, taxiritten en toevallige ontmoetingen in hotels of luchthavens. De hele wereld wordt er geanalyseerd en veroverd in termen van personality marketing, customer value, competitive intelligence, performance dashboards, management tools, activity based costing, preferred suppliers, enzovoort. Tussen al die zakelijke onderwerpen door wordt geleuterd over 'nieuwe smaken in chips, het zelf scannen in Delhaize en de laatste roddels bij de VRT'. In die wereld wordt elke bewaker Onslow genoemd en heeft de receptioniste (steevast -e) misschien wel het meeste macht, want zij houdt 'de hoorn vast waarin alle mannen van de wereld op haar moeten wachten'. Robin werkt in een sector die bevolkt wordt door mensen die elke zin met 'ik' beginnen, maar waarin elke 'ik' ook op de ander lijkt: jong, intelligent, succesvol en eigenlijk in het bezit van alles... behalve een vrouw en een kind. Het optimisme overheerst er dat alle mensen broeders zullen worden — nog maar eens. Contacten gaan er nooit diep, of zijn inwisselbaar. Mensen spiegelen elkaar in doorzichtige manoeuvres, waarbij ze bewegen als schimmen 'op radarschermen die WOEP WOEP naderen en dan zijn we weg, WOEP WOEP, en niemand zal ons ooit herkennen of missen.'

Ruis

Tegen beter weten in geloven deze marketeers dat hun 'curven, assenkruisen, vlekdiagrammen' de werkelijkheid vormen. Uiteindelijk valt hun geloof echter aan diggelen, omdat de realiteit om de hoek komt kijken. Dat gebeurt op twee manieren. In de eerste plaats wordt ze via het verleden opgeroepen, meer bepaald via het verleden van Theo Marchand. Niets kan immers verdwijnen. 'Want als je echt iets wilt vergeten, noem je het toch en staat het midden in de aandacht.'

Terwijl Robin de hoofdsteden aandoet, krijgt de oude Theo Marchand steeds meer last van 'een soort ruis, een verleden dat maar niet als afgedaan beschouwd kon worden'. Juist hij, die altijd alleen maar een zakenman wilde zijn en niets met 'die oude histories' wilde te maken hebben, blijkt van oorsprong een Litouwse Jood te zijn. Zijn verleden is de holocaust. Vanaf dan krijgt zijn definitie van Europa een andere kleur: de kleur van de dood. 'Europa,' zegt hij, 'dat zijn de namen van de doden op onze gezamenlijke kerkhoven.' De Europese geschiedenis is één lange stoet van veroveringsoorlogen, van 'bergen haar, hopen brillen, stapels schoenen'. Volkeren stonden naties in de weg. 'Elk land is een ontkenning van een volk en overal van het ene naar het andere zwerven de opgejaagde mensen.' Het is een zware erfenis.

Onder impuls van Marchand verdiept Robin zich in de holocaust. Op de landkaart zoekt hij Auschwitz op. Nee, bedenkt hij, dat is geen Europese hoofdstad. Maar juist door dat zo nadrukkelijk te stellen, wordt het dat natuurlijk wél. Auschwitz is een imaginaire hoofdstad omdat ze de plaats is van waaruit Europa onherroepelijk anders over zichzelf is moeten gaan denken. Je zou kunnen stellen dat Auschwitz misschien wel de échte hoofdstad van Europa is.

De realiteit dringt zich ook nog op een tweede manier op: als de manifestatie van een diep, onvervuld verlangen onder de oppervlakte van het snelle en succesvolle zakenleven. Een leegte gaapt. De Grote Europese Roman brengt niet alleen het verhaal van een Europese rondreis in functie van een te schrijven rapport, voor Robin is het evenzeer een queeste naar de grote liefde. Dat loopt niet van een leien dakje. Anders dan vroeger wordt het voor mensen steeds moeilijker om contact te leggen. Als niets moet en alles mag, gebeurt er immers niets. Overal waar hij komt zoekt Robin naar 'het elektrische gesprek'. Er wordt gezocht naar open-hartigheid, geknipoogd naar seks. 'We willen allemaal toch zo graag tonen dat we beschaafd zijn, behalve soms in bed.' Even overweegt hij om het allemaal vrijblijvend te houden, maar dat lukt niet. 'Omdat het gevoel erin kruipt natuurlijk.' Het resulteert, geheel in de lijn van het taalgebruik in de hedendaagse glossies, in een zoektocht naar 'een echt gesprek': een gesprek 'dat ons zacht schramt' en dat 'uitdagend' is, soms 'erotiserend' en 'altijd persoonlijk'. Ook inzake relaties heerst het denken van de markt: wie net een echtscheiding heeft doorgemaakt, krijgt te horen dat er een 'wisselmarkt van nieuwe kansen' opengaat.

Brussel

In de bezoekersgids van de tentoonstelling A vision for Brussels, die deze zomer in het Paleis voor Schone Kunsten te zien was, schrijft Alain Deneef, de voorzitter van het Fonds Europese Wijk, dat Brussel een 'fractal' van Europa is. Het 'reproduceert op kleinere schaal de karakteristieken van het hele Europese project.' Hij hekelt daarbij de chaotische ontwikkeling, de brutale stopzettingen en ongebreidelde uitbreidingen, maar ook hoe plaatselijke overheden er de centrale overheid verzwakken. Brussel is in dat opzicht een spiegel van Europa. Het verwondert dan ook niet dat Brussel in de Grote Europese Roman zowel de uitvalsbasis als het uiteindelijke punt van terugkeer vormt. Marchand NV houdt kantoor op de Louizalaan. Robin ontmoet zijn toekomstige partner Esther aan de voet van de Vesuvius, maar het is pas twaalf jaar later, bij een weerzien in een Brussels zwembad, dat zij elkaar werkelijk vinden.

Intussen is de wereld erg veranderd. Terroristen hebben de Twin Towers vernietigd en van de opwinding die ontstond bij de introductie van de euro blijft niets dan 'verveling' over, 'vervreemding zelfs'. In het bedrijf zijn ontslagen gevallen. Ook de werkomgeving is anders: als Robin zijn rapport presenteert, blijken al zijn oude opdrachtgevers door nieuwe vervangen. Theo Marchand is niet meer de baas en het bedrijf is opgegaan in een groter Europees geheel. Verdwaald in zichzelf maakt de oude patron een wandeling door Brussel. Hij stapt daarbij van de Hallepoort naar de Vlaamse Poort en dan vervolgens richting Kruidtuin de hele kleine ring af, een 'traject in de vorm van een hart'. Hij is tot het besef gekomen dat hij niet meer is dan een koffertje vol waardepapieren. 'Wij bestaan niet, dacht hij. Als we praten, bestaan we even, daarna niet meer.'

Zo lijkt het boek te zullen eindigen in mineur. Het allerlaatste woord is echter gewijd aan de vogels, die 'de echte internationalen, de handelsreizigers, de vertegenwoordigers' zijn. Marchand heeft ze zijn hele leven geteld en geordend, in verschillende talen. Het is zijn houvast geweest. Ook Robin heeft ze in zijn schriftje opgenomen. Koen Peeters wandelt door Brusselse wijken en bestudeert de straatnaamborden met vogelnamen. Praat met de vogels, luister naar hun verhaal. Een mens, zo staat in het 'Envoi' te lezen, kan daar veel van leren.

Nina is uit de videotheek teruggekomen met Babel_. Ik heb de film al eens gezien, maar ik wil hem graag terugzien. Er zijn enkel Scandinavische ondertitels. Vreemd toch hoe men Amerikaanse films overal in Europa andere combinaties van ondertitels geeft. Je hebt het raden naar het waarom van die combinaties. Engels is er vaak niet bij._

We bekijken de film met Deense ondertitels. Ik vind dat helemaal niet erg, want juist doordat ik niet precies versta wat ze zeggen, kan ik mij beter op de structuur en het acteren concentreren. Ik vraag Nina wat ze van Brad Pitt vindt. 'Ik vind hem eigenlijk wel een goede acteur', zegt ze. 'Het hangt er heel erg van af hoe hij wordt ingezet.'

Na de film vraagt ze waar Babel volgens mij over gaat. Ik zeg dat hij de achterkant van de globalisering toont. Een Amerikaans koppel reist door een adembenemend mooi Marokkaans landschap. Het is snikheet, maar hun cola moeten ze ongekoeld drinken: je weet immers niet wat er in het water van de ijsblokjes kan zitten. Dan valt er een schot. Het komt uit de loop van een geweer dat wordt afgevuurd door een Marokkaanse jongen die het heeft van zijn vader, die het kocht van een buur, die het kreeg van een Japanner, die het hem gaf als herinnering aan een jachtpartij.

Je zou voor minder kunnen zeggen: laten we toch maar liever allemaal op onze eigen plek blijven, het is zo al moeilijk genoeg. Maar dat kan dus niet meer.

Nina ziet in de eerste plaats het onvermogen tot communicatie. 'Deze mensen praten wel met elkaar,' zegt ze, 'maar er wordt niet geluisterd.'

Ergens halfweg de Grote Europese Roman oppert Robin de gedachte: 'Talen sterven toch uit, dat horen we overal vertellen in de grote globale wereld. Binnen tweeduizend jaar spreken we allemaal dezelfde taal. Zullen we elkaar dan begrijpen?'

Koen Peeters, Grote Europese Roman, Meulenhoff/Manteau, Antwerpen/Amsterdam, 2007.